Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
St. Wimfried of De schoolwereld (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van St. Wimfried of De schoolwereld
Afbeelding van St. Wimfried of De schoolwereldToon afbeelding van titelpagina van St. Wimfried of De schoolwereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.66 MB)

Scans (81.55 MB)

ebook (4.22 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Illustrator

L.W.R. Wenckebach



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Brits-Engels / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

St. Wimfried of De schoolwereld

(1927)–F.W. Farrar–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Negen en twintigste hoofdstuk.

Onder afwisselenden zonneschijn en regen ging dit half jaar voorbij en kwam de zoolang gewenschte zomervacantie, en als gewoonlijk bracht het Power nieuwe lauweren en was Walter weer No. 1 in zijne klasse. Ook Henderson, hoewel hij met Walter niet gelijk op kon werken, was onder de zes eersten en had verscheidene prijzen behaald. Alleen Kenrick droop, iets wat hem nog nooit gebeurd was; hij werd de 4e in zijne klasse, en hoewel dit het natuurlijk gevolg was van zijne luiheid gedurende den laatsten tijd, was hij toch erg teleurgesteld.

De laatste weken voor de vacantie waren niet zoo aangenaam als vroeger. Het verzet tegen de monitors, door Harpour aangevangen en door Kenrick ondersteund, werd niet op eenmaal overwonnen, maar liet een gevoel van bitterheid achter bij vele jongens, die ieder op hunne wijze weer zekeren invloed oefenden. Kenrick was zoo onbeleefd mogelijk, zoodra hij met een der jongens uit de zesde klasse in aanraking kwam, en tegen Somers was hij altijd voorbedachtelijk lomp, hoewel hij zich van elke openlijke beleediging onthield. Daardoor ontging hij het gevaar gestraft te worden, of tot eene bepaalde botsing te komen; en ongelukkig vond zijn voorbeeld veel navolging.

Deze oneenigheden kwamen wel is waar tot geen uitbarsting op den dag der prijsuitdeeling, maar ze verminderden toch het genoegen en de vroolijke eensgezindheid. Uit vrees voor eene tegen-beweging, werd de Senior der school dezen keer niet met de gewone toejuichingen begroet, waardoor bij velen eene onaangename stemming werd opgewekt. De gun-

[pagina 176]
[p. 176]

stige uitslag van het concert, jaarlijks na de prijsuitdeeling door de kapel der school gegeven, werd ook eenigszins bedorven door den invloed dier tweedracht. Walter moest daarin een solo zingen en niettegenstaande hij bijzonder goed zong met zijne liefelijke, heldere stem, hoorde hij, tot zijn leedwezen, onder de vele toejuichingen, eenige bepaalde teekenen van afkeuring. - Daardoor was de dag der prijsuitdeeling - die groote dag voor St. Wimfried - veel minder bevredigend dan ooit te voren.

Walter echter maakte tot zijn groot genoegen kennis met Sir Lawrence en Lady Power, die reeds zooveel van hem gehoord hadden door de brieven van hun zoon, dat ze dadelijk verlangden hem te zien. Hij bleef een groot gedeelte van dien dag bij hen en hielp zijn vriend Power om hun het merkwaardige van de school en de omstreken te laten zien; ook Eden werd hun voorgesteld en Lady Power herhaalde vriendelijk hare uitnoodiging; mevrouw Braemer, die ook tegenwoordig was, nam die uitnoodiging voor haar zoon bij eene zoo voorname en hooggeplaatste familie gaarne aan. Nadat Walter hen verlaten had, vroeg Power zijne moeder heel ernstig hoe zijn vriend haar beviel.

‘Hij is de liefste jongen, dien ik nog ooit ontmoet heb,’ zeide Lady Power - ‘en het verheugt mij dat hij uw vriend is; maar gij hebt nog volstrekt niet over Kenrick gesproken, van wien ge vroeger zoo veel hieldt; hoe komt dat?’

‘Ik houd nog altijd veel van hem, moeder, maar hij is den laatsten tijd veel veranderd.’ Juist kwamen Kenrick en Harpour arm in arm voorbij als ter bevestiging van Power's woorden, en groetten hem spottend lomp.

Aldus eindigde Walter's eerste jaar te St. Wimfried en niettegenstaande vele keerzijden, vond hij toch dat het een opmerkelijk en gelukkig jaar was geweest. Hij verlangde nu reikhalzend naar huis en gevoelde, dat hij zijn dierbare betrekkingen met een gerust geweten kon ontmoeten. Hij maakte afspraak met Henderson en Eden elkander te schrijven en Power beloofde hem te Semlyn op te zoeken, onder beding dat hij dan met hem terug zou gaan om eene week te Severn-park door te brengen, opdat zij daardoor des te nauwer mochten worden verbonden.

Den volgenden morgen heel vroeg werden de jongens in koetsen, wagens en alle mogelijke voertuigen gepakt, om hen naar het naaste station te brengen. Een luid hoezee vergezelde iederen wagen bij het afrijden, met zijne volle en opgewonden lading. Tegen negen uur waren allen vertrokken. De groote gebouwen van St. Wimfried schenen uitgestorven; men hoorde slechts de voetstappen der toevallige voorbijgangers. Eene ongewone doodsche stilte lag over de oude kloosterachtige gebouwen; de luidruchtige vroolijkheid der jongens, die ze anders verlevendigde, bracht nu zonneschijn en blijdschap in menig gelukkig Engelsch gezin.

Het was reeds laat op den middag, toen Walter den heuveltop bereikte, die het gezicht bood op Semlyn-Lake. De stroom beneden hem geleek

[pagina 177]
[p. 177]

eene zilveren streep, bloemen bloeiden aan beide zijden op het groene tapijt tusschen glinsterend mos, een zoel windje verspreidde den balsemgeur der welriekende zomerplanten, en hoog boven hem verhieven de oude bekende bergen hunne kruinen, tot in de onbewolkte blauwe lucht.

Maar Walter's blik staarde slechts op één punt van dit bekoorlijk tafereel, de plaats waar het ouderlijk huis schilderachtig rustte tegen de helling boven het meer, en waar eene kleine engte, met donkergroene dennen omzoomd, hem een vluchtigen glimp van den tuin gaf, waarin hij de gestalten zijner spelende broertjes en zusjes kon onderscheiden. Een gevoel van onuitsprekelijk, onbeschrijfelijk genot doortintelde zijn warm hart, en zijne oogen vulden zich met tranen; tranen, die uit het diepst der ziel opwellen, bij elke diep gevoelde aandoening, en die meer dan een lach, de tolken zijn van ons innigst genot.

Het rijtuig volgde hem stapvoets den berg op; hij zond het met zijne bagage naar huis en nam toen zijn weg recht door de vallei, onder het dichte geboomte een klein begroeid slingerpad volgende, waar hij tot aan de enkels in het zachte, met ontelbare bloemen bezaaide gras zakte, en dat hem in korten tijd naar huis voerde. Dat bemoste pad, zoo koel en beschaduwd ook in de warmste zomerdagen, waar hij zoo dikwijls de kleine roode wilde aardbeien had gezocht, die hier en daar tusschen de geurige bladen van het goudgele leverkruid en de sierlijke witte bloemen der cerevea te voorschijn kwamen, was hem lief en gemeenzaam, sinds zijne prilste jeugd. Hij liep vroolijk, met vlugge schreden, en bereikte in tien minuten het hek van zijns vaders woning. Het eerste wezen, dat hem bemerkte, was het sierlijke lievelingsreetje zijner zuster, dat op zijn fluiten vroolijk naar hem toe kwam, onder het klinken van het zilveren klokje, dat het aan een blauw lint om den hals had. Slechts even stilstaande om het schoone beest te liefkoozen, vloog hij door den boomgaard in den tuin, waar hij door het gejuich zijner broeders en zusters werd verwelkomd, die met al de blijdschap eener gelukkige, onschuldige jeugd op hem toeijlden en hem omhelsden.

‘Daar zijn papa en mama!’ riep hij, zich van den juichenden troep losmakende, toen zijne moeder met open armen naar hem toekwam, hem teeder omhelsde en aan haar hart drukte.

‘Ik ben No. 1 van mijne klasse, papa,’ riep hij vroolijk tot zijn vader opziende. ‘Weer No. 1!’

‘Zoo, Walter! het doet mij genoegen dat te hooren; er zijn maar weinig dingen, die mij aangenamer konden zijn.’

‘Maar dit alles haalt niet bij het genot van weer te huis te wezen!’ riep hij luid jubelend; in de onbedwongen overmaat van zijn gevoel, nauwelijks wetende, waaraan het eerst zijne aandacht te wijden.

‘Kom, Charley!’ zeide hij tot zijn geliefkoosden broeder, ‘loop eens even den tuin met mij door en laat ons de dierbare oude plekjes nog eens gaan opzoeken. Wij komen in twee minuten terug.’

[pagina 178]
[p. 178]

‘En dan zult ge wel trek hebben in een kopje thee?’

‘Dat geloof ik, maar laat ons hier in de laan theedrinken, moeder,’ riep Walter.

Dit voorstel werd met algemeene stemmen aangenomen en spoedig was de tafel gedekt, voor het huis, onder de hooge olmen en prijkte met verscheidene schotels frisch geplukt fruit, door Walter's zusters sierlijk geschikt, tusschen bloemen en druivenbladeren, terwijl Walter met een stralend gezicht en van genot schitterende oogen onophoudelijk duizend vragen deed en beantwoordde, onder het gebruiken van een grooten tros heerlijke druiven en een lekker bord aardbeien met room.

Toen de maaltijd afgeloopen was, bleven zij in den vriendelijken tuin zitten, totdat zij tusschen de wuivende takken der olmboomen de zonnestralen niet meer zagen flikkeren; totdat het eerst purper gekleurde meer allengskens van zilvergrijs tot donkerblauw was overgegaan, en de zilveren glans der maan en het glinsterend goud der sterren zich er in afspiegelden; totdat de vleermuizen niet meer heen en weder vlogen, de bloemen in den dauw van den vallenden avond hare welriekendste geuren verspreidden, en de nachtegalen, verborgen in het geboomte, hunne welluidende liefdezangen aanhieven; terwijl het eerst zoo levendige onderhoud langzamerhand tot een ernstig kalm en gelukkig mijmeren was overgegaan.

Het was een liefelijk tafereel: vader en moeder, nog jeugdig genoeg om het leven volkomen te genieten, gelukkig en trotsch in het bezit van hun oudsten zoon; zijne beide broertjes met liefde en vertrouwen tot hem opziende; de kleine zusjes met hare armen om zijn hals, terwijl hare blonde lokken hem borst en schouders bedekten; en eindelijk hij zelf, de edele, moedige, gevierde, driewerf gelukkige knaap! Het toonbeeld eener innig verbonden familie, vrij van zorg, tot nu toe verschoond door de hand des doods, vereenigd op deze heerlijke plek, hunne eigen gelukkige woning!

Driewerf gelukkig! Ja, in weerwil van zorgen en miskenning, van zonde en berouw, zijn er uren dat de vreugdebeker overvloeit; niet (zoo als, helaas, te dikwijls voorkomt) door zinsbegoocheling, niet door een bedwelmenden teug uit de tooverschaal van den wellust; of door de bedrieglijke voldoening van overspanning en uitspatting, maar door den zuiveren dronk van het reine zieleleven. Enkele stervelingen genieten ten minste zulke uren. Voor wie die uren zijn weggelegd? Dat blijft ons een geheim; en zoo zij nimmer mochten aanbreken voor de paria's der maatschappij, voor de ongelukkigen, gedompeld in een poel van laagheid en ellende, voor de trotschen, de kwaadwillige wreedaards en laaghartigen, voor de ontevredenen en menschenhaters, dan moge God hen helpen, want deze uren zijn de zekerste waarborgen van onze onsterfelijkheid. Zij zullen eenmaal komen voor de jonge onschuldigen, soms ook voor hen, die reeds gezondigd hebben, zij zullen komen, die uren van overweldigend grenzenloos genot, als schemeringen, als onduidelijke herinneringen van het

[pagina 179]
[p. 179]

paradijs; als geuren overgebleven uit een vroeger Eden, uit eene gouden eeuw toen er geen zonde op aarde was. Ja, zulke uren kunnen komen! En nu waren ze voor dit huisgezin aangebroken.

Driewerf gelukkige Walter! Als een heerlijke droom vlogen deze dagen ‘te huis’ - en welk een te huis! - voorbij. Elke dag bracht een nieuw genot: 's morgens in het frissche water te baden; tusschen de bergen op het meer te roeien; te rijden, te visschen, croquet te spelen; met zijne ouders, broeders en zusters te wandelen, te praten of des avonds bij het maanlicht in den tuin te zitten. O, Walter was innig gelukkig! En toen Power eene week bij hem kwam doorbrengen, ieder die hem leerde kennen voor zich innemende door zijne vriendelijkheid en beleefde manieren, terwijl hij zelf bovenmate verrukt was over alles wat hij van Walter's ‘te huis’ zag, toen stemden allen toe, dat er niets aan hun geluk en tevredenheid ontbrak.

Power was een dichter zooals wij reeds weten; en den dag toen hij met Walter - die hem naar zijn ouderlijk huis zoude vergezellen - van Semlyn vertrok, bleef hij langen tijd in gedachten verdiept, waarna hij een blad uit zijne portefeuille scheurde en eenige werkelijk schoone dichtregelen schreef, getuigende van een bijna te groote gevoeligheid in een zoo jeugdigen knaap; maar ons dubbel dierbaar, door de herinnering aan Power en, als een bewijs, hoe verrukkelijk schoon Semlyn was voor iedereen, die in staat was de oneindige schoonheid te gevoelen en te begrijpen, welke de natuur daar zoo kwistig biedt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken