Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
St. Wimfried of De schoolwereld (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van St. Wimfried of De schoolwereld
Afbeelding van St. Wimfried of De schoolwereldToon afbeelding van titelpagina van St. Wimfried of De schoolwereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.66 MB)

Scans (81.55 MB)

ebook (4.22 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Illustrator

L.W.R. Wenckebach



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Brits-Engels / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

St. Wimfried of De schoolwereld

(1927)–F.W. Farrar–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Veertigste hoofdstuk.

Er heerschte te St. Wimfried ontzettende opschudding en angst. De afwezigheid der knapen had gedurende den theetijd niemand verontrust; maar toen zij bij den avonddienst en eindelijk bij het naar bed gaan nog niet terug waren en ook gedurende den nacht en den volgenden morgen niet kwamen, steeg de angst en werd de geheele omtrek doorzocht.

De plaats, waar Kenrick van de rots was geklommen, werd dadelijk opgemerkt; maar, daar men er slechts de voetsporen van een enkel persoon vond, verduisterde dit nog de zaak, in plaats van tot ontdekking te leiden. Het gaf eenig licht, toen men hoorde, dat de boot van Bryce verdwenen was, doch het verhoogde de vrees, toen men vernam dat het een oud wrak was, slechts geschikt om bij heel zacht rustig weder langs het strand te drijven; maar wat kon de jongens er toe hebben gebracht zich op een zoo stormachtigen avond in de oude boot te wagen? Voor genoegen? Dit was ondenkbaar; te meer omdat het roeien streng was verboden, en daar men zich geen enkele reden kon voorstellen, durfde men zelfs niet meer gissen.

De visschers, die met hunne schuiten uitzeilden, vonden geen spoor van de vermiste knapen, en gedurende dien angstigen, vermoeienden dag begon men meer en meer te vreezen, dat zij op zee waren verongelukt.

[pagina 267]
[p. 267]

Power, Eden en Henderson waren bijna onafgebroken op het strand, staarden in zee met de ijdele hoop, hen roeiend door de baai te zullen zien terugkeeren; maar alle zeelieden beweerden, dat, als zij in eene open boot, en dat nog wel de boot van Bryce, op zee waren, zij ontwijfelbaar in den hevigen storm van den vorigen nacht waren vergaan.

Eindelijk gaf de zee, niet hare prooi, maar toch iets terug, dat een bewijs scheen van hun ellendigen dood. Henderson, die steeds in koortsachtig opgewonden toestand verkeerde en door Power tot kalmte werd gemaand, wandelde met laatstgenoemde en Eden, die even angstig was, langs de kust en zag bij het naderend getij iets heen en weer drijven. Hij meende dat het 't blonde haar moest zijn van een der verdronken knapen, maar spoedig merkten zij, dat dit niet zoo was; hij zwom er naar toe en greep een gescheurden, doorweekten stroohoed, waarvan het verkleurde wit en donkerblauw lint genoegzaam bewees, dat hij aan een der jongens van St. Wimfried had toebehoord, en, zorgvuldig de wollen voering onderzoekende, lazen zij op een daarop genaaid stukje lint, volkomen leesbaar ‘H. Kenrick’. Maar dit was niet het eenige dat zij vonden. Zij zochten nu nog ijveriger voort, en spoedig daarna wees Power, met een smartelijken kreet, op een zwart, op het strand gespoeld voorwerp. Hun hart verstijfde, toen zij, er bij gekomen, met schrik en wanhoop Walter's buis herkenden, dat hij den laatsten dag had aangehad. En om de zaak te bevestigen, stond zijn naam in de voering van eene mouw. In een der zakken was zijn opschrijfboekje met de reeds gemaakte aanteekeningen en hier en daar een aardig spotprentje op de reeds gebruikte pagina's, terwijl in een der andere zakken de kortelings ontvangen brieven waren, die, geheel van het zeewater doortrokken, bij de minste aanraking van elkaar scheurden.

Den volgenden dag ging hun twijfel tot zekerheid over. Mijnheer en mevrouw Euson kwamen van Semlyn met een gevoel, dat door geen pen kan beschreven worden. Power gaf mevrouw het gevonden buis, terwijl hij en Henderson de ouders van hun vriend geen oogenblik verlieten en al het mogelijke beproefden om hen eenigszins te bemoedigen, te troosten en op te beuren, niettegenstaande zij zelve niet de minste hoop meer koesterden op het behoud der vrienden. Tot heden toe bewaart mevrouw Euson dit buis als eene heilige dierbare herinnering aan de allereerste zware beproeving, die zij gedurende haar gelukkig leven had ondervonden. Power behield den hoed van zijn vriend Kenrick, daar niemand dien opeischte of verlangde.

Een nieuwe dag brak weder aan en bevestigde aller droefheid, waarin zoowel de meesters, de leerlingen als alle bewoners deelden. De stille wanhoop van mijnheer en mevrouw Euson beklemde ieders hart, want nu scheen waarlijk alle hoop verloren. Slechts één knaap kon het ergste niet gelooven; in enkele jonge harten schijnt de hoop eeuwig te bloeien! Dit was Eden. Hij hield onwrikbaar vol, dat de jongens gered moesten

[pagina 268]
[p. 268]

zijn; hij had het zoo vast en stellig gevoeld, hij wist niet hoe, of waarom, maar hij was er van overtuigd; daarom bracht zijne tegenwoordigheid aan het verscheurde moederhart den meesten troost. Van waar kwam bij hem dit vertrouwen? vroeg zij; hij wist niet of hij het gezien, gedroomd of gevoeld had, maar hij was er volkomen zeker van. ‘Zij zullen terugkomen, lieve mevrouw Euson! Gij zult het zien, zij komen terug,’ was zijne steeds herhaalde verzekering, en haar door angst en twijfel gefolterd hart werd nooit moede deze woorden te hooren.

En eindelijk, den vierden dag, toen mijnheer Euson afwezig was, om te Londen te onderzoeken welke schepen dien nacht St. Wimfried waren voorbij gevaren, stoof Eden met een van verrukking stralend gezicht de kamer binnen, waar mevrouw Euson zat en riep, alles om zich heen vergetende: ‘O mevrouw! Het was wel waar, zoo als ik u altijd heb gezegd; heb ik u niet dikwijls herhaald, dat ik er zeker van was? Zij zijn gered!’

‘Stil, mijn jongen, bedaard!’ fluisterde mevrouw Lane, ‘gij hadt haar dit niet zoo plotseling moeten zeggen; die overgang van angst tot blijdschap schokt haar te sterk.’

‘O Eden, zeg mij alles,’ snikte de moeder bijna machteloos; ‘weet ge het zeker? Waar zijn mijne jongens?’

‘Gij zult hen spoedig zien,’ sprak hij nu zoo zacht mogelijk, en in hetzelfde oogenblik, als ter bevestiging zijner woorden, vloog de deur weer open en lag Charley Euson in de armen zijner moeder, die hem bedekte met hare kussen, terwijl tranen van dankbare blijdschap zijn vroolijk kinderlijk gelaat besproeiden.

‘Charley, mijn eigen, lieve Charley! Waar is Walter?’ waren haar eerste woorden.

‘Hoe is het, moeder, kent gij mij nu niet meer? En hebt ge voor mij geen enkelen kus?’ sprak met heldere stem een jongen in een blauw zeemansbuis; en toen was het Walter's beurt om in eene lange omhelzing de door zielsangst gefolterde liefde en teederheid eener moeder te gevoelen.

Kenrick zag dit tafereel met een weemoedig gevoel aan, niet afgunstig, maar bedroefd door eene herinnering! Onmiddellijk nam Walter hem bij de hand en stelde hem aan zijne moeder voor, die hem kuste en tot hem zeide: ‘Uw naam, Kenrick, is mij zoo bekend, en gij hebt in hun gevaar gedeeld.’

‘Reeds voor de tweede maal heeft Walter nu mijn leven gered, mevrouw!’ antwoordde hij, ‘en ik vertrouw, ditmaal, in meer dan één opzicht.’

Hun wedervaren was spoedig verteld. Juist toen de boot begon te zinken en de doodsangst grootendeels overwonnen was, viel Walter's blik op de lichten van een groot schip, welks donkeren vorm hij nauwelijks kon onderscheiden, doch dat dicht bij hen op de golven danste. Dadelijk schreeuwden hij en Charley met al den waanzinnigen angst eener herlevende hoop. Door Gods genade waren hunne kreten gehoord, en niettegen-

[pagina 269]
[p. 269]

staande het gevaar en de door den storm verhoogde moeilijkheid wendde het schip en draaide bij; de reddingsboot werd bemand en de verbaasde matrozen bereikten hen juist, toen hunne vernielde schuit in het ronde draaide, zich omkeerde en in de diepte verdween.

Met onbeschrijfelijke zorg en teederheid hadden de zeelieden en de brave kapitein van de Morgenster hen gekoesterd. De verkwikkende warmte in de hut van den kapitein, het voedsel en de wijn, de kalmte, de rust en een gezonde slaap, dien zij zoo zeer behoefden en die meer dan 24 uren aanhield, herstelden hunne uitgeputte krachten, zoodat zij weer volkomen wel waren. Voorbij de baai van St. Wimfried staan langs de kust, eenige mijlen ver, eene rij ijzeren grenspalen; dit, gevoegd bij den heftigen, van den wal afdrijvenden wind, had den kapitein belet hen vroeger dan dien morgen aan wal te zetten, nadat hij hen voorkomend en welwillend van het noodige geld had voorzien om te St. Wimfried te kunnen komen.

‘Gij kunt niet begrijpen, moeder, hoe prettig het aan boord was,’ zeide Charley; ‘ik heb er veel geleerd en zij waren allen zoo vriendelijk mogelijk voor ons.’

‘Gij moet niet denken, mijn lief moedertje, dat wij niet aan u dachten,’ zeide Walter, ‘en niet begrepen hoe angstig u zoudt zijn; maar wij hoopten altijd dat u zoudt onderstellen, dat wij door een of ander schip waren gered.’

‘Ja, Walter; maar de vreugde, die ik nu geniet, vergoedt mij alle geleden verdriet,’ zeide zijne moeder. ‘Gij moet uw vriend Eden dank zeggen, want hij heeft mij steeds moed gegeven door zijne vaste overtuiging, dat gij nog in leven waart; en hij was ook de eenige, die dit volhield.’

‘En nu, mevrouw Euson,’ zeide Power, ‘moet ge hen vijf minuten aan ons afstaan, want de meesters en de geheele school verlangen met ongeduld hen te zien en geluk te wenschen.’

Het gebeurde was al heel spoedig onder de jongens bekend en nogmaals waren zij trotsch op Walter's heldhaftig gedrag. Toen hij in het hem door kapitein Petri geschonken blauwe buis, met Kenrick arm in arm en met Charley hand in hand, voor hen verscheen, klonk er uit aller mond een driemaal herhaald hoera! terwijl ze als in triomf het plein werden rondgedragen.

Gij kunt u voorstellen dat het dien avond een vroolijke maaltijd was bij Dr. Lane; mijnheer Euson had, zooals we reeds onderstelden, de redding zijner kinderen te Londen door den kapitein van de Morgenster vernomen, wien hij, behalve zijn warmste en innigste dankbetuigingen, een prachtigen chronometer tot aandenken had aangeboden. Bij zijne terugkomst vond hij zijn beide jongens heel gelukkig naast hunne moeder, hunne handen in de hare, in het gezelschap hunner beste schoolvrienden, gezellig bij elkander zitten. Walter had nog altijd zijn blauwe zeemansbuis aan: mevrouw Lane en de jongens wilden hem niet veroorloven het uit te doen, daar het hem zoo goed stond. Het was waarlijk een avond om

[pagina 270]
[p. 270]

nooit te vergeten, en weinig minder vroolijk en opwekkend dan het groote morgenfeest, aan Walter en Kenrick ter herinnering van het gebeurde, door de zesde klasse aangeboden, en waaraan ook Charley, als eene bijzondere onderscheiding, was genoodigd.

Genoegens zijn aangenaam, maar onze vrienden waren voor grooter en beter dingen gespaard. Deze drie knapen hadden den dood voor oogen gehad. Zijne koude hand had hen als het ware aangeraakt en gedwongen tot zich zelve in te keeren; en toen die verstijvende greep hen losliet, gevoelden zij de ontzagwekkende werkelijkheid des levens. Het onderdrukte geenszins hunne natuurlijke vroolijkheid, maar wekte hunne beste voornemens op en versterkte hunne edelste beginselen. Kenrick was geheel veranderd; de zoo vele uren doorgestane angst had eene geheel andere uitdrukking aan zijn gelaat en manieren gegeven; maar terwijl deze uiterlijke teekens spoedig weder verdwenen, was de zedelijke indruk gelukkig blijvend. Hij begon zijn werk nu met een ernstigen wil; hij kende geen lusteloosheid, geen knorrige luimen, geen toegeven aan verkeerde neigingen en geen zelfzucht meer. Hij werd ernstig, bescheiden, vriendelijk, ijverig en volhardend. Hij handelde als Walter en Charley en trachtte in alles volkomen zijn plicht te doen.

Onder zijn bestier en dat van Power, Walter en anderen, door hun voorbeeld gevormd, of levende onder den invloed van den goeden naam, dien zij nalieten, ging St. Wimfried meer en meer vooruit en hechtte steeds nieuwe lauweren aan zijn van ouds beroemden naam. Met de groote vacantie verliet Power de school, nadat hij bijna elke onderscheiding en alle prijzen en de Balliol's toelage had gewonnen. Walter volgde hem op als senior; hij en Kenrick, die weer zijne oude plaats had ingenomen, werkten met hart en ziel voor de belangen der school, welke in die dagen, haar bloeiende tijd, overal werd geacht en geroemd, en er heerschten ook werkelijk een verfijnde geest en de stiptste orde. Dr. Lane erkende gaarne, dat men dit grootendeels verschuldigd was aan de geestkracht en het voorbeeld der jeugdige bestuurders. Power was bemind en geëerd; Walter en Kenrick volgden zijn voetspoor. Tot groote vreugde der geheele school verwierven beiden in één jaar de hoogste toelagen voor de twee hoogescholen, en toen ook zij St. Wimfried verlieten, waren zij even zoo geëerd als Power en zoo mogelijk nog meer bemind. Whalley volgde hen het volgend jaar in hunne waardigheid op, en eindelijk werd ook onze kleine Charley senior van de school en vereeuwigde door zijn gedrag en eenige goede en verstandige instellingen, zijn eigen naam en dien van Walter.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken