Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.74 MB)

Scans (6.44 MB)

XML (1.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1962)–P.N. van Eyck–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 437]
[p. 437]

P.C. Boutens: Morgengedachten op den vijftigsten Geboortedag van Wilhelmina van Oranje-Nassau, Koningin der Nederlanden, 1930.

In uitvoering van betaalde opdrachten gelegenheidsgedichten te schrijven, heeft in beginsel niets tegen, mits de dichter, wanneer van hem niet enkel een spel van zijn fantasie, maar het uitspreken van gevoelens en gedachten gevraagd wordt, ook werkelijk de zijne uitspreekt. Boutens heeft dit zo sterk beseft, - hij is zich daarbij zozeer bewust geweest hoe zijn optreden als vertolker van het Oranjelievend hart der Natie juist van hem, die de dichter vroeger als een aan de samenleving wezensvreemde ‘paria’ beschouwde, verwonderen kon, dat de hele opzet van zijn Morgengedachten door dit besef bepaald werd, het gedicht zelf vóor alles een verklarende en rechtvaardigende verdediging van zijn eigen bestaansrecht geworden is.

Morgengedachten is opgebouwd uit drie, door het slot van de eerste en de tweede duidelijk onderscheidbare afdelingen van tien, dertien en tien vierregelige strofen. De eerste afdeling legt door een beknopt overzicht van Boutens' innerlijke ontwikkeling uit, hoe diens vrije, boven-nationale geest door de oorlog en zijn gevolgen in een nationaal voelende, door dat gevoel aan zijn land gebondene veranderd is. De tweede duidt aan, op welke grond dat nationaal gevoel zich tot liefde en eerbied voor het Oranjehuis verbijzonderde: uit het Wilhelmus, immers, leert de dichter, hoezeer deze verbeelde zelfuitdrukking van de eerste Oranje-Nassau tegelijkertijd de schone uitdrukking van het beste in het Nederlandse volk zelf was, en hoezeer in dit ‘verband’ een blijvende bevestiging der wederzijdse verknochtheid van volk en vorstenhuis ligt. De derde afdeling ten slotte - tweede verbijzondering, nu van deze verknochtheid - omschrijft de aard van Boutens' liefde

[pagina 438]
[p. 438]

en eerbied voor de huidige vertegenwoordigster van het Oranjehuis, Koningin Wilhelmina persoonlijk.

Deze laatste en beslissende rechtvaardiging van Morgengedachten is de zwakste. Zijn eigen geest, ons land, het Wilhelmus, Prins Willem, zijn voor Boutens levende werkelijkheden. Met Koningin Wilhelmina staat het anders. Na als grondslag van zijn liefde en eerbied ook voor deze het door Prins Willem gelegd verband tussen volk en vorstenhuis aangewezen te hebben, erkent Boutens in haar slechts het tegenover de vergankelijkheid van haar individuele onderdanen ‘eeuwig wederkeerend’ lid van haar geslacht, welks eigen persoonlijkheid hier dus niet, welks symbolische betekenis hier dus alles ter zake doet; ziet hij in haar, als koningin, vervolgens niet de vorstin die zij onder onze parlementaire regeringsvorm nu eenmaal is, maar een gedroomde vorstin, die haar ‘dienaren’, d.w.z. haar verantwoordelijke ministers, de leiders der door Boutens smadelijk verachte politieke partijen, zou laten ‘bedillen’, en ‘over’ maar ook ‘met’ ‘de kern Uws volks’ - waartoe die dienaren dus volgens Boutens blijkbaar niet gerekend mogen worden - inderdaad ‘regeeren’ zou: ziet hij haar dus als een op de symbolische betekenis van het Oranjehuis en op zijn eigen persoonlijke afkeer van het politiek bedrijf dezer dagen berustende, in de werkelijkheid echter niet verwezenlijkte staatkundige ideaalvoorstelling.

Zo blijkt ons in Boutens' gedicht juist de vrouw, te wier ere het geschreven werd, geen levende, om haars zelfs wil beminde, persoonlijke werkelijkheid, steunt zijn rechtvaardiging, althans ten dele, op een óngerechtvaardigde fictie. Op het gedicht als zodanig heeft dit een veronzuiverende invloed gehad. Allereerst op de tweede afdeling. Ware Boutens' verachting voor onze democratische politici in zijn visie op Wilhelmina's verschijning, en dus tevens in de opzet van zijn gedicht, een minder gewichtig element geweest, had hij zich onbelemmerd in de stemming van de

[pagina 439]
[p. 439]

zomeruchtend voor zonsopgang, waarmee deze afdeling begint, kunnen inleven, - hij zou de schrille, dichterlijk onverdedigbare verscheuring van deze stemming door de strofe over de ‘politieke kermiskramen’ ongetwijfeld niet bedreven kunnen hebben. Ook andere details wijzen erop, dat hij zich die stemming onder zijn dichten niet volkomen eigen vermocht te maken. Reeds bij de eerste strofe van de tweede afdeling kan men vragen, of deze hele beschrijving van de in zijn ‘diaphane stilte’ gekarakteriseerde uchtend wel toeliet, de zee van de stad uit ‘hoorbaar’, laat staan ‘zwoegend’ hoorbaar te noemen. Evenzo is het woord ‘straalt’ als uitdrukking van het eerste daglicht vóor zonsopgang zeker niet ‘gezien’ en lijkt mij ook het klinken van het Wilhelmus in dit prille uur niet voldoende geloofwaardig.

Noodlottiger is de opzet van het gedicht voor de derde afdeling. Onvermijdelijk, want kon de Koningin slechts als eeuwig en onpersoonlijk ‘symbool’ en als in de werkelijkheid niet bestaande belichaming van een staatkundige ideaalvoorstelling bezongen worden, dan moest de gevoelswaarde, het element van de warme, stromende ontroering zwak, moest de dichter onmachtig blijven, dat levende, onmiddellijk inslaande woord van liefde te vinden, dat alleen de innerlijke betrekking van mens tot mens, ook al is de ene een vorst en de andere een onderdaan, hem had kunnen geven. In het begin der derde afdeling, onder de invloed van het Wilhelmus en de figuur van ‘de Groote Zwijger’ nog uit de voorraad van zijn eigen persoonlijke zielsvoorstellingen puttend, was hij tegen het eind niet langer in staat de gemeenplaats te vermijden en zich boven de in zekere mate gesublimeerde verjaarspreek te verheffen. Zelfs technisch is deze derde afdeling het minst bevredigend. Dat een Boutens hier onder zijn zesvoetige verzen twee vijfvoetige toeliet, dat hij plaatsverwisselingen als ‘het onnoozle doen en het verstandge willen’, dat hij, op de tegen het slot sterker wordende dreun van zijn vers-

[pagina 440]
[p. 440]

maat, en vlak na elkander, evenwijdige omzettingen als ‘dat hij hier gaat voorbij’ en ‘dat Gij niet gaat verloren’ nodig had, lijkt mij, hoewel retorische wendingen of beeldvermengingen ook in de andere afdelingen niet ontbreken, op zich zelf reeds een bewijs, dat zijn dichterlijke aandacht onder het schrijven van dit derde gedeelte verslapte.

Zonder verdiensten is een gedicht van Boutens niet denkbaar. Boutens heeft een toon, die hij naar goeddunken schijnt te kunnen aanslaan. Hij heeft een techniek, waarover hij vrijelijk schijnt te kunnen beschikken. Voor zijn persoonlijke gedichten niet altijd onschadelijk, is deze vaste beschikbaarheid van toon en techniek bij het schrijven van gedichten als Morgengedachten een voordeel: danken zijn verzen haar een zekere distinctie, en zelfs een zeker gezag dat, enerzijds ook het minder geslaagde soms een onverdiende rechtvaardiging dreigt te geven, anderzijds echter ook voor dat minder geslaagde de handhaving van een door anderen onder dezelfde omstandigheden niet bereikbaar niveau waarborgt. In zijn geheel een knap, interessant, evenwichtig gebouwd en bezonnen vol gehouden, maar desondanks onbevredigend werkstuk, bevat Morgengedachten in zijn overzicht van Boutens' eigen innerlijke ontwikkeling, zijn beschrijving van de zomeruchtend, zijn passage over het Wilhelmus allerlei beelden, verzen en strofen die ik met bewondering gelezen en herlezen heb.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Morgengedachten op den vijftigsten geboortedag van Wilhelmina van Oranje-Nassau, Koningin der Nederlanden


auteurs

  • over P.C. Boutens


datums

  • januari 1931