Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal
Afbeelding van En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaalToon afbeelding van titelpagina van En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.09 MB)

Scans (19.60 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal

(1970)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

Hoofdstuk IV
Catherine

Louise Vermul had het gevoel dat ze een hoofd als een biet had. Dat was al begonnen toen ze van het skiën terugkwam, het was erger geworden toen ze op de trap Robert Zap was tegengekomen, en daarna door de cognac die Christiaan Helemers haar aan de bar had opgedrongen. En nu lag ze op bed en las in ‘De bekentenissen van koning Tybalt,’ in afwachting van het diner waar ze als een berg tegenop zag. Heel diep van binnen wist ze dat ze het niet moest doen, maar toch las ze de passages op pag. 103 waar de tovenaar van het Handorgebergte de vastgebonden Beryll met een fijne pauweveer tussen de benen streelt, en genot haar doorhuivert.

Er werd geklopt, door de deur kwam de stem van Kees: ‘Juffrouw Louise, uw moeder verwacht u aan tafel.’

Even later schoof in de grote kamer Kees Heemann de stoel voor haar aan. Een sombere, al sinds zijn jeugd grijze man in een zacht-roze colbert. Zover Louise's herinnering reikte was Kees er al geweest, stug, zorgelijk, rimpelig, alsof hij te lang in het donker had liggen rijpen. Misschien waren de rimpels erfelijk, want ook zijn vader Kees Heemann sr. was huisknecht bij de Vermuls geweest. En diens vader ook al, en volgens Kees van nu even rimpelig, ook al in zijn jeugd. De Heemanns waren rimpelaars. Trouwens de vader van diè Kees had als fuselier Gustaf Heemann onder toeziend oog van Napoleon nog geholpen Moskou te blussen nadat de kozakken er de brand in hadden gestoken. Op de kamer van Kees jr. in Amersfoort hing nog een ovaal, bruin portret van Gustaf, een oudere man met hengst. Kees Heemann schoof een stoel voor haar aan en Louise hoorde dat hij zacht hijgde. Hier in Villars zat hij bijna vijftienhonderd meter boven Amersfoorts Peil. Hij diende hier ook het eten op omdat moeder een hekel had aan die langzame,

[pagina 26]
[p. 26]

nadrukkelijke meisjes van hotel Margueritha. ‘Als ik een haar in de soep vind, wil ik niet weten van wie,’ zei ze elk jaar. Kees droeg een kapje.

Catherine Vermul zat aan het hoofd van de tafel, haar stevige armen op de leuning. Ze was kort en gezet, maar aan een tafel maakte ze een zeer aanwezige, massieve indruk. Aandeelhouders en commissarissen maakten wel eens grappen over het aantal kussens waarop ze zou zitten, maar slechts enkelen wisten dat Kees Heemann altijd speciale zittingen meebracht voor de stoelen waarop zij moest zitten. Catherine zat doodstil, zoals haar gewoonte was, ze leek een beetje op een standbeeld van een indrukwekkende vorstin: een wilskrachtige kin, een korte haakneus en scherpe ogen, maar in een soort ruststand, haar oogleden hingen diep, tot op de pupillen. Haar droge blonde haar was in het midden gescheiden en was om haar slapen getrokken naar een monumentale knoet achter op haar hoofd.

Met Louise had ze alleen het brede beendergestel gemeen, grote schouders, flinke heupen, een wat lange rug en korte, niet uit te vlakken benen. Louise was haar enig kind, late vrucht van haar huwelijk met baron Alfred Derije. Louise had het gezicht van haar nu alweer lang geleden overleden vader, breed, vlezig, niet zo interessant. Baron Derije had aan het familiekapitaal niet veel toegevoegd, misschien wat standing, al viel ook daar nog over te twisten. Hij dronk veel en graag en lange tijd liep het gerucht dat Louise ongetwijfeld het kind van een ander moest zijn, van Kees Heemann misschien wel, de man die dag en nacht in Catherine's omgeving was. Eenmaal, op vakantie in het Zwarte Woud, was ze een dag zoek geweest in storm en stortregens, met Kees. En toen ze 's avonds het dorp weer in kwam zat ze hoog op Kees zijn rug, tevreden alsof ze zo 's avonds altijd thuis kwam. Hoe weinig baron Alfred in te brengen had bleek toen na enkele jaren Louise niet Derije bleek te heten maar Louise Vermul-Derije. Een imperium, hoe burgerlijk ook, laat zich niet aantasten.

Iedereen had nu plaatsgenomen en Catherine tikte met haar volle hand drie maal licht op de rand van de tafel. ‘Generaal Bode,’ zei ze, zonder enige vriendelijkheid, ‘zou u misschien in gebed willen voorgaan.’

[pagina 27]
[p. 27]

Generaal Bode zat aan haar rechterhand. Hij had zacht, wit haar, een paar gouden tanden en ook een paar donkere tanden, zoals zoveel van zijn generatiegenoten: ‘.... Leer ons voor overdaad ons wachten, dat w'ons gedragen als 't behoort; doe ons het hemelse betrachten, sterk onze zielen door Uw Woord. Amen.’ ‘Amen,’ zei Catherine met haar krachtige stem. ‘Amen,’ murmelde Louise.

Generaal Bode was een nieuwe figuur in de kring rond haar moeder. De verklaringen voor zijn aanwezigheid op het traditionele kerstverblijf in Zwitserland waren vaag geweest, maar zojuist aan de bar had Christiaan haar nonchalant wat meer gegevens verschaft: generaal Bode had naast zijn contacten met de industrie ook aardige contacten met een paar Duitse generaals van de staf daar. Als Hitler ooit Nederland zou binnenvallen was het altijd goed dat Vermuls Staal en Vermuls Beleggingen een beetje goed gedekt zouden zijn. Generaal Bode vond zichzelf gewichtig en grappig, en vertelde in lange zinnen over zijn eerste opdracht in het Nederlandse wielrijderspeloton, lang geleden. Eén keer bellen linksaf, twee keer bellen rechtsaf, drie keer bellen langzaam afremmen. Vier keer bellen gereed maken om vijandelijke aanval af te slaan.

Naast hem zat zijn vrouw, een nietig vrouwtje met een muizegezichtje, dat alleen desgevraagd ja of nee mompelde; iets anders had Louise haar nog nooit horen zeggen. Tegenover de Bodes zaten Helemers en zijn zoon Christiaan. Helemers was eerste directeur van Vermul-Derije, maar wie oppervlakkig toekeek zou evengoed geloven dat hij ook eerste secretaris van Catherine was. Of misschien eerste raadgever - waar zij was was hij ook, en al jaren bestond de traditie dat hij de Vermuls, met zijn zoon Christiaan, op hun wintervacantie vergezelde. Veel vacantie was het trouwens niet, zij zaten bij elkaar en werkten op hun gemak door. Louise had Helemers nooit anders gekend dan als een wat uitgedroogde man, in een grijs geruit pak dat naar pak rook, en ze had bijna nooit anders geweten dan dat mevrouw Helemers, de te jonge, en de trouweloze, na het baren van Christiaan met de noorderzon was vertrokken, ongetwijfeld naar zondige oorden van vermaak, waarheen de heer Helemers haar zelfs geestelijk niet had kunnen volgen.

[pagina 28]
[p. 28]

Helemers zat links van Catherine, en tegenover de generaal. Aan zijn linkerhand zat Christiaan, zijn enige zoon, even oud als Louise, maar al drie jaar student in Utrecht. Hij had een klein Errol Flynn-snorretje boven zijn te vaak openstaande mond en sprak vooral vaak over de geneugten van het student zijn. Ook citeerde hij dikwerf stukken uit de Camera Obscura: ‘Vreugde is een aardig ding, mijn goede vriend;’ zei hij vaak. Of: ‘Nou jae, zeit Trijntje, geef me een kloentje zwart garen.’ Of: ‘Nu was er geen einde aan de kortswijl.’

Al jaren leed Louise onder de door niemand uitgesproken verwachting, dat zij en Christiaan... het lag als een altijd dreigende schaduw over haar leven, en ze verafschuwde Christiaan. Niet in de eerste plaats omdat haar moeder hem altijd binnen haalde, maar ook omdat hij de meest fluimerige gewoonten had van de Leidse studenten die ze vaak om zich heen zag; het praten met een bierkegel, het praten met een bekakte aardappel in de keel, het te hard over ‘vriendjes’ praten en drinken en lol en onzin en een ‘sfeertje’ scheppen; maar vooral omdat hij nergens voorkwam in ‘De bekentenissen van koning Tybalt’.

Omdat het avond was zaten ook de twee leden van het meegekomen secretariaat aan tafel. Rechts van Louise, die tegenover haar moeder zat, en naast Christiaan Helemers, zat juffrouw Dekker, Corrie Dekker, jong en rond van lijf en leden en te goed van inborst, want ze had het constant moeilijk met de grens die tussen geslepenheid en bedrog ligt. Haar directe chef, de heer Fornuis, particulier secretaris van Catherine, deed soms zijn best het haar allemaal uit te leggen, en omdat juffrouw Dekker zo goedaardig was, slaagde hij daar steeds weer in. Fornuis was een redelijk vrolijke man, die inmiddels elke bar in Villars goed kende, en zich melaats ergerde aan het langdurige tafelen, dat zoveel van zijn avond afnam. Hij zat zwijgend tussen Louise en mevrouw Bode in, knipoogde soms tegen juffrouw Dekker en probeerde met aanmoedigende gebaren van zijn hoofd Kees Heemann tot sneller schenken uit de wijnfles aan te zetten.

Toen de generaal even stil viel zei Catherine: ‘Je bent helemaal rood, Louise. Je bent toch niet oververmoeid door het skiën en het studeren?’

[pagina 29]
[p. 29]

‘Nee mama.’

‘Ik had gehoopt dat je hier een wat gezondere kleur zou krijgen. Maar dit lijkt ook geen verbetering.’

‘Ach, 't is 's wat anders dan altijd maar bleek,’ zei Louise. Normaal zou ze na zo'n opmerking gebloosd hebben, maar nu maakte het weinig verschil.

‘De kans dat er voor Kerstmis veel zon in Villars is, is heel gering, heb ik gehoord,’ zei generaal Bode. Hij zette vervolgens uiteen, wat hij zoal gehoord had.

Toen de generaal even stil viel zei Catherine: ‘Ik hoop dat je vanmiddag wat gestudeerd hebt?’

‘Ja mama’

‘Misschien zou je morgen eens wat rust moeten nemen. Misschien zou je met Christiaan eens een tochtje moeten maken. Meneer Fornuis wil jullie vast wel begeleiden. Er staat in Gruyere een oud kasteel, daar moeten jullie eens gaan kijken.’

Er viel een stilte.

‘Vind je niet, Christiaan?’ zei de heer Helemers.

‘Ja vader.’

‘Morgen bij de lunch kunnen we dat nog nader bezien,’ zei Catherine. ‘Karel, jij wil wel het dankgebed spreken.’

Fornuis boog het hoofd en sprak: ‘O Heer, wij danken u van harte, voor nooddruft en voor overvloed, daar menig mens eet brood der smarte, hebt Gij ons mild en welgevoed...’

‘Amen,’ zei hij. ‘Amen,’ zei de generaal, een kleine oprisping onderdrukkend. ‘Amen,’ zei Catherine, op een toon die elke tegenspraak onmogelijk maakte. Een dikke boersige engel die Alpendienst had en net boven Villars zweefde pikte ze alle drie op en woei ze met een tik van zijn vleugels door naar Boven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken