Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De jacht op de spiegel (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van De jacht op de spiegel
Afbeelding van De jacht op de spiegelToon afbeelding van titelpagina van De jacht op de spiegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

Scans (28.60 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De jacht op de spiegel

(1952)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 211]
[p. 211]

XXXVI

‘Het is zo stil’, zei Jock. ‘Slapen alle kinderen uit de steeg?’

‘O nee,’ zei Marlotje. ‘Ik heb kleine Geertje van de voddenman en Jan uit het schoenmakerskeldertje en domme Henk en Annemarietje en alle vondelingen met kleine geweren en toetertjes over het Hofplein zien marcheren. Ze kwamen rakelings langs ons, maar ze zagen niets. Laten we naar boven gaan. Maar loop zacht want het kán zijn, dat mijn buurman, de goochelaar, te veel feestborreltjes heeft gedronken in het cafeetje op de hoek en nu behoefte heeft aan slaap.’

Ze klommen voorzichtig al de trappen op naar het dakkamertje, en stapten over de vensterbank in de goot, waar de manke merel tussen de lathyrusranken zat te kijken naar de ondergaande zon.

‘Toen ik hier voor het eerst was, ging de zon óók onder. De zon gaat hier altíjd onder,’ zei Jock.

‘Welkom thuis!’ riep de manke merel beleefd. Hij keek schichtig naar Marlotje. ‘De witte muis was hier om kruimeltjes te halen. Hij heeft me alles verteld van uw vreselijk avontuur... Het is een veilig idee, dat de Kristallen Dame nu weg is. Maar het spijt me van de spiegel. Het is schandelijk, dat de koning hem stuk liet slaan. Ik meende, dat het mijn plicht was deze avond in mineur te zingen...’

Marlotje glimlachte. ‘Kom...’ zei ze. ‘Mineur? Mineur? Het is niet allemaal narigheid. Ik heb nog net éven kans gehad mezelf te zien. Ik ben mezelf erg meegevallen. Ik ben eigenlijk wel vrolijk...’ En de manke

[pagina 212]
[p. 212]

merel, die een opgewekte natuur had en zichzelf vreselijk geweld had moeten aandoen om somber te zijn, begon met stralende oogjes uit volle borst te trilleren. En alle echo's uit de Boendertjessteeg trillerden mee: ‘Doremifasol!!! Er is een oud vrouwtje vrolijk!!! Solfamiredo!!!’

‘Wat een mooie trillertjes.’ Marlotje knikte vriendelijk naar de zingende vogel en naar de echo's, links en rechts. Toen bedacht ze, dat ze koffie moest gaan zetten en dat ze nog erg oudbakken broodkorstjes had. Als broodkorstjes erg oudbakken zijn, worden het knapperwafeltjes. Knapperwafeltjes is een feest-eten. ‘Een feest-eten?’ dacht ze. Ze keek even tersluiks naar Jock. Voor hém was het vanavond zéker geen feest... Maar de knapperwafeltjes zouden hem misschien opvrolijken. Haastig verdween ze in het kamertje.

Jock steunde met zijn ellebogen op het ijzeren hek, dat langs de dakgoot liep, en keek wat verstrooid naar de oranje en gele vegen in de avondhemel. Hij merkte niet, dat de manke merel ‘Wees toch eens vrrrolijk...’, tegen hem zei, en hij merkte ook niet, dat het dier, na die mislukte poging tot een gesprek, ‘Dooie dienderrrrr!’ riep, en beledigd wegvloog naar het dak van de bakkerij aan de overkant. De toestand was lang niet plezierig voor de jongen; hij was zijn spiegel kwijt en zou straks wel terug moeten naar de maan omdat het nu geen zin meer had op aarde te blijven. Waarom hadden ze hier ook niet begrepen, dat hij het goed meende met iedereen? Waarom hadden ze de koe een ridderorde gegeven en niet hém? Waarom deden ze wat een domme koning zei? Waar-

[pagina 213]
[p. 213]

om was híj geen koning? O nee, hij zou geen kroon dragen, en iedereen zou je en jij tegen hem zeggen, en Jock. Hij zou het hele paleis veranderen; alle lakeien werden clown in het kindertheater, de eetzaal werd een spiegelglazen cafeteria en de troonzaal zou veranderen in een wintertuin, waar de oude besjes uit het Oude-Besjes-Huis konden wandelen tussen dadelpalmen en lotusbloemen. En de spiegel zou in een kristallen lijst aan de buitenmuur hangen! En Lobelia zou in de spiegel kijken en de zuivere waarheid zien. En op de maan zouden ze zeggen: ‘Het is daar in dat land even licht en helder als hier. Zou die Jock van ons dat allemaal hebben gedaan? Het is kolossaal!’

Jock zuchtte zo verschrikkelijk, dat de kop van de manke merel onthutst boven de daklijst van de bakkerij uit kwam kijken. Het was wel héél anders uitgekomen! Alle kinderen, die van de maan werden gegooid, kregen wat mee om op aarde ten algemenen nutte te gebruiken. Maar was er ooit een kind met een spiegel naar de aarde gegooid? In een brooddronken bui moesten ze hem die rose kartonnen doos in de handen hebben geduwd. Wat zouden ze lachen als hij met de kous op zijn kop thuis kwam! Natuurlijk, hij had de zaak in het begin al verkeerd aangepakt. De fout begon bij het kippenhok van de burgemeester... Een kip blijft een kip, dat had hij moeten weten...

‘Ziezo, daar ben ik weer.’ Marlotje zette de koffie en de wafeltjes in de goot, en ging op het roodfluwelen kussen zitten breien aan een kruikezak voor een klant. ‘Wat sta je daar te hangen, jongetje. Is er wat?’

Jock keerde zich om en keek het vrouwtje met zijn

[pagina 214]
[p. 214]

doorzichtige grijze ogen somber aan. ‘Ja,’ zei hij. ‘Ik ben dom geweest. Het is meer geluk dan wijsheid, dat het nog zo is afgelopen. De Kristallen Dame is weg, maar de spiegel is óók weg. De mensen en dieren in Lobelia hebben geen tijd gehad aan het ding te wennen, ze zijn er geen zier wijzer door geworden. Ik heb er alleen maar onrust mee veroorzaakt. Dat is alles.’

‘Zo? Is dat alles?’ Marlotje keek bijna beledigd. ‘Vind je het niet de moeite waard, dat je míj een plezier hebt gedaan met je spiegel? Nu ik in dat scherfje heb gekeken, weet ik wie ik bén. Dat is een hele rust. Het heeft me echt goed gedaan...’

Jock gromde wat. ‘U is maar één mens, en één mens is te weinig...’

‘Eén mens is het begin,’ zei het vrouwtje. ‘Alles begint met één.’ Ze zweeg en keek met een verschrikkelijke frons naar een gevallen steek in haar breiwerk. ‘Weet je wat jij doet?’ ging ze verder. ‘Jij gaat straks, als het schepnet mocht komen, gewoon naar boven...’

‘Allicht ga ik straks, als het schepnet mocht komen, gewoon naar boven...’ viel Jock haar in de rede. ‘Ik zal wel móeten. Wat dóe ik op aarde zonder spiegel?’

‘Best. Maar wat ik zeggen wilde is dít: Je gaat naar de maan, en over een poosje kom je terug met een nieuwe spiegel. Je moet de moed nooit opgeven. En het hoeft niet eens zo'n erg grote spiegel te zijn. Een kleintje lijkt me net zo goed. Voor mij was een enkel schertje al voldoende’

Marlotje legde haar breiwerk neer. ‘Drink je koffie warm op,’ zei ze. ‘En neem nog een wafeltje.’ Ze voelde zich ineens wat bedroefd. Jock zou weg gaan... Ze

[pagina 215]
[p. 215]

zou de herinnering aan hem bewaren tussen al het andere, tussen portretten en wiegeliedjes, lege lucifersdoosjes, zilverpapier en oude kranten.

Jock merkte niet, dat het vrouwtje haar ogen afveegde met de kruikezak. Hij zei: ‘Ja... Misschien heeft u gelijk...’ En toen kwam de schemer met de avondster, en toen - een paar uur vroeger dan anders - kwam de maan.

Doodstil stond de jongen in het witte licht. Ze zouden hem naar huis halen, en hem uitlachen... Hij zou niets zeggen; hij zou alleen vragen het nog eens te mogen overdoen.

‘Als ik terug kom, oud vrouwtje, zal ik het op een andere manier proberen! Ik zal met mijn spiegel op een grote, blauwe reiger door de lucht vliegen. De mensen zullen omhoog kijken, in de spiegel, en vragen: ‘Wat is dat voor een gezicht tegen de hemel?’ En dan is het hun éigen gezicht...’

Marlotje was opgestaan. ‘Dat is een goed idee,’ zei ze. ‘En als ik er tegen de tijd dat je komt niet meer ben, wat dan nóg? Als ík niet meer naar je wuiven kan als je overvliegt, zal een ander dat doen. Er zal altijd op aarde íemand zijn, die op je wacht.’ Ze zweeg. Op het Hofplein speelde een draaiorgel en ze staken vuurwerk af in de paleistuin.

‘Ze komen!’ Jock deed een stap achteruit en wees naar de maan, die statig kwam aandrijven over de huizen van de Boendertjessteeg.

‘Pas op!’ Marlotje bukte zich snel toen - rakelings langs de lathyrus en Oost Indische kers - het schepnet over de dakgoot zwiepte.

[pagina 216]
[p. 216]

Sommige gebeurtenissen zijn zó verward, dat er later moeilijk iets van na te vertellen valt. Jocks vertrek had plaats in een chaos van licht en klanken. Het was of de maan zelf mee wirwarde met de rode en groene zonnen van het vuurwerk. Het was of de muziek van het draaiorgel almaar lawaaiiger werd, lawaaiiger en dommer. De manke merel op het dak van de bakkerij trillerde noodsignalen. Je hoorde kinderen huilen, en het lachen van mannen; je hoorde trompetklanken, en de bel van de draaimolen en de bel van de kerk en het gieren van vliegwielen en sirenes. Beneden leek de stad in brand te staan door het rossige schijnsel van fakkels en vetpotjes, en boven was de witte maan heel dichtbij.

Wéér zwiepte het schepnet over de dakgoot. Jock en Marlotje keken elkaar één seconde aan. Er was nog zoveel te zeggen en te vragen, maar het lawaai en het licht overstemden alle woorden en alle gedachten.

En toen zwiepte het schepnet voor de derde keer...

‘Ik kom terug, Marlotje!’ Langzaam, als gedragen door de wind, zeilde de jongen weg over de daken van de stad.

Marlotje keek hem na. Ze zag hoe zijn zilveren haren om zijn hoofd wapperden. Boven de schoorsteen van de boendertjesfabriek keerde hij zich nog even om naar haar en de aarde. Toen zwierde hij met een wijde boog omhoog tussen de draaisterren en de vuurpijlen, en verdween in het blinkende, spiegelgladde licht van de maan.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken