Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal
Afbeelding van En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaalToon afbeelding van titelpagina van En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.09 MB)

Scans (19.60 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal

(1970)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]

Rutger Maria Lemming bestaat niet echt, ook alle andere figuren in dit boek zijn verzonnen. Elke eventuele gelijkenis met bestaande organisaties of ondernemingen is toevallig.

[pagina 5]
[p. 5]

Ideeën vooraf

 
Daer werd gehouden een banket.
 
Het hoofd werd op de tafel gezet.
 
 
 
‘Heer Halewijn’, 14de eeuw, dichter onbekend.
‘Maar wat ik eigenlijk bedoel is, dat er in elke familie wel iemand voorkomt die een beetje merkwaardig is. U weet wel, een halve gare of een genie of wat dan ook!’

‘The Cretan Bull’, The Labours of Hercules, Agatha Christie.
[pagina 6]
[p. 6]
Het wondermooie Wallis is beroemd om zijn warme en oprechte gastvrijheid en de uitmuntende verzorging die men er in de hotels geniet. Beschaving en levensstijl beschouwt men er als een kostbaar erfgoed, wat in een onnavolgbaar comfort, waarmee de gast omgeven wordt, tot uitdrukking komt. Het is geheel aangepast aan de eisen van onze moderne, dynamische tijd en erop gericht de grote voordelen van rust en sportbeoefening in de pittige en versterkende berglucht, van gezonde bergtochten en van gezelligheid in een omgeving, waar men echte vriendschap ontmoet, te accentueren.

(Uit een folder van het Nationaal Zwitsers Verkeersbureau)
[pagina 7]
[p. 7]

De ondergang van een trots geslacht

Hoofdstuk I
De dienstbode

De portier die het gazen hek voor Robert Zap opende was een duidelijk afleggertje van de crisistijd. Hij hinkte met ongeveer twee benen en lachte met een vrijwel tandeloze mond. Maar hij had nog allebei zijn handen en het hek ging redelijk snel open, hoewel het tikken aan de pet weer tegenviel.

Robert had de man aandachtig bekeken - of hij stond hier voor de helft van zijn vroegere salaris, of hij was hier gekomen nadat de vroegere, beter betaalde portiers ontslagen waren. Robert zou het best willen weten, maar hij vroeg niets en liep door, over het voorplein, naar het lage hoofdgebouw, zapbuizen stond nog altijd boven de deur, geschreven letters op groene tegeltjes.

Zijn broer zat in het uitgebouwde kantoor aan de achterkant, met zijn rug naar de drabbige kanaalhaven. Hij luisterde naar iemand, maar bedekte de telefoonhoorn met de hand en zei: ‘Hallo, Robbie. Hou je jas aan. Het is hier verdomd koud.’

Hij maakte bovendien een snel eind aan zijn gesprek: ‘Ja. Ja. Dat is goed. Dat zit gedeukt. Tot ziens. Ja.’ Hij legde de hoorn op de haak, grijnsde, stak zijn pink in zijn oor, wrikte even, en zei: ‘Hallo Robbie. Ik zit al dagen op je te wachten.’

Robert Zap ging op de lage bank tegen de muur van de directiekamer zitten en keek naar zijn broer achter het bureau. Daar zat Marco, in de korte autojas met de bontkraag, net een platte-

[pagina 8]
[p. 8]

landsdokter, zijn voeten op het bureau, zijn kin in zijn linkerhand. Marco, de gewiekste, de snelle denker, de alles doorhebber, de misselijke schoft. Kleine bruine oogjes, die altijd alles zagen. ‘Voor jou heb ik alle tijd, Robbie,’ zei hij.

Dit was het gruwelijke moment waar Robert Zap nu anderhalve dag - en vooral een lange, slapeloze nacht - naar toe had moeten leven. ‘Kijk,’ zei hij - wetend dat er niets te zien viel, behalve hijzelf, een iets te lange jongen met stakerige benen in een plusfours, een drollenvanger, omdat hij niet naar huis had gedurfd om zijn grijze pak op te halen. Een jongen met een bleek gezicht, een rond intellectuelenbrilletje en een fijne streepjessnor, zorgvuldig geënt op dat van Errol Flynn. In oktober was hij speciaal naar Amsterdam geweest om in Tuschinski de nieuwe Flynn te zien: The adventures of Robin Hood. Hij had net zo goed naar de kapper kunnen gaan. Hij begon aan de eerste zin van de verklaring die hij in die anderhalve dag zorgvuldig geprepareerd had:

‘Marco - kijk, ik wil geen nadere details geven, maar ik ben de laatste maanden een aantal keren - een flink aantal keren met Lotte naar bed geweest. En...’

Hij stopte omdat hij tegen het licht Marco's schouders zag schokken, en hij hoorde duidelijk het toch geluidloze schampere lachen van zijn broer. ‘Robbie,’ zei de flemende stem, ‘Robbie! Student voor Gods aangelaat te Leiden anno 1938. In vrijwel elk herenhuis aan het Rapenburg liggen freules met de dijen gespreid. Ze wachten op iedereen die een beetje gymnasium gehad heeft en van goeie komaf is. En wat doe jij? Je kijkt niet verder dan je pik lang is en schopt Lotte met jong.’ Marco wierp met een zwaai zijn hakken op het bureau, trappelde een paar maal op het vloeiblad. ‘Dat is toch te curieus,’ riep hij, tussen zijn plezier door, ‘Lotte! Moet je daar de rimpels niet opzij schuiven om erbij te kunnen?’

Robert Zap wachtte doodstil tot zijn broer over zijn vrolijkheid heen was, hij wist dat dit komen zou en hij onderging het.

‘Robbie,’ zei Marco, na veel uitroepen en gemaakte lachbuien, ‘je moet 't me echt uitleggen. Ik weet wat je gaat zeggen als ik vraag: waarom Lotte? Dan zeg je: omdat ze d'r was. Je bent veel alleen in huis met moeder en met Lotte. En omdat men

[pagina 9]
[p. 9]

in dit tijdsgewricht zijn moeder niet neemt, neem jij Lotte. Omdat ze d'r was - accoord. Daarom beklimmen zelfs nu in de winter allerlei halve garen de Mont Blanc. Omdat die er is. Ik begrijp 't allebei, maar in het geval van de Mont Blanc is het tenminste nog sport. Maar waarom Lotte?’

Robert keek naar zijn broer, dun en rechtop zat hij op de bank. Hij wist dat hij nog niet aan de beurt was. Ondertussen vroeg hij het zichzelf ook nog maar eens af, zonder het antwoord te weten. Lotte was anders dan Marco zei. Ze had rimpels op het hoge, aan de slapen benige voorhoofd. En ze kreeg rimpels in haar bovenlip als ze kuste. Dat herinnerde hij zich vooral van die ochtend toen hij een beetje griep had en ze zijn ontbijt op bed bracht. Ze was op de rand van het bed gaan zitten en had naar hem gekeken met die ogen waarmee ze naar hem keek als hij cynisch met zijn moeder sprak over hoe het leven van een eerstejaars student eigenlijk was. Een soort sympathieke spot, die hem intrigeerde. Joost, of God misschien, zal nog wel weten waarom hij toen haar hand gepakt had. Zo was het ongeveer begonnen, nog meer kijken naar elkaar, liefst over moeder heen, 's avonds in pyjama over de gang, opbellen vanuit Leiden om te weten wanneer zijn moeder een dag weg zou zijn. Niet kijken naar die lange rug, die magere x-benen, dat hoopje schaapjeswol op haar uitgerekte hoofd, die brede manneknuisten, al die dingen die Marco nu zo perfect omschreef.

‘Ik heb toch respect voor je,’ zei Marco. ‘Echt hoor. Alle eer. Dit hoort opgetekend te worden in de Zap-geschiedenis...’

Nu vader nog, dacht Robert.

‘Wat dat betreft kan je je met vader meten,’ zei Marco. Zijn vreugde was uitgewoed en zijn stem had de flemerige klank teruggekregen. ‘Die ging ook voor geen wijf opzij. Wat het ook was, hij ging er altijd overheen. Maar hij was handig genoeg om ze niet met jong te schoppen.’

‘Moaa...’ Robert hield even op omdat zijn stem oversloeg, precies zoals dat hoorde in een situatie als deze. ‘Maar,’ begon hij opnieuw, ‘daar gaat het helemaal niet om. Ze krijgt helemaal geen kind. Ze wil geld.’

‘Geld? Wat is dat voor onzin? Moet je er ook nog voor betalen?’

‘Zondag was ik thuis, en toen zei ze dat ze met me wilde

[pagina 10]
[p. 10]

praten. Dat deden we inderdaad niet zo vaak,’ voegde hij er snel aan toe om Marco voor te zijn.

Marco sloot zijn mond weer.

‘Ze zei dat ze er vanuit ging dat ik nooit met haar zou trouwen. Ze zei ook dat ze verwachtte binnenkort naar Duitsland terug te moeten. En daar wou ze geld voor hebben. En ik dacht dat het allemaal onzin was, maar kijk maar in de krant van gisteravond.’

Hij trok een krant uit zijn binnenzak en wierp die bij Marco op het bureau. Het bericht stond op de voorpagina, en Marco herinnerde zich dat hij het had zien staan.

worden de duitse dienstboden teruggeroepen?

Aanhoudende geruchten, gezantschap informeert.

amsterdam, woensdag - begon het bericht, en vermeldde dat de geruchten ook in Berlijn de ronde deden. Onder de vele dienstboden in Amsterdam was een waar oproer aan de gang. In Nederland waren nu nog 20.000 dienstboden, tegen 40.000 in 1934. Het Nederlandse gezantschap in Berlijn was bezig om nadere informaties te krijgen. Volgens de secretaresse van de Bond van Huispersoneel, Truus van Andel, hadden de Duitse dienstboden het hier goed, in Duitsland zouden ze, in hetzelfde vak, genoegen moeten nemen met langere werkdagen, een slechte ziekteregeling, geen slaapverblijfregeling en minder vrije avonden.

‘Hoeveel?’ vroeg Marco.

‘Duizend gulden, zei ze.’

Marco opende een bureaulade en grabbelde uit een doos een sigaar te voorschijn, die hij langzaam aanstak. ‘Je kent mijn voorwaarden,’ zei hij, door de eerste rookwolk heen.

‘Ik was er al bang voor.’ zei Robert, na een lange stilte. ‘Moet het echt? Kan je me niet zo helpen?’

‘Je kunt ook weigeren om haar die duizend piek te geven. Dat kan best - dan gebeurt er ook niks.’

Robert haalde zijn schouders op. ‘Dan zegt ze het.’

‘En dat kunnen we mammie niet aan doen, na dat gedoe met vader,’ zei Wiebe, een beetje grijnzend, ‘Dus...’

Robert stond op, zijn schouders gebogen, zijn jas openhangend. ‘Als 't moet, dan moet 't maar.’

[pagina 11]
[p. 11]

‘Dat is dan eerder dan ik dacht,’ zei Marco. ‘Zolang je nu precies doet wat ik zeg, zitten we voor ons leven gebeiteld. Behalve als 't niet lukt, dan gaat Zap paf de diepte in. Je gaat nu naar Leiden, je hebt geen contact met thuis tot zondag. Dan kan je rustig gaan, dan heb ik alles geregeld.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken