Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zeg maar Josefine (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zeg maar Josefine
Afbeelding van Zeg maar JosefineToon afbeelding van titelpagina van Zeg maar Josefine

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (9.35 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zeg maar Josefine

(1966)–HenriĆ«tte van Eyk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Voorwoord

Zeg maar Joséfine hoor, want ik ben een heel gewone vrouw, een vrouw zoals er duizenden en duizenden zijn. En als ik U nu allerlei - voor het merendeel niet erg belangrijke - voorvallen uit mijn dagelijks bestaan ga vertellen, dan doe ik dat zuiver en alleen voor mijn eigen plezier. Ik vind het namelijk heerlijk te schrijven over de mensen en dingen om me heen. Ik heb dat al eens eerder gedaan en een uitgever heeft het verslag van mijn toenmalige belevenissen het licht doen zien in een keurig boekje met een donkerrood kaftje. Dat boekje (Deel I) is momenteel niet meer in de handel en de uitgever - onaardig soort man als hij is - heeft het nog niet laten herdrukken, wat mij de noodzaak oplegt me helemaal opnieuw aan U voor te stellen. Ik kan U niet zondermeer pardoes met Uw neus in mijn familie laten vallen, nietwaar?

Ik begin bij het begin en dat begin ligt voor mij in het kleine stadje aan het kanaal, waar mijn man dokter was. We waren beiden nog jong toen Rente daar zijn praktijk begon.

Ach, die eerste jaren... Ze waren heel gelukkig maar soms ook wel een beetje moeilijk. Als mijn man ‘visites reed’ (op zijn fiets!), ging ik op avontuur uit in mijn huis. Ik experimenteerde met de wasketel, met de naaimachine, met het grote kolenfornuis in de keuken, onder angst- en vreugdekreten terzijde gestaan door de zestienjarige Aafje, ons ‘meisje-alleen’, die zich aanvankelijk even onwennig voelde in haar kwaliteit van ‘hulp’, als ik mij in die van ‘mevrouw’. Ik wàs mevrouw van Heesden-van Hol, maar ik voelde me bij tijden nog een schoolkind.

[pagina 6]
[p. 6]

Later, als ik met Jantje - onze eerste - in zijn lichtgrijze kinderwagen wandelde langs de begroeide wallen van het stadje, had ik altijd de neiging de mensen die ik tegenkwam, toe te roepen, dat ik echt de mòèder was van dit zeer bizondere kind. ‘Dit jongetje, dames en heren, is mijn zòòn!’

Jantje was een luidruchtig kind. En de drie die na hem kwamen, waren ook allemaal luidruchtige kinderen. En ik wandelde maar met ze, dag in dag uit, langs de begroeide wallen en langs de rhododendrons van het plantsoen en ik blèèf me er maar over verbazen, dat ik de mòèder was van dit mooie, wilde, lawaaige span-van-vier.

En toen verder? Mag ik er mee volstaan te zeggen, dat mijn lieve man stierf kort na mijn achtendertigste verjaardag, mij - zonder veel middelen van bestaan - achterlatend met de kinderen: Jan, bijna achttien; Gertje zestien; Tanja elf; en Christiaan acht jaar.

Ik vertel nu maar niets over de roezige jaren in de grote Amsterdamse bovenwoning, waarheen ik met de kinderen was verhuisd en waar ik ‘bijverdiende’ met het geven van piano- en zanglessen, en met het in huis nemen van ‘paying guests’. Aafje was met ons meegegaan en achteraf beschouwd geloof ik, dat we het nooit zonder haar zouden hebben gered.

Nu zijn de kinderen getrouwd. Aafje en ik hebben jaren geleden al onze intrek genomen in een kleine flat in het hart van de oude stad. ‘Flat’ is misschien niet het juiste woord voor onze woning, die ligt op de bovenste verdieping van een groot kantorenhuis aan de Kloveniersburgwal. 's Avonds is dat huis èèn grote schemerige witmarmeren spelonk. Maar op onze, helemaal afgesloten étage, is het licht en gezellig.

[pagina 7]
[p. 7]

En nu? Het is zo vervelend om in herhalingen te vervallen en alles wat U nu verder nog moet weten, heeft al in Deel I gestaan. Mag ik U daarom, heel in het kort, een paar namen noemen en een paar mededelingen doen? Het is saai. Ik wèèt het. Maar wat moet dat moet...

 

Om te beginnen: Mijn familie

 

Mijn zoon Jan is een vooraanstaand zakenman geworden. Hij is getrouwd met Jolien en woont in Haarlem.

Kinderen:
Jan, eenentwintig (studeert biologie)
Sofietje achttien.
Jollie zestien.
Dick dertien.
Hubert elf.

Mijn dochter Gertje is getrouwd met Henk Linders, een binnenhuisarchitect, en woont in de Valeriusstraat in Amsterdam.

Zij en haar man hebben het financieel soms moeilijk.

Kinderen:
Rex en Lex, tweelingen, zestien.

Mijn dochter Tanja is - nog niet lang geleden - getrouwd met Niels, een vrij bekend journalist. Tanja is reclametekenares en is in haar huwelijk blijven doorwerken.

 

Mijn zoon Christiaan is getrouwd met Elisabeth en woont in Amstelveen. Hij is Dr in de biologie en geeft les aan een lyceum.

Kinderen:
Michieltje vijf.
Marietje vier.
[pagina 8]
[p. 8]

De mensen uit het huis.

Meneer Mars (de concierge) en zijn vrouw wonen beneden in het achterhuis. Ze kopen van alles op afbetaling en zitten daardoor vaak in geldelijke moeilijkheden.
 
Juffrouw Fenkel heeft op de étage onder ons een type- en vertaalbureau. Ze woont daar niet en gaat iedere avond op de brommer naar haar kamer in Zuid.
 
Meneer Fritsen, de belastingconsulent. Hij heeft zijn kantoortje op de bovenverdieping van het achterhuis.
 
Verder zijn er in ons huis nog gevestigd het kantoor van de verzekeringsmaatschappij ‘Een Vaste Burght’ en ‘Het Confectie Centrum’ (Directeur meneer Jager).

Aafje is zojuist komen vragen of ik weg wil gaan met mijn papieren. Ze moet tafeldekken.

We eten vandaag capucijners met uitgebakken spek.

‘Mevrouw,’ zegt Aafje, ‘denkt U eraan, dat mevrouw Terhal vanavond komt om dat breipatroon?’

Ik was het mens helemaal vergeten. O Aafje, als ik jòù toch niet had...

En zullen we het hierbij dan maar voorlopig laten? U bent nu een beetje wegwijs geworden in mijn leven en U zult hebben begrepen, dat ik een vrouw ben zoals er duizenden en duizenden zijn.

Laten we proberen een beetje vriendelijk tegenover elkaar te staan. Kom me wat tegemoet en zeg maar Joséfine...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken