Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De jacht op de spiegel (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van De jacht op de spiegel
Afbeelding van De jacht op de spiegelToon afbeelding van titelpagina van De jacht op de spiegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

Scans (28.60 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De jacht op de spiegel

(1952)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 185]
[p. 185]

XXXI

‘Ouwe zeur,’ zei Jock binnensmonds. Wat deed het er toe, dat alle kwartjes in centen waren veranderd! De Kristallen Dame kende gevaarlijker toverkunsten. ‘Ik moet naar het dak,’ dacht hij. ‘Ik moet naar Marlotje,’ en hij riep: ‘Is dat paleis nu omsingeld ja of nee? Kan ik gaan?’

‘Voorzichtig...’ fluisterden de moeders uit de schaduw van de rhododendronstruiken. ‘Ze kan iedereen betoveren... 's Nachts, als de maan verdwenen is...’

Over een half uur zóu de maan verdwenen zijn, dan zou hij achter de bruine beuk staan. Met wapperende zilveren haren rende Jock langs de zijmuur van het gebouw, langs op wacht staande honden, kijkjonkers, katten, paarden... naar het bordes met de brandladder.

Maar toen Jock de treden van het bordes was opgestoven, bleef hij stokstijf staan. In de hoogte, tegen de gevel van het paleis, was iets heel eigenaardigs te zien... Daar, aan het bovenste deel van de - helemaal met clematis en kamperfoelie begroeide - brandladder, vlak bij de dakgoot, hing het spookpaard met Dolle Dorus op zijn rug!

‘Ha, ha!!!’ riep de roverhoofdman honend. ‘Ben jij daar, jongetje van de maan! Net een beetje te laat, hè! Jij mag straks de ouwe juffrouw van het dak halen, maar ík haal de spiegel! Míjn spiegel, begrijp je? Hup, Egidius!’

‘Jij zegt maar: hup!’ mopperde Egidius. ‘Jij hebt geen pootvleugels, die tussen de kamperfoelie haken...’ Moeizaam wurmde het dier eerst zijn voor-

[pagina 186]
[p. 186]

pootvleugels los, en toen zijn achterpootvleugels, en toen wéér zijn voorpootvleugels; en toen zei Dolle Dorus nog eens ‘Hup!’ en toen zei de brandladder ‘Krak!’ en tuimelde met een heel stuk muur vol clematis- en kamperfoelieranken op het bordes, en toen wás er geen brandladder meer...

Egidius en Dolle Dorus, die met de brandladder mee naar beneden waren gekomen, briesten en gilden van schrik. En de baron, die bij al zijn angst en verwarring toch nog een beetje grappig wilde wezen ook, zei: ‘Natuurlijk, zo'n ding is berekend op mensen, niet op paarden...’

‘Wat een tóestand, wat een tóestand,’ lamenteerde de koe. ‘Hoe komen we nu op dat vervlóekte dak?’

‘Vergiffenis!’ jammerde Dolle Dorus, die door de schok ineens een beter mens was geworden. Hij riep met trillende stem, dat hij geen rover meer wilde zijn, dat hij knecht wilde worden in de broodwinkel De suikervlinder, dat hij cadetjes en halve maantjes en gemberbolusjes wilde bakken, zijn hele verdere leven lang... Maar niemand lette op wat hij zei. Alles blafte, mauwde, hinnikte, huilde en gilde door elkaar. ‘We hebben nog maar acht en twintig minuten! Over acht en twintig minuten is de maan verdwenen, dan verandert ze Marlotje en iedereen, die haar te na komt, in een braadpan!’

Jock dacht: ‘Wat maken ze hier op aarde toch van alles een drama. Moet je dat misbaar horen!’, en hij baande zich met zijn ellebogen een weg door de menigte en riep: ‘Opzij, huilebalken! Ik ga wel binnendoor naar het dak!’

[pagina 187]
[p. 187]

Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan, want alle luiken en deuren van het paleis zaten potdicht.

‘De keukendeur!’ schreeuwde de giraffe, maar toen hij en Jock daar aankwamen, bleek ook díe toegang versperd te zijn, de chef-kok had haar aan de binnenkant gebarricadeerd met de schatkist, het fornuis en de frigidaire.

Terwijl Jock en de giraffe onder gesmoorde kreten de keukendeur probeerden open te trappen, scheerden een vleermuis en twee nachtuilen laag over het paleisdak.

‘We zien Marlotje!’ riep de vleermuis. ‘Ze zit op het platje naast de etensbel. Ze heeft zich verschanst achter een berg lege bloempotten...’

De nachtuilen krasten iets tegen elkaar; hun gele, schietschijfachtige ogen staarden één seconde in ontzetting over de daklijst en verdwenen toen weer. ‘We zien een groene veer... We zien een diadeem zonder hoofd... We zien een mantel zonder mens... We zien níet de Kristallen Dame zélf, maar we zien wél de kleren, die ze draagt. Ze houdt de rose kartonnen doos met de spiegel in haar handschoenen...’

‘Oei, oei...’ jammerde de koe tegen Pang en de witte muis op haar rug. ‘Hoe moet dat mens zich nu wel vóelen?’ Toen bleef ze staan, en wees met een bibberende voorpoot schuin naar boven, naar het platje met de etensbel, waar - boven een soort lage, gekanteelde borstwering - het hoofd van Marlotje zichtbaar was geworden.

Het oude vrouwtje gluurde heel voorzichtig naar beneden. Toen ze Jock en de dieren herkende, riep ze

[pagina 188]
[p. 188]

‘Pst!’ en begon tekens te geven, en allemaal gaven ze tekens terug, en Marlotje krabbelde een briefje op het binnenzooltje van haar pantoffel, en gooide dat naar Jock, en Jock las: ‘Doorzichtig mens sterker dan ik. Kan alléén spiegel niet veroveren. Breng alle dieren mee. Neem brandladder naar het dak.’

Neem brandladder naar het dak? Maar er wás immers geen brandladder meer.

En Marlotje zat daar maar alleen... En als de maan straks weg zou zijn, konden er de vreselijkste dingen gebeuren. Zo vlug hij kon, rende Jock, die nu toch werkelijk angstig was geworden, terug naar het bordes, en trachtte zich omhoog te hijsen aan de kamperfoelieranken. Maar de kamperfoelieranken braken af. Hij probeerde uit de top van de bruine beuk het dak te bereiken. Maar de sprong mislukte; hij viel en bleef met een gescheurd jasje hangen aan een tuinparasol. Hij stormde weer op het paleis af en beukte met zijn vuisten op de luiken en op de vensters van onbreekbaar glas, hij trapte tegen de ijzerhouten deuren, hij rammeide de hoofdpoort, hij probeerde zich naar binnen te wringen door een schietgat... Zijn gezicht zat vol schrammen en zijn handen bloedden. Wat gaf 't of ratten, spinnen en muizen bij honderden langs de paleismuur omhoog klommen? Wat kon de afdeling zwarte katten, die juist de dakgoot had bereikt, uitrichten? Alleen híj kon de Kristallen Dame de spiegel afpakken, alleen hij - als maanmens - had, misschien... een redelijke kans haar te verslaan. En het moest allemaal zo snél gebeuren; vóór de maan onderging moest hij - mét of zónder spiegel, maar in elk geval mét

[pagina 189]
[p. 189]

Marlotje - weer van het dak af zijn. Laat die witte muis dan toch de luiken van de appelkelder openknagen! Laat die dikke duizendpoot door het luchtrooster glippen, en de paleispoort voor me ontgrendelen! Heeft hij poten of heeft hij géén poten? Zien jullie dan niet, dat de maan al bijna weg is? Ik móet naar het dak, binnendoor of buitenlangs! In zijn ellende was Jock weer teruggedraafd naar de achterkant van het paleis, waar, heel in de hoogte, Marlotje in nood verkeerde.

‘Buitenlangs,’ klonk plotseling heel rustig haar stem, en toen Jock verrast naar boven keek, zag hij hoe ze - ver over de borstwering hangend - een vreemd soort lijn omlaag liet zakken. Waar ze eerst nauwelijks ‘Pst!’ had durven roepen, scheen ze nu, door de aankomst der spinnen, ratten, muizen en zwarte katten op het dak, moed te hebben gevat, ze durfde tenminste weer te praten. ‘Ze vertellen me,’ riep ze, ‘dat de brandladder is bezweken. Ik heb alle sokken uit mijn hengselmand aan elkaar geknoopt. Gebruik ze als klimtouw. Het uiteinde zit stevig vast aan het afdakje van de etensbel.’

‘Het zijn ónze sokken!’ zeiden de kijkjonkers. Hun angst maakte plaats voor een gloeiende verontwaardiging. ‘Het zijn onze goeie zijden sokken!’ Maar toen niemand een blijk van meeleven gaf, tuimelden ze terug in hun staat van starre ontzetting. Wat er verder ook mocht gebeuren, hún wereld was al ingestort.

‘De ratten, de spinnen, de muizen en de zwarte katten zijn al op eigen gelegenheid naar het dak gegaan. Alle anderen wachten voorlopig beneden nadere bevelen af,’ riep Jock. ‘Ik kom nu...’

[pagina 190]
[p. 190]

‘Wacht even...’ Dolle Dorus doorbrak een cordon Deense doggen, en duwde de jongen zijn revolver in de hand.

‘Neem mee dat ding! Ik heb het als bakkersknecht tóch niet meer nodig. Als je het groene veertje raakt op de diadeem van de Kristallen Dame, verandert ze in een luchtballonetje en verdwijnt. Dat heeft de blauwe papegaai me eens verteld. Misschien loog hij, maar het is te proberen...’

‘Een dergelijk verhaal vertellen ze ook op de maan,’ zei Jock. ‘Hartelijk dank,’ en toen klauterde hij met de revolver tussen zijn tanden, zo snel hij kon, langs het sokkentouw omhoog naar het platje met de etensbel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken