Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946) (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946)
Afbeelding van Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946)Toon afbeelding van titelpagina van Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.30 MB)

Scans (4.16 MB)

XML (0.64 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een wereld in beroering. Verdere mémoires (1936-1946)

(1952)–Johan Fabricius–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

27

Door Brabant rijdend, kon ik het niet laten een andere oude vriend op te zoeken: Antoon Coolen, voor wiens warm-menselijke vertelkunst ik een vurige bewondering heb gekoesterd sedert ik, nu jaren geleden, zijn vroege meesterwerk, Het Donkere Licht, las. Sedert de oorlog merkt Nederland te weinig van Coolen - een van de vier of vijf geboren romanciers die wij rijk zijn. Misleid door het Brabantse coloriet van zijn boeken, en zich steunend op enkele zwakkere schrifturen uit zijn oeuvre, heeft men deze in wezen juist zo universele auteur als ‘regionaal’ getracht te doodverven. Zijn terrein is zo groot als het menselijk hart, en hij oogstte dan ook succes tot ver buiten onze landsgrenzen, waar geen regionale critiek hem meer kon achterhalen.

Ik vond Coolen in zijn landhuis tussen de sparren, en weer temidden van zijn eigen meubelen die hem, zoals hij me vertelde, door de N.S.B. waren afgekaapt. Men had het hem niet kunnen vergeven dat hij, uit weerzin voor de Cultuurkamer, (wat 'n woord!), zijn schrijverschap tijdens de bezetting had afgezworen en zich had laten registreren als ‘aangesteld in een wasserij’. Zijn grijze, intelligente ogen keken me door de brilleglazen stil-peinzend aan; ik zag dat hij de nachtmerrie nog niet had kunnen afschudden. Men had hem in een zuiverings-commissie gehaald, maar het vruchteloze van al dit zuiveren was hem al heel gauw duidelijk geworden: de kleine boosdoeners liepen tegen de lamp, de schurken van formaat, de gewetenloze en gewiekste profiteurs die voor tonnen of millioenen aan de vijand hadden geleverd, reden ook vandaag nog in dure auto's rond...

 

***

 

Men vroeg mij of ik er voor voelde een blik in het kamp Vugt te werpen, waar de vroegere cipiers en hun rotgenoten nu de plaats hadden ingenomen van de goede vaderlanders die er onder de Duitsers hadden gezucht. Zonder lang na te denken ging ik op het aanbod in, maar het bezoek beklemde me, want ik merkte bij die gelegenheid weer dat ik slecht tegen tralies en prikkeldraad kan. In het bizonder schokte me de aanblik der ten halve kaalgeschoren S.S.ers, al begreep ik de practische overwegingen die tot deze maatregel hadden geïnspireerd.

Er waren onder deze Nederlandse edelgermanen gevaarlijk-fanatieke en wrede koppen - ongunstige individuen, zelfs wanneer men de weinig flatteuze coiffure en het demoraliserend effect van het opgesloten-zijn in aanmerking

[pagina t.o. 106]
[p. t.o. 106]



illustratie

Deze beide Brits-Indische M.P.'s te Batavia vragen zich af of ze misschien niet naar de oorsprong van het kostbaar uitziende filmtoestel zouden moeten informeren (maar dan in welke taal?)




illustratie
Parade van de Britse troepen te Batavia op 29 October 1945
Foto's Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie


[pagina t.o. 107]
[p. t.o. 107]



illustratie

Het Mater Dolorosa hospitaal, een Bataviaas Belsen, waar gedurende de Japanse bezetting 13.000 systematisch uitgehongerde ‘patiënten’ door 34 verpleegsters verzorgd werden...
Foto Anefo




illustratie
‘Kipassen’ om het vuur aan te houden. Zo moeten in het Bataviase kamp ‘Makassar’ duizenden opeengedrongen vrouwen nog maanden na de ‘Bevrijding’ hun maaltje bereiden
Foto N.I.G.I.S.


[pagina 107]
[p. 107]

nam. Maar anderen keken me schaapachtig-trouwhartig aan - het merendeel was dociel en zich van geen ernstige schuld tegenover hun medeschepselen bewust, werd mij verzekerd. Deze Duitse bezetting heeft op ontstellende wijze aan het licht gebracht hoeveel lafheid en domme, voor niets terugdeinzende eerzucht en hebzucht er in de massa woekert; het aantal karakterlozen is overstelpend groot gebleken. Maar wat wil men? Heeft onze grote nationale strijd tegen de Spanjaarden niet zijn ‘glippers’ gekend? Is het anders geweest onder de Napoleontische overheersing? Zal het anders zijn in het geval van een toekomstige bezetting, waarvoor de Hemel ons arme land moge behoeden? Zullen wij dan niet beleven dat een nog maar zojuist gepurgeerde samenleving procentsgewijs weer op precies dezelfde wijze uiteenvalt: in een verbeten strijdende, géén offer schuwende verzetsgroep; een in haar menselijk en patriottisch gevoel beledigde, maar behoedzame en inactieve meerderheid, èn een bedenkelijk grote, weer even resolute minderheid van onscrupuleuze profiteurs? Ook de geestdriftige kampioenen voor knechting en bruut onrecht zullen weer in het gelid springen, en het zullen dezelfde koppen zijn, zelfs al hadden wij met de gevangen S.S.ers even radicaal afgerekend als zij het met hùn slachtoffers deden.

Elke straf dan bij voorbaat als hopeloos opgeven? Er zijn in bezet Nederland schurkerijen bedreven die niet ongestraft mochten blijven. Maar de door ons van de Duitsers geërfde concentratiekampen vullen met tienduizenden, wier enige schuld vaak uit karakterloosheid bestond, was een vergissing, en een gevaarlijke vergissing. Het was het criterium voor burgerdeugd te hoog stellen, en men zaaide er, op noodlottig grote schaal, haat en wrok mee. Ons prestige in de wereld deed het ook geen goed. Toen ik een pas uit Holland teruggekeerde Engelse officier naar zijn indrukken vroeg, zei hij met droge humor: ‘One half of your people is imprisoning the other half’. Door zijn lachje heen voelde ik even zijn onuitgesproken minachting voor deze vorm van vrijheidsviering. Het bericht scheen een wrange bevestiging van het gerucht dat in Mei 1940 de ronde door Europa had gedaan: ‘De Duitse parachutisten vinden tien Hollanders vijf hulpvaardige landverraders’.

Vele Nederlanders zouden het Bevrijde Vaderland - ik ben er zeker van - graag als een staat met een minimum aan gevangenissen hebben gezien, al was het slechts om de geestdriftigen voor de ideologie van het Derde Rijk te tonen dat democratie en dictatuur twee verschillende zaken zijn. Boven een negatieve zuivering zouden zij een positieve zuivering hebben verkozen, in de vorm van een beroep op ons volk in zijn geheel, om thans, in dit uur van nationale ontroering en beroering, niet aan wraakgedachten toe te geven, maar alle krachten aan te wenden voor heropbouw en voor het herstel van die saamhorigheid zonder welke wij geen volk meer zouden zijn.

[pagina 108]
[p. 108]

Nederland bleek er in Mei 1945, en nog lange tijd daarna, niet rijp voor te zijn. Zelfs de boordevolle kampen vermochten het zo lang en diep beledigde rechtsgevoel niet te bevredigen; overal stuitte men nog op ongebluste ran cune. Als ik - de van buiten gekomene - het waagde te pleiten voor een groot gebaar tegenover deze tienduizenden in meerdere of mindere mate schuldigen, als het enige middel om onszelf straks voor een morele kater te vrijwaren en voor het gevaar in eigen huis een zich verongelijkt voelende, verbitterde volksgroep van ‘getekenden’ te hebben gekweekt - dan werd mij onveranderlijk voor de voeten geworpen: ‘U hebt goed praten. U is er niet bij geweest!’ En in die soms driftige uitroep trilde ook alweer rancune door, een lichte wrok over mijn bevoordeeld-zijn in dit opzicht.

Ik wist voor mijzelf dat ik onder het bestiale optreden der Nazi's innerlijk reeds geleden had toen vele brave Nederlanders er hun nachtrust nog niet door lieten verstoren. Maar ‘er bij geweest’ was ik inderdaad niet, en het scheen nog te vroeg om op de ironie te wijzen die in dit verwijt besloten lag: juist omdat ik niet vijf jaren lang het gruwelijk onrecht met eigen ogen had moeten aanschouwen en mijn verontwaardiging en woede had moeten verkroppen tot ik er van dreigde te barsten, juist daarom bestond er een kans dat mijn zin voor rechtvaardigheid nog niet door persoonlijke haatgevoelens verwrongen zou zijn.

Ik kon het niet laten, in stilte protest aan te tekenen toen mij ter ore kwam dat kunstenaars als rechters over kunstenaars waren aangesteld; juist zij hadden moeten weten hoe vaak een kunstenaar moreel en maatschappelijk ongebalanceerd is en hoe weinig het tot zijn uiteindelijke betekenis als kunstenaar afdoet of hij als burger al dan niet loyaal is tegenover zijn vaderland en zijn collega's. Het aan een van onze bekende schrijfsters opgelegde verbod om - ik meen voor de duur van tien jaren - in Nederland te publiceren herinnerde mij aan de straffen uit mijn schooldagen. Met een talent van betekenis hadden wij ons dit niet kunnen veroorloven zonder door de geschiedenis onvermijdelijk in een ietwat belachelijk licht te worden gesteld - want wie vraagt nu nog naar de burgerdeugden van Euripides of Dante of Cervantes, of - om een paar zwarte schapen te noemen - van Boccaccio, Verlaine en Beaumarchais?

De zuiveringswoede spaarde zelfs de toneelwereld niet, en in de artistenfoyers kon men materiaal verzamelen voor een klucht die, zo ze was opgevoerd, volle zalen zou hebben getrokken. Gaf zuiverend Nederland er zich dan helemaal geen rekenschap van wáár het bizondere talent van de toneelspeler uit bestaat? Uit de gave om te allen tijde in een andere huid te kunnen kruipen - met een valse baard en wat schmink niet slechts een nieuwe physionomie, maar ook een nieuwe ziel te verwerven. Zijn eigen huid, voor zover hij er ooit een heeft bezeten, kènt hij nauwelijks meer, alleen nog het spiegel-

[pagina 109]
[p. 109]

beeld van zijn vele rollen. Voeg bij deze aangeboren manie voor uiterlijke en innerlijke gedaantewisseling nog de kinderlijke naïveteit van elke echte komediant, en ge hebt een man van kameleontische politieke en morele kleurwisseling.

Veroordeelt gij hem daarom, ondankbare theaterbezoeker? Verlangt ge dat hij zijn waarde als toneelspeler door zijn karaktervastheid bewijst, inplaats van door zijn creatie op de planken? De charmante immoraliteit van de rasechte tonelist, die geen ander gebod erkent dan dat wat hem door zijn roeping wordt opgelegd, kwam misschien nooit vermakelijker tot uiting dan in Sacha Guitry's antwoord aan de Franse rechter die hem met eerlijke verontwaardiging vroeg of hij dan niet had beseft een verraad aan zijn vaderland en aan de geallieerde zaak te plegen toen hij van maarschalk Goering de uitnodiging voor een intiem souper aannam. Sacha keek de edelachtbare achter de groene tafel enkele ogenblikken sprakeloos aan voor hij uitriep: ‘Maar, meneer de rechter, die kans zal je als toneelspeler geboden worden: zo'n kerel aan tafel te zien!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken