Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946) (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946)
Afbeelding van Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946)Toon afbeelding van titelpagina van Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.30 MB)

Scans (4.16 MB)

XML (0.64 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946)

(1952)–Johan Fabricius–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

16

Ik denk soms nog wel eens terug aan die merkwaardige tijd in mijn leven dat ik tot een onzichtbaar auditorium sprak waarmee ik mij één wist in gedachten en gevoelens, hoewel het van zijn kant nimmer het zwijgen kon verbreken. Werd men gehoord? Ik hoopte het, en wilde daaraan geen twijfel in me laten opkomen, wàt wij ook vernamen over het verplichte inleveren van

[pagina 72]
[p. 72]

radiotoestellen en over de zware straffen die voor het verboden luisteren werden opgelegd. Dat de Duitsers het nodig achtten tot die maatregelen en straffen over te gaan, was op zichzelf reeds veelbetekenend. En voor de rest wist ik te kunnen vertrouwen op de koppigheid en vindingrijkheid van mijn landgenoten. De microfoon had iets magisch in die dagen: ze was de poort naar het door Himmler achter slot en grendel gezette, bloedende en lijdende Nederlandse hart.

Ik raakte vertrouwd met het spreken voor de radio, waarbij men, hoezeer ook meegesleept door zijn tekst, 'n oog op de minuten- en secondenwijzer van de studio-klok moest houden - want er werd strikt de hand aan gehouden dat niemand de hem toegestane zendtijd overschreed en daarmee het ganse verdere programma in de war stuurde. Daar was het aanmoedigend knikje van de juffrouw achter het dikke glas van het ‘aquarium’, die het stemvolume moest regelen en de zending in-en uitschakelen. ‘Ready? - Go!’ Het haastig typen van de laatste regels van een op actuele gebeurtenissen geïnspireerde causerie, waarmee men dan naar boven holde, waar de censor natuurlijk nog weer onvoorziene bezwaren had tegen dit of dat. ‘U spreekt daar van: “wij hier in de Londense mist”, maar over het weer mag, zoals u wel weet, niets worden gezegd; het zou een aanwijzing voor de Duitse luchtmacht kunnen zijn.’ - ‘Maar, m'n beste meneer de censor, “in de Londense mist” is slechts beeldspraak, zoals “onder de Afrikaanse zon” en “in de nacht der Middeleeuwen”; niemand zal er uit opmaken dat wij hier juist op dit ogenblik in de mist zitten!’ - ‘Dat weet men nooit.’ - ‘Goed, laat de Luftwaffe het denken; dan is ze abuis. Zoéven scheen tenminste nog de zon.’ Maar de censor is onverbiddelijk; de mist gaat er dus uit; voor verdere discussie is ook geen tijd meer. ‘Wij hierin Londen.’ Een gestempeld fiat over het manuscript heen en met sprongen de trappen af; op de lift wachten is te riskant. Tegelijkertijd echter zorgen niet buiten adem te geraken: voor de microfoon moet de stem rustig klinken. Dit is onze zorg: dat de Nederlandse luisteraar en de ‘Mithörer’ van de Duitse militaire luisterdienst nooit de indruk van enigerlei nervositeit aan onze kant zullen krijgen.

Soms werd ons dat moeilijk gemaakt.

De radio van dr. Goebbels sprak graag over de veilige schuilkelders diep onder de grond van waaruit wij, Londense verraders, de door Hitler bevrijde volkeren van Europa onze democratisch-plutocratische leugens trachtten aan te praten. In zijn laatste, of voorlaatste, toespraak tot het Nederlanse volk, dat hem vijf jaren lang maar niet had willen begrijpen, schilderde Blokzijl mij af als dapper sprekende uit zo'n veilig betonnen onderkomen. In waarheid heb ik - de hand op het hart - in vier Londense oorlogsjaren geen schuilkelder gezien, behalve dan de paar nachten dat mij, tussen het laatste avond-

[pagina 73]
[p. 73]

bulletin en het vroege ochtendbulletin, inde ondergrondse slaapzaal van Bush House enkele uren rust werden toegestaan. De studio's boden al zeer weinig bescherming tegen een stevige bom. Ze lagen bijna op de hoogte van de begane grond, en als de bommen wat erg dichtbij vielen, schudden wij bezorgd het hoofd tegen elkaar en dachten: als ze dàt in hun Hollandse radio's niet horen, hebben we het werkelijk alleen maar aan de Duitse stoorzender te danken.

Bommen of geen bommen, wij zwoegden voort op de tweede, of derde verdieping, ik weet het niet meer, waarheen de Nederlandse sectie inmiddels was verhuisd. Op 'n keer sloeg een V.1 vlak bij de ingang van het grote gebouw het plaveisel in, enkele tientallen mensen dodend; vele ramen vlogen aan gruzelementen, en de Griekse nieuwslezer kon opeens het hele bulletin niet meer terugvinden waarmee hij juist naar de studio had willen hollen. De uitzending moest echter - zoals vanzelf sprak - doorgaan; de bel uit de studio rinkelde al ongeduldig, en de gedupeerde nieuwslezer heeft zich bij die gelegenheid de bewondering van de ganse B.B.C. en onsterfelijke lauweren bij de redactie en directie verworven door het nieuws spontaan van een hem haastig in de hand gedrukt Engels bulletin in het Grieks te vertalen.

Deze opmerkelijke prestatie - zou u het gekund hebben? - zette de ganse staf vertalers, die anders uren aan dat werk besteedde, wel enigszins in een beschamend licht.

Populariteit van een ander soort verwierf zich een radiospreker die 'n grapje met de commissioner beneden uithaalde - de Cerberus die er voor moest waken dat géén ongewenst en sinister individu tot in de gewijde ruimten der studio's zou weten door te dringen om daar dan bijvoorbeeld ‘Sieg Heil!’ of ‘Het tweede front begint op 6 Juni!’ in de microfoon te roepen. Om zulk een calamiteit te verhinderen, waren wij van 'n speciale pas-met-foto voorzien die wij aan de geüniformde man moesten tonen. Hoe goed hij ons langzamerhand ook van aangezicht mocht kennen, hij had strikte orders ons zonder dit document niet door te laten. Natuurlijk kwam het voor dat men het boven in z'n overjas had laten zitten en het dan eerst nog weer moest gaan halen terwijl men tòch al op het nippertje af te laat was... Op 'n keer viel Cerberus iets vreemds op aan 'n hem overgelegde pas; hij bekeek de foto eens van nabij en herkende Hitler, met snor-en-al. We hadden Hess nu al in het land, maar dit kwam toch als een verrassing voor de argeloze commissioner. De schuldigen beantwoordden lachend, als 'n troepje overmoedige schooljongens, zijn onthutste blik. Ze hadden al weken lang heimelijk plezier aan de mop gehad. Natuurlijk bleek het de Franse sectie te zijn...

Een ernstig waarschuwend woord over zoveel lichtzinnigheid bleef niet uit.

Maar wat zou het lot van een Duitse radiospreker zijn geweest wanneer hij,

[pagina 74]
[p. 74]

in volle oorlogstijd, met een foto van Churchill of Stalin in zijn pas het Rundfunk-gebouw was binnengewandeld?

Voor zover ik in vroeger dagen wel eens voor de radio had gesproken, was het geweest om enkele bladzijden uit een pas verschenen roman voor te lezen of op de vragen van een interviewer te antwoorden. We hadden beiden dankbaar gezucht wanneer het voorbij was. Maar dit spreken boeide me ongewoon. Uiteraard kon ik de actuele politieke en militaire gebeurtenissen, waarvan wij allen waren vervuld, niet buiten mijn causerieën houden, en het was verleidelijk om jezelf - vooral omdat niemand je immers ooit tegensprak - stilaan als een expert ook op deze gebieden te gaan beschouwen. (Ik heb daarvan niet onvermakelijke voorbeelden gezien en er mij aan getracht te spiegelen). Bij deze gelegenheid zou ik luisterend Nederland uit de oorlogsjaren mijn nederige verontschuldigingen willen aanbieden voor menig boud gesproken woorden plechtig willen verklaren dat ik mij aan deze, véél en ernstige voorstudie vergende, onderwerpen slechts heb gewaagd in de wetenschap dat ik in Londen toegang had tot allerlei lectuur en nieuwsbronnen waarvan Nederland in die dagen verstoken bleef. Indien men zich in het vaderland op de Times of de Manchester Guardian had kunnen abonneren, zou ik mij hebben beperkt tot mijn natuurlijk terrein: het bestrijden van de Nazi-ideologie, die ik met mijn ganse hart verafschuwde.

Bij dit duel heb ik mij van den beginne af liever van de snelle degen dan van het kanon bediend, er voor wakend om vooral niet in de zonde te vervallen die verscheidene buitenlandse uitzendingen, maar bij uitstek de Nederlandse, aankleefde: die van het pathos. De zaak was mij te ernstig om ze met grote woorden te overschreeuwen. Om dezelfde reden kantte ik mij ook tegen het gebruik (en misbruik) maken van begeleidende muziek. Mijn vertrouwen in de macht van het woord was te groot dan dat ik mij zou laten wijsmaken dat muzikale illustratie iets anders kon doen dan die macht afbrokkelen. Het leek soms wel een opera waarop bezet Europa werd vergast. En school in al deze luidruchtige fanfares der vrijheid niet een onnodig element van gevaar voor de toch reeds genoeg riskerende clandestiene luisteraar? Tenslotte verzette zich ook mijn aesthetisch gevoel tegen het verknippen van een symphonie van Beethoven ter meerdere glorie van een vaderlandse toespraak. Het te pas en te onpas aanwenden van de openingsmaten van de Vijfde Symphonie begon op het laatst op mijn zenuwen te werken; ons gehele, zo belangrijke en mooie werk kreeg er een goedkope allure door.

Een andere kwaal waaraan veel Nederlandse uitzendingen laboreerden, was de voorliefde voor plat-Jordaans. Men redeneerde als volgt: de ontwikkelde Nederlander, die met zijn talen enigszins op de hoogte is, heeft de mogelijkheid allerlei buitenlandse uitzendingen te beluisteren; wij richten ons

[pagina 75]
[p. 75]

dus in de eerste plaats tot het minder ontwikkelde deel van ons volk, dat trouwens tenslotte de grote massa vormt. Jan-met-de-pet-op echter heeft geen fiducie in 'n meneer-met-'n-boord-om, die hem voor de microfoon wat komt vertellen; hij wil het gevoel hebben dat hij naar een van z'n eigen slag luistert. - Dit was een redenering waarover ik alleen maar kon lachen. Hoopte men met zulke trucjes het Nederlandse volk te winnen? Behalve dat de echte Jordaner of Zandstrater de namaak onmiddellijk zou proeven, zijn vertrouwen zou men er vast en zeker niet mee verwerven. Het vertrouwen van de eenvoudige immers zal steeds naar de ontwikkelde uitgaan, die misschien verder ziet in de duisternis van het ogenblik dan hij. Wat mij juist in een tijd van nationale vernedering zo belangrijk toescheen, was het hooghouden van onze Nederlandse taal. Als àlles vertrapt was, stond daar tenminste nog onze oude, mooie taal, ongeschonden en onschendbaar, buiten het bereik van Himmlers bezoedelende handen. Eerbied voor het niveau van onze uitzendingen scheen mij oneindig veel belangrijker dan het kunstmatig scheppen van een vertrouwelijkheid waar niemand ons om had verzocht. Slechts door naar het hoogste niveau te streven konden wij vertrouwen winnen en temidden van de algehele ontreddering een baken zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken