Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heksen huilen niet of De oranje pyjama (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van 	Heksen huilen niet of De oranje pyjama
Afbeelding van 	Heksen huilen niet of De oranje pyjamaToon afbeelding van titelpagina van Heksen huilen niet of De oranje pyjama

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.55 MB)

Scans (22.67 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heksen huilen niet of De oranje pyjama

(1961)–Isaac Faro–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 24]
[p. 24]

III
Anna, Piet

Hij had haar, nog in het jaar van de scheepsramp, ontmoet in het concertgebouw, waar hij dat seizoen alleen een serie concerten bezocht; Piet, met wie hij het seizoen daarvoor er heen was geweest, zat toen in Amerika met een studiebeurs.

Ze moest opstaan om hem te laten passeren toen hij tussen de rijen doorschoof op weg naar zijn plaats. Tot zijn verbazing keek hij haar met nauwelijks gebogen hoofd recht in de ogen, waarvan hij zich pas later de kleur kon inprenten: grijsgroen. Des te plotselinger was dit contact geweest doordat de mensen die hij eerst voorbij moest bleven zitten en slechts hun korte benen iets opzij draaiden; toch had hij zich, toen ze hoger en hoger voor hem oprees, niet overrompeld gevoeld, het leek hem of ze uit eerbetoon handelde en bovendien had haar kalme glimlach iets smekends vond hij. Hij lachte dankend, vol verstandhouding, en streek in het voorbijgaan zonder opzet, haast onmerkbaar met zijn hand langs haar rok.

Tijdens de ouverture van Wagner, waar het concert mee begon, keek hij, zich buigend over het programma, dat op zijn knieën lag, een paar keer opzij. Zij zat ook voorovergebogen, maar haar vlakke hand, die aan een oogklep van een paard deed denken, verborg haar gezicht. De werken van Haydn en Mozart die volgden leidden hem zo af dat hij haar vergat totdat hij haar voor zich zag bij het schuifelen naar de koffiekamer. Daar merkte hij dat ze in gezelschap was van een wat oudere, veel kleinere dame en dat ze een huiselijke, enigszins kinderlijke jurk droeg die, zonder noodzaak naar hem toescheen, iets te lang was, en

[pagina 25]
[p. 25]

dat ze zelf nog langer was dan hij had gedacht. Maar nu waren het allerlei door heel andere dingen dan hun lengte opvallende vrouwelijke verschijningen die zijn aandacht van haar afleidden en toen zij aan een tafeltje ging zitten begon hij aan een tocht door de wandelgangen om zich niets te laten ontgaan.

Toch wachtte hij, in de zaal terug, bij de deur tot zij op haar plaats zat. Weer stond ze voor hem op en weer lachten ze tegen elkaar en weer gleed zijn hand langs haar rok. Na afloop van het concert zag hij haar nog even buiten voor het gebouw, ze droeg toen een lang niet kinderlijke bontmantel.

De volgende keer keek zij dadelijk al naar hem toen hij in de deuropening verscheen. Tijdens het zwijgend begroetingsceremonieel bij het passeren zag hij dat ze nu haar lippen wat had aangezet. Later merkte hij dat de plaats naast haar leeg bleef.

Van de muziek drong niet veel tot hem door; ondanks het vele repeteren kwam de zin ‘Ik hoop dat u een kopje koffie van me wilt aannemen, u zult nog heel wat keren voor mij op moeten staan vrees ik,’ die hij in de pauze tot haar richtte, er niet zonder hakkelen uit. Ze begreep zijn schor gemompel, dat was weer een voordeel van haar lengte, desnoods kon zij hem de woorden van zijn lippen lezen, en rustig glimlachend accepteerde zij zijn aanbod. Ze spraken natuurlijk over muziek. Hij waardeerde het dat ze hem ongestoord zijn voorkeur voor werken van vóór de romantiek uiteen liet zetten. Hij stelde de meeslepende continuïteit van Bach tegenover een kolossale dreun van Wagner - een voorbeeld daarvan kon hij niet zo gauw vinden -, die gevolgd werd door een stilte, waarin men uit verveling de toelichting in het programma ging lezen, en hij nam het niet te zwaar op toen ze bescheiden protesteerde dat Wagner een van haar lievelingscomponisten was, al bewonderde ze Sibelius, van wie na de pauze een

[pagina 26]
[p. 26]

stuk gespeeld zou worden, nog meer. Klaas haastte zich te zeggen dat hij in elk geval van de laatste te weinig had gehoord om zich een oordeel te durven aanmatigen. Ze wist heel veel van muziek. Hij luisterde naar haar uiteenzettingen en keek naar haar sleutelbeenderen, die nu ze een wat vlottere jurk droeg gedeeltelijk zichtbaar waren. Hij merkte dat hij in een staat van verliefdheid raakte, ze was zo lang, er moest zo veel aan haar te ontdekken zijn. Hij voelde zich met haar als op een hoogvlakte, diep onder hen zag hij meisjes voorbijtrekken met brede blote boothalzen en spits opgebonden borsten, maar ze konden daarmee niet tippen aan die ontroerende sleutelbeenderen vlak voor hem.

Tegen het einde van de pauze voegde zich de dame bij hen die Klaas de vorige keer in het gezelschap van Anna had opgemerkt. Het bleek een oudere zuster van haar te zijn en ze was speciaal voor Sibelius nog gekomen.

‘Wat hoor ik, kent u Sibelius niet? Ach wat mist u dan veel. Jammer, wat we straks gaan horen is als eerste inleiding eigenlijk niet zo geschikt. Maar weet u wat u moet doen, u moet eens naar mijn platen komen luisteren, ik heb vrijwel alles van hem op de plaat. Laten we meteen maar afspreken, aanstaande donderdag, kunnen jullie dan? Uitstekend. Nou dan zullen wij u wel bekeren als u straks de muziek nog niet direct mooi vindt.’

Ze deed alsof Klaas en Anna elkaar al lang kenden.

‘Ik weet helemaal niet of hij wel bekeerd wil worden,’ zei Anna verontschuldigend lachend.

‘Natuurlijk wel, een componist die zulke charmante supporters heeft moet wel goed zijn.’

Hij had wel het gevoel dat hij met deze grijnzend gebrachte opmerking de hoogvlakte afgleed, maar dat was dan de schuld van de bewegelijke, zwaar gepoederde zuster daar beneden.

Sibelius verveelde hem, maar niettemin belde hij die

[pagina 27]
[p. 27]

donderdag vol verwachting aan bij de villa van E. Sampré Kelten. Mevrouw zelf deed open. Hij mocht haar Elsbet noemen en zij ging hem voor naar een groot vertrek, gevuld met weinige maar zeer grote, ten dele met leer beklede meubelstukken, die naar het hem toescheen in de jaren twintig door een binnenhuisarchitect ontworpen moesten zijn. De overheersende kleuren waren rood en zwart. Ook de monumentale lamp in het midden, een ingewikkeld werkstuk opgebouwd uit over elkaar gekeepte stukken hout, vertoonde die kleuren. Rechts in de hoek zag hij echter een rieten stoeltje en een wit tafeltje waarop de grammofoon stond. Aan een deurpost was daar aan een lange arm een kleine witte leeslamp bevestigd.

De deur ging open en Anna verscheen, achter haar zag hij aan de wand van wat een kleine zijkamer moest zijn een groot schilderij van het bovenlichaam van een in een zwarte jas geklede man met een zwarte flambard op zijn hoofd, de achtergrond was rood. Het was een machtige verschijning, die Klaas dadelijk in verband bracht met de zware meubels en de lamp in het midden.

Anna viel hem niet tegen, al gingen haar sleutelbeenderen nu schuil onder een grof gebreide trui, die haar jonger maakte, dat wilde zeggen net zo oud als hijzelf, want ze moest toch wel twee of drie jaar ouder zijn. Maar het meest trof hem weer het onontkoombare van haar lange gestalte, hij kon haar recht in de ogen kijken en hij wist dat ze op elkaar aangewezen waren of ze wilden of niet.

Elsbet bediende vanuit het rieten stoeltje de grammofoon, de platen haalde ze uit het zijkamertje waar blijkbaar de discotheek was. Anna en Klaas zaten tegenover elkaar in de enorme fauteuils, zij konden rustig leunen zonder dat de rand van de zitting hen in de knieholte sneed. Ook al was er niet alleen thee te drinken geweest, dan nog zou Klaas er niet in geslaagd zijn om door middel van levendig opspringen en weer gaan zitten met stoel en al

[pagina 28]
[p. 28]

dichter bij Anna te komen; het meubelstuk was niet te tillen en glijden over het dikke rode tapijt zou het ook niet. Bovendien luisterden zij naar Sibelius en ook in de tussenpauzen had hij niet de behoefte om onderhoudend te zijn omdat het zo kennelijk niet van hem verwacht werd. Rustig theedrinkend wisselden zij wat opmerkingen over de kwaliteit van verschillende platenmerken.

De bewegelijke Elsbet had het druk met het completeren van de catalogus met de speelduur van de platen die ze steeds genoteerd had; ook had ze tijdens het programma veel moeten wisselen, omdat de meeste werken nog op achtenzeventig toeren waren opgenomen. Af en toe had ze lachend een vinger opgestoken en gezegd: nu begint er een tik, en die tik volgde dan ook.

‘Het zijn oude platen, maar dit is de enige goede opname die ervan bestaat. Weet je nog wel Anna, Paps heeft die platen toen uit Berlijn moeten meebrengen, hier waren ze niet te krijgen.’

Gelukkig werd hem niet gevraagd of hij al bekeerd was, dit werd waarschijnlijk als vanzelfsprekend aangenomen. Maar hij verveelde zich niet bij de muziek. Hij keek naar Anna, naar haar lange regelmatige gezicht dat ze iets van hem afgewend hield, naar de grove wijde trui en de nauwe rok, die juist haar knieën vrijliet die hij mooi vond, net als de glijbaan van haar dicht aaneengesloten benen waarlangs zijn blik terecht kwam bij haar voeten. Het verwonderde hem dat sierlijke schoenen zo groot konden zijn.

De kleur van haar kousen hinderde hem. Hij meende dat ze van een geelachtige leverkleur waren en deze kleur scheen iets te maken te hebben met de onbewegelijke stand van haar benen, geen enkele maal werd in een flitsende schaarbeweging de een over de ander geslagen. Toch was het juist ook weer dat roerloze in haar dat hem boeide, ze zou niet van hem weglopen, hij hoefde haar niet nerveus het hof te maken. Heel geleidelijk zou ze zich aan hem

[pagina 29]
[p. 29]

bloot geven. Haar ogen had hij gezien, haar sleutelbeenderen, en nu zag hij net boven de rand van haar schoen het begin van haar grote teen door het gelige weefsel heenschemeren; Wagner en Sibelius waren haar lievelingscomponisten.

Toen hij haar naar haar huis vergezelde vertelde ze hem wat meer. Na de dood van haar vader vijf jaar geleden, ja dat had hij goed begrepen, die schilderij dat was Paps, was ze met haar moeder in een kleine flat gaan wonen. Elsbet, een kind uit het eerste huwelijk van haar vader, was met haar man in de villa gekomen, nu was ze van hem gescheiden. Haar vader was een groot muziekliefhebber geweest, oh verder had hij op een bank gewerkt, er werden bij hen thuis veel huisconcerten gegeven, vooral ook in de oorlog, de vleugel had zij meegenomen, nee, veel kon ze er niet van, trouwens nu was haar moeder ziek, die kon ze niet storen met haar spel. Ze zou wel niet meer beter worden, er was een verpleegster in huis.

Op de hoek van een straat bracht een plotselinge windvlaag hen even aan het wankelen. Hij gaf haar een arm en zei:

‘Een kennis van me vertelde eens over iemand die er kapot van was dat een vrouw hem in de steek had gelaten en dat was te begrijpen vond die kennis, want het was een mooie vrouw van zijn eigen postuur. Nu begrijp ik pas wat het betekent in het gezelschap te zijn van een mooie vrouw van je eigen postuur.’

Het klonk veel serieuzer dan hij had bedoeld. Ze lachte dan ook niet en na even gezwegen te hebben zei ze, dat haar verloofde twee jaar geleden op een zakenreis door de Verenigde Staten bij een auto-ongeluk om het leven was gekomen. Klaas begreep dat die verloofde wel meer verdiend zou hebben dan hij, of hij ook langer was geweest dan Anna durfde hij niet vragen.

Ze zwegen een tijd lang. Toen zei Anna:

[pagina 30]
[p. 30]

‘De villa van Paps is natuurlijk veel te groot voor Elsbet alleen, moeder wil er niet naar terug. Elsbet denkt erover een stuk te verhuren, maar misschien gaat ze ook wel naar familie in Nice.’

‘Dan gaan jullie zeker ruzie maken over de verdeling van de platen.’

‘Nee,’ antwoordde Anna ernstig, ‘Paps' discotheek moet intact blijven, maar bij moeder op de flat is er geen plaats voor. Het is zo jammer dat ze niet meer in de villa wil wonen. Als Elsbet weg zou gaan zou hij helemaal onbewoond zijn, en dat kan toch niet. Van dat verhuren zie ik nog niet veel komen, dan moet er eerst verbouwd worden.’

Ze sprak voor het eerst een beetje opgewonden.

In de tochtige portiek, waar hij afscheid van haar nam, kwam hij er niet toe haar een kus te geven.

Een week later was hij weer uitgenodigd op de villa. Toen hij een ogenblik alleen was in de kamer hoorde hij door de open deuren een gesprek tussen Elsbet en Anna, die in de keuken bezig waren.

‘Als ik ga verhuren, dan zou ik Paps' werkkamer als logeerkamer kunnen gebruiken.’

‘Als er een bed in komt te staan is de sfeer toch weg, dan kun je hem beter leegruimen, zei Anna bitter, maar als je over een jaar toch weggaat, wat dan?’

‘Nou ja, het beste zou natuurlijk zijn...’

Er werd een deur gesloten en hij hoorde niets meer.

De avond verliep op dezelfde wijze als de vorige keer, nu met Wagner in plaats van Sibelius. Wel informeerde Elsbet deze keer naar zijn bezigheden. Hij vertelde dat hij op een uitgeverij in Haarlem werkte, maar dat hij erover dacht om te gaan proberen als zelfstandig vertaler aan de kost te komen. Zowel Elsbet als Anna moedigden hem aan om toch vooral die stap te doen. Hij moest niet bang zijn voor onregelmatige verdiensten, hij zou vrij zijn, dat was het voornaamste.

[pagina 31]
[p. 31]

Anna bleef nog toen hij vertrok. Ze begeleidde hem naar de deur en in de zacht verlichte, verwarmde hal fluisterde hij dat hij nu wel durfde doen wat hij de eerste keer in het concertgebouw al had willen doen. Rustig beantwoordde zij zijn kussen met een korte zoen. Glimlachend luisterde zij naar zijn beschouwingen over haar unieke lengte. Op straat bedacht hij verheugd hoe lang nog zijn kussen geleidelijk vuriger konden worden en zijn handen ondernemender.

Het liep anders dan hij zich had voorgesteld. Nog geen twee weken later hadden ze bij Elsbet gegeten, 's middags waren ze naar een concert geweest, in de pauze had Elsbet, met wie hij een ogenblik alleen had gestaan, hem geplaagd met zijn belangstelling voor de voorbijgangsters. Juist was de eerste plaat opgezet toen de telefoon ging in de gang.

‘Zeg, Jeannette is terug uit Engeland, ze vraagt of ik naar Den Haag kom, ik zal er wel blijven slapen. Nou, jullie amuseren je wel zonder mij.’

Ze hielpen haar met de garagedeuren, ze keken bij de lage tuinmuur de wegrijdende wagen na, toen gingen ze langzaam terug naar de villa van Paps. De brede voordeur was wijd open blijven staan en ook de tochtdeur, zodat de grote hal met de roodbruine gegolfde betimmering met zwarte lijst te overzien was tot voorbij het punt waar de trap begon, ook hier was de breedte nog aanmerkelijk.

Boven het portaal verhief zich een hoge gevelpartij uit rode baksteen, in het midden gespleten door een smal langgerekt raam met gekleurd glas. Het intrigeerde Klaas dat het plafond binnen zo laag was dat er zelfs door het onderste gedeelte van dat raam geen licht in de hal kon vallen. Hij wilde er iets over zeggen, maar het begon zacht te regenen, Anna huiverde en riep: kom we gaan verder luisteren, en ze holde naar binnen. Nog nooit had hij haar zo snel zien bewegen. Glimlachend liet zij zich kussen, leunend tegen de roodbruine betimmering.

[pagina 32]
[p. 32]

‘Wil je het huis eens zien?’

Ze bloosde van opwinding. Het aantal kamers viel hem tegen, maar groot waren ze wel, vooral de bibliotheek, met boeken achter glazen ruitjes, en de werkkamer van Paps waar ze hem een monumentaal schrijfbureau toonde. Aan de muur hing een schilderij van Pap's eerste vrouw, die operazangeres was geweest. Hij bekeek dit alles zonder veel aandacht, hij werd gekweld door het probleem van de smalle raamspleet in de voorgevel. Nergens trof hij er binnen sporen van aan, ook niet in de W.C., waarvan hij, toen Anna al weer een nieuw vertrek was binnengegaan, vlug even de deur opendeed.

‘Dit is de slaapkamer van Paps en Mams, hij wordt gebruikt door een oom en een tante uit Groningen als die in de stad zijn.’

Een groene sprei strekte zich als een zee uit over twee tweepersoonsbedden, die geflankeerd werden door twee nachtkastjes. De machtige boog aan de horizont hield de bedden met die twee korte armpjes krampachtig bij elkaar.

‘Eindelijk eens een slaapplaats van mijn eigen postuur,’ zei Klaas.

Zelfs Piet, dacht hij, kon hier terecht.

‘Zeg Anna, dat lange smalle raam boven de voordeur, dat vind ik binnen nergens terug.’

Buiten begon de regen te stromen.

‘Als dat zo blijft, dan blijf ik vannacht hier in deze bedden slapen denk ik. Is hier boven nog een zolder?’

‘Nee, wel een soort vliering geloof ik, ik zou niet eens weten hoe je daar op moest komen. Zullen we naar beneden gaan?’

Hij greep haar van achter bij de schouders en beet haar zacht in haar hals. Hij liet zijn handen zakken naar haar borsten.

‘Ga weg, je doet me pijn,’ zei ze afkeurend, en ze gleed weg uit zijn omarming.

[pagina 33]
[p. 33]

‘Wil je een glaasje wijn?’ vroeg ze toen ze bij de grammofoon zaten, ‘Elsbet heeft nog wel wat staan.’

Hij knikte van ja; zijn somber zwijgen verbrak hij pas toen hij zijn glas ophief en met hese stem zei:

‘Waarop drinken we, op deze fraaie villa en op de nagedachtenis van je vader?’

Ze keek hem verbijsterd aan. Ze hield haar glas scheef, de wijn stroomde over haar rok. Hij zag hoe ze opstond met het glas nog in haar hand, ze streek de plooien in haar rok niet glad; hoe ze met gebogen hoofd liep naar de half geopende deur van het zijkamertje, de wijn druppelde op de grond, en hoe ze verdween in het duister.

Tegelijk met haar ging hij zitten op de divan, het portret van haar vader wist hij boven hen en hij zei haar dat hij van haar hield. Hij trok haar tegen zich aan, het glas viel op de vloer tussen hun voeten maar brak niet.

‘Pas op,’ zei Anna, ‘blijf stil zitten.’

Zelf ging ze staan op de divan, die zover inzakte dat Klaas tegen haar benen aangleed. Met een hand steunend tegen de tegenoverliggende muur wist ze met de andere het knopje van het licht te bereiken.

Toen ze zich bukte om het glas op te rapen zocht ze met haar hand even steun op zijn knie, als op een oud vertrouwd meubelstuk, dacht hij. Maar na twee glazen wijn zei hij:

‘Het is net zo slecht om niet met een meisje te willen trouwen omdat ze rijk is als niet met een meisje te willen trouwen omdat ze arm is.’

Na het eerste ‘met’ had hij geaarzeld, hij had het woord willen inslikken om te kunnen zeggen ‘niet van een meisje te willen houden’, maar in plaats daarvan sprak hij twee keer van trouwen. Hij ging zitten op de rand van haar stoel en hij legde zijn hand zwaar in haar nek, zodat ze haar hoofd weer moest buigen. Ze liet hem haar halswervels strelen, met zijn andere hand schonk Klaas zich nog

[pagina 34]
[p. 34]

een glas in en hij dronk het snel leeg, een zeer aangenaam gevoel kroop uit zijn maag naar boven, hij kreeg de neiging hinnikend te lachen. Hij begreep niet meer wat er tegen was om rijk te zijn. Grote reizen zouden ze kunnen maken, naar Amerika bij voorbeeld, en dan niet om daar te verongelukken zoals André. Hij zou kunnen speuren naar technische literatuur, geschikt om te worden vertaald. Thuis zou hij rustig wat werken aan het bureau van Paps. Ze zou hem best waarderen, want met Paps kon níemand zich meten. Hij kuste haar tot zij hem zacht wegduwde en opstond om een plaat uit de discotheek te halen.

Om twaalf uur ging Klaas even naar buiten. Het motregende.

‘Het regent nog, dus blijf ik hier slapen, jij blijft toch ook hier?’

Ze knikte, ze deed dat wel meer.

De pyjama die ze hem gaf kon hij wel in de lengte maar niet in de breedte vullen, ook daarom was het er blijkbaar niet een van haar maar een door Paps nagelaten.

Nadat hij de W.C. op het eind van de gang had bezocht, opende hij de deur ernaast. Ook de achterwand van de kast was zonder lichtopening, wel zag hij een klein wit trapje. Hij droeg het naar het midden van de gang en zette het neer onder een luik dat hij al eerder ontdekt had in het plafond. Voorzichtig beklom hij de treden, de wijn had hem vrij onzeker in zijn bewegingen gemaakt. Toen hij op de op een na bovenste tree stond, raakte hij het luik met zijn hoofd, het gaf dadelijk mee. Met zijn handen kon hij links en rechts de rand van het gat grijpen. Zo waagde hij het met beide voeten op de bovenste tree te gaan staan, met zijn hoofd duwde hij het luik verder open. De ganglamp verlichtte de vliering nauwelijks, toch kon hij zien dat achterin het witgekalkte driehoekige muurvlak ononderbroken was. Hij liet zijn hoofd zakken, zijn vingers moest hij zo snel terugtrekken dat hij het idee kreeg dat hij

[pagina 35]
[p. 35]

moest vallen. Hij sprong en kwam met een dreun op de vloer terecht. Hij zakte door zijn knieën, zodat hij hoog boven zich het bleke gezicht van Anna zag, die stond in de deuropening van de kamer tegenover de zijne.

‘Wat voer je toch uit?’

‘Oh, ik keek of ik op de vliering dat raam kon zien, maar het is helemaal een nepraam. Je kamerjas heeft precies dezelfde kleur van de sprei op mijn bedden, of is het toch een beetje een andere kleur groen? Kom mee, dan kunnen we vergelijken.’

Hij greep haar arm en leidde haar naar het bed van Paps en Mams.

Later bedacht hij dat ze hem al die nacht had toegestaan wat ze André had toegestaan vlak voor zijn vertrek naar Amerika (na die reis zouden ze trouwen), alleen om te ontkomen aan langdurige liefkozingen. Als kind had ze misschien haar levertraan met een grote slok ingenomen om zo haar walging te vlug af te zijn. Op het moment zelf had hij alleen aandacht gehad voor zijn eigen sensaties en ook vele volgende keren was dat zo geweest, haast elke zondag had Elsbet hen de villa gelaten.

Toen begon het hem te ergeren dat Anna vaak tegen middernacht nog een opera van Wagner opzette en hij begon zich te herinneren wat hij gelezen had over ‘de actieve medewerking van de vrouw bij het liefdesspel’. Van spel kon men trouwens moeilijk spreken bij hun omgang.

Dops moest hem komen helpen met haar zijdelingse blik, haar rok die wapperde in de wind en haar bruine benen met de zwarte haartjes en haar lichaam tegen het zijne bij het op elkaar invaren van de Visdief en de Wijtfliet. Om haar gestalte op te kunnen roepen moest hij zich steeds intenser concentreren, soms fluisterde hij haast hoorbaar ‘Dops, Dops’, maar tenslotte kwam ze niet meer en er bleef hem niets over dan stil te liggen naast het lange stille lichaam van Anna.

[pagina 36]
[p. 36]

‘Ik ben moe,’ zei hij en hij gleed ver van haar weg, naar zijn eigen tweepersoonsbed, waar hij er somber aan dacht dat het al drie uur was en dat hij weer vroeg zou moeten opstaan om de trein te kunnen halen, hij werkte toen nog in Haarlem.

Hun verhouding kwam geruisloos tot een einde. Kort na hun gesprek, waarin ze hem kalm had geantwoord dat ze nu eenmaal niet zo was, werd de toestand van haar moeder erger. Wekenlang zagen zij elkaar nauwelijks. Toen schreef ze hem dat haar moeder was overleden en dat ze na de begrafenis naar familie in Frankrijk zou gaan en dat het misschien het beste was dat ze elkaar alleen nog als vrienden ontmoetten. Ze ging wonen in de villa van Paps, Elsbet ging weg, haar oom en tante uit Groningen zouden blijvend een gedeelte betrekken.

Klaas nam voor het volgende seizoen een andere serie concerten, het bleek dat zij hetzelfde had gedaan, maar ze zat nu op het balkon en ze konden elkaar gemakkelijk vermijden.

Piet had het een komische gang van zaken gevonden toen hij er, terug uit de States, van hoorde.

‘Jezus, kerel, als ik een beetje in vorm ben zou het me nog lukken bij mijn eigen zuster!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken