Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het graf (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het graf
Afbeelding van Het grafToon afbeelding van titelpagina van Het graf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.50 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
leerdicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het graf

(1977)–Rhijnvis Feith–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 47]
[p. 47]

Voorbericht.

1Ik geve de volgende vier zangen met eenig vertrouwen uit. Mooglijk 2 heb ik nimmer iets vervaardigd, daar over 't algemeen meer van mijn 3 eigen ziel in overgegaan is. Bijna altijd ben ik door mijn gevoel ge-4dreven geworden, wanneer ik aan deeze taak arbeidde. Ik vond in deeze 5 bezigheid eene vermaaklijke uitspanning, en menig min vrolijk uur vanGa naar voetnoot5 6 mijn leven is onder dezelve genoeglijk weggedroomd. Verder gingen 7 in 't begin mijne uitzichten niet. Mijn Graf was mij eene verademing,Ga naar voetnoot7 8 en de gedachte aan eene openbaare uitgave, en nog veel minder aan 9 het oordeel van kunstrechters, kwam nimmer in mij op. Dit gaf mij 10 eene vrijheid van ziel, die mij dierbaar was, en die mij ook niet geheel 11 verlaaten heeft, na dat eenige mijner Vrienden, op wier kunde, smaak 12 en oprechtheid ik prijs stel, mij aanspoorden om mijn Dichtstuk, dat 13 aan de meesten van hun echter alleen door eene voorlezing bekend was, 14 openbaar te maaken. Mogt dat gedeelte van hunne voorspelling, dat het 15 nut betrof, slechts vervuld worden, en ik zou mij zelven over mijne 16 inschiklijkheid toejuichen.

 

17Inmiddels behoort mijn leven zo geheel niet aan mij, dat ik altijd, 18 zonder aftrekking, met mijn Gedicht heb kunnen bezig zijn. Er zijnGa naar voetnoot18 19 tusschen beiden maanden verloopen, waarin ik aan mijn Graf niet 20 denken kon, waarin tallooze geestverdoovende beezigheden en zorgenGa naar voetnoot20 21 mij de meeste uuren van den dag ontroofden, en de weinigen, die mij 22 dan nog overig bleeven, ongeschikt voor eenigen Letterarbeid, en vooral

[pagina 48]
[p. 48]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

23 voor de vrije Poëzij maakten. Ik voege dit hier alleen bij, om denzulken, 24 die onderscheid kunnen gevoelen tusschen versen, die uit het hart en die 25 uit het hoofd komen, mijne verschooning aantebieden, wanneer ze hier 26 en daar eenige regels mogten ontmoeten, die onder de laatste soort be-27hooren. Het gebrekkige van dezelve gevoelt niemand levendiger dan 28 ik, maar dit durve ik er echter bijvoegen, dat deeze feil niet uit onacht-29zaamheid of eene te geringe achting voor mijne Lezers, maar alleen uit 30 mijne bijzondere omstandigheden ontstaa, die mij van dag tot dag 31 minder vrijen tijd voor mijne Letteroeffeningen overlaaten. De meeste 32 Lezers zullen inmiddels het onderscheid, daar ik van spreek, niet 33 gewaar worden.

 

34Of de volgende Gezangen nu onder de Poëzij te rangschikken zijn, 35 weet ik niet, maar dat ze tot het Leerdicht behooren, weet ik zeker. 36 Onze wijsgeerige Wetgevers mogen naar willekeur paalen en grens-37scheidingen op den Zangberg zetten, zij die het waare genoegen der 38 Dichtkunst kunnen smaaken, zullen zelden er op denken, om hunne 39 oogen naar dezelve te wenden, zo lang hun gevoel voldaan is.

 

40Ondertusschen kan ik niet nalaaten hier aantemerken, dat onze 41 Kunstrechters zich van dag tot dag meer aan al te algemeene uitspraaken 42 en bepaalingen schuldig maaken. Genie en Smaak laaten zich aan dienGa naar voetnoot42 43 slaafschen leiband niet voortsleepen. Men vraagt in goeden ernst: of 44 het Leerdicht tot de Poëzij behoore? en men is zeer geneigd om deeze 45 belagchlijke vraag ontkennend te beantwoorden; ten minsten, zo men 46 dit niet geheel durft waagen, neemt men toch de vrijheid om het arme 47 Leerdicht van boven naar beneden te duuwen, en daar aan den voet 48 van den Parnas een vergeten en dor plekje aan hetzelve toe te wijzen. 49 Waaruit ontleent men inmiddels zijne argumenten? Uit de natuur van

[pagina 49]
[p. 49]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

50 het Leerdicht? Geenzins, maar uit eenige weinige Leerdichten, die men 51 voor oogen heeft. Wat aan den Dichter haperde, moet het onschuldige 52 Leerdicht misgelden. Dit laatste zelf is ondertusschen vatbaar voor alle 53 de schoonheden van de Poëzij, en schoon het de hooge vlugt der OdeGa naar voetnoot53 54 niet neemt, beslaat het uit zijn natuur niet minder een wezenlijk vak 55 van de Dichtkunst, dan eenige andere soort van gedichten. Dat stroeve, 56 harde, onzinlijke, van deel tot onderdeel, als eene analijtische rede 57 afloopende, dat men zich zo dikwerf hier veroorlooft, behoort even weinig 58 tot deszelfs natuur, als de dolle zijlingssprongen en nuttelooze uitroepin-59gen tot die van de Ode. Een Virgilius, een Young, een Thompson, eenGa naar voetnoot59 60 Lambert, een de L'Isle hebben genoegzaam het Leerdicht door hunneGa naar voetnoot60

[pagina 50]
[p. 50]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

61 eigen voortbrengselen verdedigd; maar al hadden zij het niet gedaan, dan 62 nog zou men nooit kunnen zeggen, dat het niet te doen was. De Genie 63 heeft geen grenspaal. En gewis 'er is geen onderwerp zo afgetrokken,Ga naar voetnoot63 64 dat een waar Dichter niet zou kunnen verzinnelijken, en deszelfs leerin-Ga naar voetnoot6465gen onder beeldtenissen en in schilderijen vertoonen. Een van FrankrijksGa naar voetnoot65 66 bevalligste Dichters koos tot een onderwerp van zijn Leerdicht de weder-67legging van het afgetrokken stelsel van Spinosa. Hij gevoelde al de 68 zwarigheid, die er aan vast was, om dorre natuur- en bovennatuur-69kundige Leerbegrippen, die volstrekt tot zijn plan behoorden, door 70 belangrijke beeldtenissen en bloemen op te sieren. Maar zijn moed 71 overwon dezelve, en mooglijk zijn 'er thans weinig meer dichterlijke 72 brokken in de Fransche Poëzij te vinden, dan juist deeze zelfde voor-73stelling van het stelsel van Spinosa. Zo waar is het, dat wij ligt kunnen 74 zeggen: dat is tot hier toe niet gedaan; maar bezwaarlijk: dat zal 75 nimmer gedaan worden.

 

76Dan 'er is nog iets, dat hier den halven Wijsgeer verraadt. Men 77 heeft gehoord of gelezen, dat de zinlijkheid het wezen van de PoëzijGa naar voetnoot77 78 uitmaakt. Nu stelt men zich die zinlijkheid enkel onder de gedaante 79 van beelden voor. De oude Dichters van elke Natie zijn en blijven 80 dan eeuwig, naar hun beperkt begrip (ten minsten zo ze overeenkomstig

[pagina 51]
[p. 51]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

81 hunne eigendunkelijke bepaalingen verkiezen te redeneeren) de eenige 82 waare Dichters. Naar hun gedrongen en in de daad uit onkundeGa naar voetnoot(1) 83 spruitend stelsel valt alles, wat niet Ossiaansch of Oostersch is, weg, enGa naar voetnoot83 84 de goede Homerus zelf kan niet alle zijne versen behouden, want in 85 sommige van dezelve heeft hij reeds geen enkele beelden meer.

 

86Hoe armzalig is dit besluit! Hoe weinig toont men de waare en 87 zo oneindig veel verscheidenheid toelaatende natuur dier zinnelijkheid, 88 die het wezen der Dichtkunst uitmaakt, te kennen! Onze Poëzij heeft, 89 bij al haar gebrek, zeker dit boven die van onze Voorouderen vooruit, 90 dat wij meer gezonde wijsgeerige denkbeelden in dezelve gebragt hebben, 91 en men ze niet meer zo algemeen een mand vol veeren kan noemen; 92 maar indien men niets dan beelden voor zinlijkheid in dezelve verklaard 93 wil hebben, dan zijn wij waarlijk nog ver ten achter, en dit mogt heen-Ga naar voetnoot9394gaan, maar dan zullen wij eeuwig ten achter moeten blijven, wijl onze 95 taal zelve dat beeldspraakige nimmer weer aan zal nemen, dat zij in 96 haaren oorsprong bezat, en alle taalen bij eerstopkomende en nog onbe-97schaafde Volkeren bezeten hebben. Neen, die korte ineengedrongenheid 98 van groote opeengestapelde denkbeelden, door een juistgekozen maat en 99 zin- kracht- en harmonij- bevorderend rijm ondersteund, die bij voor-

[pagina 52]
[p. 52]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

100beeld de versen van een' Voltaire op veele plaatsen zo keurlijk ken-Ga naar voetnoot100101schetsen, behoort mede tot die zinnelijkheid, die het wezen van de 102 Poëzij uitmaakt. Het zelfde in proze gezegd zou dor en stijf daarstaan, 103 maar de maat en het rijm geven 'er eene zinlijkheid aan, die oogenbliklijk 104 het hart inneemt en het gevoel treft. Men neme tot een voorbeeld de 105 meeste karakters uit de Henriade of de volgende beschrijving van onzeGa naar voetnoot105 106 zeden uit den Kardinaal de Bernis, die juist voor mij ligt. ‘Wat zouden 107 onze Voorouders uit den Riddertijd, zegt hij, verwonderd staan.

 
De voir tant de flatteurs commodes
 
Encenser nos folles erreurs,
110[regelnummer]
Et sur l'inconstance des modes
 
Régler les principes des moeurs
 
Aux traits de la plaisanterie
 
De voir le Zèle assujetti,
 
L'Amour sacré de la Patrie
115[regelnummer]
En paradoxe converti;
 
La Religion en problême,
 
Le Sophisme en raisonnement,
 
L'affreux Pijrrhonisme en sijstême,
 
Et la Débauche en sentiment.Ga naar voetnoot(2)Ga naar voetnoot+

120Dit is Poëzij. Zo kort, zo krachtig kan zich geen proze immer 121 uitdrukken, zonder onverdraaglijk te worden; de zinlijkheid neemt 122 deeze onverdraaglijkheid weg; alles wordt vloeiend en los. In de 123 opgegeven versen zit deeze zinlijkheid in de maat en nog meer in het 124 rijm, en in den invloed die beiden op de denkbeelden hebben. Het is 125 hier de plaats niet om dit alles breeder te ontwikkelen. Mooglijk biedt

[pagina 53]
[p. 53]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

126 zig hier toe nog eens eene betere gelegenheid aan. Dit alleen moet ik 'er 127 echter nog bijvoegen, dat het juist deeze soort van zinlijkheid is, welke 128 aan Versen dat aantrekkelijke geeft, dat hen zo algemeen en zo gaarn 129 gelezen en zo geheel gemaklijk onthouden doet worden. De stem van 130 deezen of geenen enkelen Kunstrechter komt hier niet in aanmerking, 131 maar men zie welke gedichten in een land volksgedichten worden, ik 132 meen welke algemeen gelezen worden en van zelven in 't geheugen 133 blijven, en men zal altijd bevinden, dat, welke gebreken dezen Versen 134 dan buiten dat ook bezitten, de zinlijkheid, daar wij van spreeken, 135 hun gewis niet mist.

 

136Nu nog een woord over onze Alexandrijnsche versen. Ik heb ge-137tracht, zo veel in mij was, de vijf verscheidenheden van rust, daar ze 138 vatbaar voor zijn, zo wel als de ontelbaare verscheidenheden van maat 139 en toon, die ze toelaaten, daar het voegde, naauwkeurig waartenemen,Ga naar voetnoot139 140 en ik zou hier zelfs niet van gesprooken hebben, indien ik niet zag, dat 141 men bij ons, nog algemeener dan men gelooft, de zoetvloeiendheid van 142 't vers beoordeelt naar maate de rust meer in 't midden van 't zelve 143 gevonden wordt. 't Is 'er inmiddels zo ver van daan, dat dit de zoet-144vloeiendheid zou vermeerderen, dat het integendeel dezelve breekt en 145 niets dan eene loutere eentoonigheid veroorzaakt; ten minsten, wanneer 146 men door zoetvloeiendheid verstaat, zo als er toch in de daad door 147 verstaan moet worden, zal ze eene deugd en geen gebrek zijn, dat de 148 versen naar de gedachten en beelden, die 'er in voorgedraagen worden, 149 vloeien, en niet immer als het eigen beekje vlieten of de Dichter een 150 moordtooneel, dan of hij een liefdegevalletje bezingt. De verscheiden-151heeden van rust, daar ik van sprak, zijn alle welluidend; de groote 152 kunst is maar om ze aan te brengen, waar ze behooren, en dan de versen

[pagina 54]
[p. 54]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

153 zo te lezen, als ze gelezen moeten worden. In dit laatste geval zal elk 154 toehoorer, die ook met de Alexandrijnsche versen van Buitenlanderen 155 bekend is, door het vermaak, dat zijne zinnen genieten zullen, overtuigd 156 worden, dat onze Alexandrijnsche versen een oneindig voorrecht boven 157 de hunnen hebben, en in de daad de minstééntoonigen van alle versen 158 zijn.

[tekstkritische noot]15 B: en vervalt
voetnoot5
min: minder.
voetnoot7
uitzichten: bedoelingen.
voetnoot18
zonder aftrekking: ongestoord.
voetnoot20
Feith was in 1792 vader van negen kinderen; bovendien had hij zijn ‘comptoirbezigheden’.
[tekstkritische noot]30 B: ontstaat,
37 B: na zetten een puntkomma
voetnoot42
Genie en Smaak: twee kernbegrippen uit de 18e-eeuwse esthetiek, resp. aanduidend de in de kunstenaar zelf zetelende oorspronkelijkheid (cf. P. Grappin, La theórie du génie dans le préclassicisme allemand, Paris 1952) en het min of meer gereglementeerde kunstgevoel. Feith meende, juist als Batteux, dat genie en smaak dienen samen te gaan (cf. zijn Brieven II, waar hij uitvoerig over deze zaken spreekt).
[tekstkritische noot]53 B: na Poëzij een puntkomma
60 B: Delille
voetnoot53
De ode geldt in de 18e eeuw vrij algemeen als de hoogste vorm van lyriek (cf. C. Maddison, Apollo and the nine. A history of the ode, London 1960). In Frankrijk heeft men sedert Du Bellay de term lyriek zelfs lang gereserveerd voor de op klassieke leest geschoeide lierzang, m.n. voor de ode (cf. Irene Behrens, Die Lehre von der Einteilung der Dichtkunst, S. 177). In Duitsland is het vooral Klopstock die met zijn ‘enthusiastische Oden’ deze dichtvorm in aanzien brengt (cf. Karl Viëtor, Gesch. der deutschen Ode, München 1923). Te onzent dankt Feith zijn eerste roem in het bijzonder aan zijn ‘stoute’ lierzangen, verzameld in de vijf bundels Oden en Gedichten.
voetnoot59
Virgilius: Maro Publius Vergilius (70-19); Feith doelt hier uiteraard op diens Georgica (36-29 v. Chr.), een leerdicht met lyrische inslag over landbouw, veeteelt, tuinbouw en bijenteelt; Ndl. vert. door Ida M. Gerhard, Het Boerenbedrijf, Amsterdam 1950; Young: Edward Young (1683-1765), anglikaans geestelijke en humanist, auteur van de Night Thoughts on Life, Death and Immortality (1742-1745), een uitgebreid, didactisch-religieus dichtwerk, dat het bekendste voorbeeld is van de z.g. graf- en nachtliteratuur. J. Lublink publiceerde in 1766 een complete prozavertaling onder de titel Nachtgedachten (Amsterdam; 2e dr. 1785); cf. voor Young: W. Thomas, Le poète Edward Young, Paris 1901; Thompson: bedoeld is James Thomson (1700-1748), auteur van het bekende The Seasons (1726-1730), dat in alle 18e-eeuwse poëtieken als beschrijvend leerdicht compareert; cf. voor de populariteit van dit werk bij ons: B.G. Halberstadt, De Nederl. vertalingen en navolgingen van Thomson's Seasons, Leipzig z.j. [1923].
voetnoot60
Lambert: Jean-François, marquis de Saint-Lambert (1716-1803) gold om zijn hoofdwerk Les Saisons, en quatre chants (1769) als een van de beste dichters van zijn dagen; hij was een echte ‘philosophe’ in 18e-eeuwse zin; thans heten zijn verzen ‘d'une élégance constante et par suite monotone’ (Dictionnaire des Lettres Françaises, le XVIIIe siècle, publié sous la direction du cardinal Georges Grente, Paris 1960, p. 505); Mme du Deffand noemde hem reeds ‘un esprit froid, fade et faux (....) et sans les roseaux, les ruisseaux, les ormeaux et leurs rameaux, il aurait bien peu de chose à dire.’; Feith bewonderde zijn elegante versificatie (Brieven V, p. 126; VI, p. 90, 138, 217). de L'Isle: Jacques Delille of Delisle (1738-1813), destijds beroemd Frans dichter van didactische poëzie (zie M. Henriet, Jacques Delille, jugé par ses contemporains, Le Havre 1914), bekend vooral om zijn naar Vergilius bewerkte Les Georgiques (1769) en om het leerdicht in vier zangen Les Jardins, ou l'art d'embellir les paysages (1782); hij werd hier naderhand vertaald door Bilderdijk (Het Buitenleven, naar L'Homme des champs, beide van 1800) en J. Immerzeel Jr.
[tekstkritische noot]62 B: dat het niet te doen ware.
voetnoot63
afgetrokken: abstract.
voetnoot64
verzinnelijken: plastisch voorstellen; cf. r. 77: zinlijkheid en de daar gegeven toelichting.
voetnoot65
Feith toont zich hier adept van het Horatiaanse ‘ut pictura poesis’. Een van Frankrijks bevalligste Dichters: hoogstwaarschijnlijk doelt Feith hier op kardinaal François-Joachim de Pierres de Bernis (1715-1794), vriend van Voltaire en juist als deze bestrijder van de jezuïeten. In 1737 begon hij aan een groots opgezet leerdicht La Religion vengée, waarvan de vijfde zang uit 1739 geheel gewijd is aan de explicatie en bestrijding van Spinoza's leer. Weliswaar werd het totale werk pas in 1795 gepubliceerd, maar Bernis koos zelf zijn weerlegging van Spinoza als specimen van zijn kunnen, toen hij (anoniem) in 1767 te Londen zijn Oeuvres Complettes uitgaf. In een voorafgaand Discours sur la poésie citeerde hij de vijfde zang van zijn leerdicht (cf. Paul Vernière, Spinoza et la pensée française avant la révolution, T. II, Paris 1954, p. 430-435).
voetnoot77
zinlijkheid: Van Alphen schrijft in zijn Theorie der schoone Kunsten en Wetenschappen I, Utrecht 1778, p. 4: ‘Ik weet geen beter woord dan dit [zin(ne)lijk] voor het hoogduitsche sinnlich, schoon ik wel weet, dat men in onze taal hetzelve in dien zin niet doorgaands gebruikt. Zintuiglijk kan men niet zeggen, daar dit woord alleen betrekkelijk is tot de uitwendige gewaarwording; en daar men onder het woord zinnelijk niet alleen de uitwendige, maar ook de inwendige gewaarwording verstaat’.
[tekstkritische noot]93 B: na achter een puntkomma
98 B, C, D: ‘maat- en zin- kracht- en harmonij-bevorderend rijm’. Deze lezing, die vanzelf een belangrijk betekenisverschil met A inhoudt, lijkt minder juist in verband met r. 103.
voetnoot(1)
Men vergeve het mij, maar ik geloof zeker, dat men veilig zeggen kan, dat, niet onze halve Wijsgeeren slechts, maar zelfs de waare Wijsgeer altijd voor een groot gedeelte als een onkundige over de Dichtkunst oordeelt, wanneer hij dezelve of nimmer in persoon geoeffend, of ten minsten alle de verschillende uitwerkselen van dezelve op het gevoel (afgetrokken van alle redeneeringen) niet menigmaal ondervonden heeft. In de Dichtkunst moet het gevoel voorgaan en dan het raisonnement volgen. Omgekeerd zal men hier den bal misslaan, en gewoonlyk altyd in zijne beperkingen en uitspraaken door het algemeen gevoel der menschen wedersproken worden.
voetnoot83
Ossiaansch: als zovele van zijn tijdgenoten bewonderde Feith de poëzie van de gefingeerde Ossian, in de overtuiging dat deze uit een ver verleden stamde (cf. Q.W.J. Daas, De gezangen van Ossian in Nederland, Nijmegen 1961); Oostersch: nadat in de 18e eeuw de oriëntalistiek door geleerden als Robert Lowth en Albert Schultens tot grote bloei was gebracht (cf. J. Nat, De studie v.d. Oostersche talen in Nederland in de 18e en de 19e eeuw, Purmerend 1929), ging men sedert ca. 1780 de ‘Oostersche’, d.w.z. vooral de bijbelse geschriften om hun primitieve schoonheid boven de Grieks-Romeinse klassieken stellen (cf. G. Brom, Bijbel en Romantiek, in Vijf Studies, Zwolle 1957, p. 71-125).
voetnoot93
dit mogt heengaan: dit is nog tot daaraan toe.
[tekstkritische noot]103 B heeft consequent steeds zinnelijk(heid)
voetnoot100
keurlijk: keurig.
voetnoot105
de Henriade: Voltaire's befaamde epos van 1728, gewijd aan de verlichte vorst Hendrik IV van Frankrijk; in het Ndl. vertaald door Govert Klinkhamer (1744), Sybrand Feitama (1753) en A.L. Barbaz (1819); cf. H.J. Minderhoud, La Henriade dans la littérature Hollandaise, Paris 1927.
voetnoot(2)
Voijez ses Oeuv. 1 Tom. Epit. sur les Moeurs.
voetnoot+
Citaat: het citaat bevindt zich in de Oeuvres Complettes de M. Le C. de Bxxx, T. I, A Londres 1767, p. 9-10 (vs. 13-24).
[tekstkritische noot]132 B: na meen een komma
139 B: komma na toon vervalt
139 B: ‘waar te nemen; en ik zou hier zelf niet van gesproken’
148 B: die er voorgedragen
149 B: na vlieten een komma
voetnoot139
toon: duidt in de 18e-eeuwse prosodie het accent aan (cf. Fr. Kossmann, Nederlands versrythme, 's-Gravenhage 1922, p. 126).
waartenemen: toe te passen.
[tekstkritische noot]153 B: komma na lezen vervalt

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken