Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal
Afbeelding van En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaalToon afbeelding van titelpagina van En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.09 MB)

Scans (19.60 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

En het hoofd werd op tafel gezet. Een redelijk vrolijk familie-verhaal

(1970)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

Hoofdstuk VII
Drie maanden later

Secretaris Fornuis had zelf een beetje domme lach, toen hij naar Catherine toeliep. De oude dame zat onbeweeglijk in haar stoel, als een uil op een boekenkast. Fornuis fluisterde, maar niet geheel onhoorbaar: ‘De dominee is te dronken om te danken.’

Ds. Peinter zelf hoorde dat oordeel niet. Hij had eerst een glas witte wijn in de schoot van mevrouw Bode geworpen en daarna, door een zegenend gebaar te maken, ook nog een glas rode wijn, en was daarna begonnen alle glazen wijn die aan zijn kant van de tafel stonden weg te schuiven en rustte nu uit van dat werk, met zijn hoofd op zijn gevouwen handen in zijn peaches and cream.

‘Het is niet zo erg,’ zei Catherine tegen Fornuis, ‘Peinter is een goed mens. Hij heeft uitvluchten moeten verzinnen om aan zijn gemeente uit te leggen dat hij twee dagen op reis moest. Dat zit hem toch dwars. Hij drinkt in de zekerheid dat het geloof van de vaderen overgaat op de kinderen. Zie, zij hebben de jenever gedronken en de sigareas is op hunne vesten. Als je om stilte vraagt zal ik zelf danken.’

Fornuis tikte wat tegen zijn glas, maar er kwam pas stilte toen Catherine het woord nam. Dat verbaasde Marco niet meer. Bijna drie maanden lang had hij nu geleefd tussen mensen die geleerd hadden naar Catherine Vermul te luisteren. Er was ruimte genoeg om iets op te merken, er was de noodzaak om op tijd te antwoorden. Het was een conditietraining: elk van de mannen aan deze tafel wist wanneer er van hem een suggestie werd verwacht, en wist ook wanneer er niets meer te suggereren viel. Er was dan ook niemand die zelfs maar opkeek van het feit dat Catherine aan het hoofd zat van een wilde feesttafel na het huwelijk van haar enige dochter.

‘Ik heb aan het begin van deze maaltijd al gesproken,’ zei

[pagina 43]
[p. 43]

Catherine. ‘Maar dat was gericht tot de bruid van vandaag en tot de man waarmee zij trouwt. Ik heb toen ook gezegd dat ik u allen dankbaar ben, dat geldt niet alleen de directie van NV Vermul-Derije en hun echtgenotes, maar ook vooral generaal Bode en mevrouw Bode en zeker niet te vergeten dominee Peinter, die dit huwelijk vanmiddag op zo'n majestueuze en Godlievende wijze heeft ingezegend. Dankbaar omdat dit huwelijk, om de aan u bekende redenen niet in Amersfoort plaats vindt, waar wij toch allemaal vroeger op gerekend hebben, maar dat het is geschied hier in Dublin, sinds 1 januari de woonplaats van Robert Zap. Evenzo ben ik u dankbaar voor uw verzekering dat u aan dit feestelijk gebeuren, dat, en dat zult u met me eens zijn, onder ons inderdaad feestelijk was, naar buiten zo weinig mogelijk ruchtbaarheid wilt geven. Het is meestal de gewoonte dat de bruidegom aan het eind van zijn trouwdag deze woorden van dank spreekt, maar Robert zal wel niet boos zijn, dat ik het nu in zijn plaats gedaan heb. Na deze mijn woorden van dank is er weinig meer te zeggen.’

Marco zag dat Robert inderdaad niets meer te zeggen had. Louise legde even haar hand op de zijne, alsof ze het effect van de woorden van haar moeder wilde verminderen, maar het was niet nodig. Hij had, behalve de dagelijkse lessen van Osgood over management en financiering weinig anders gedaan dan paardrijden, detectives lezen en brieven aan Louise in Leiden schrijven - en zich tegenover Marco zo aanhankelijk gedragen dat het erop leek dat hij dit gemakkelijk leven vooral aan Marco's bemoeienissen toeschreef.

Catherine had nu haar handen gevouwen en sprak het dankgebed uit aan die Enige, die nu toezag en wist dat dit wat zij vandaag gedaan hadden, goed was. Ze zouden nog wat bijeen blijven terwijl het bruidspaar naar zijn kamer in het afgehuurde hotel ging. De boot naar New York vertrok pas in de morgen.

Marco liep met zijn broer mee naar de trap. ‘Sterkte vannacht,’ zei hij. ‘We hebben drie maanden verloren, maar je kan nu een imperium winnen.’

Robert haalde zijn schouders op. ‘Ik heb gisteravond toen ze aankwam even met haar in bed gelegen, maar er was geen levende ziel in de verre omtrek.’

[pagina 44]
[p. 44]

Marco grijnsde: ‘Straks op zee zal in ieder geval de boot slingeren.’

‘Je komt naar de boot, he?’ zei Robert. Hij greep Marco bij de arm. ‘Je zal er zijn, he?’ Zijn stem klonk zo eenzaam, dat Marco de neiging moest onderdrukken om twee vingers in de lucht te steken. ‘Ik zweer het je,’ zei hij.

 

‘Het is net een paleis, mama,’ zei Louise. Robert leunde tegen de deur met een somber gezicht. Onderweg, in de taxi had Louise tegen haar moeder gefluisterd dat Robert die nacht erg lief geweest was. ‘Wat is er toch, Robbie?’ zei ze nu.

‘Waarom is Marco er niet?’ vroeg hij driftig. ‘Hij heeft me gezworen hier te zijn. Ik ga naar de kade en bel hem op.’ Hij verliet de hut. Catherine maakte een klein gebaar met het hoofd en Fornuis en Heemann volgden hem.

Ze waren snel terug, elk met een hand op de schouder van Robert Zap. ‘Robert,’ zei Catherine, ‘Marco is niet meer in Dublin. Hij is vannacht weggegaan. In mijn opdracht. Hij is weggegaan met een opdracht in het belang van het concern.’

‘Maar...’ Robert hield op, omdat hij geen maar kon formuleren.

‘Er is geen maar...’ zei Catherine. ‘Je plaats is nu naast Louise. We weten allemaal dat je in je leven erg van je broer afhankelijk was. Dat is nu niet meer nodig, je hebt ons, en je bent verder van ons afhankelijk. Daar zou ook je broer niets meer aan kunnen veranderen. Je zult moeten leren leven zonder hem.’

‘Waar is hij?’

‘Dat,’ zei Catherine, terwijl ze in de richting van de deur van de hut liep, ‘zul je later nog wel eens horen. Meneer Osgood wacht jullie op in New York en ik verwacht dat jullie je naar zijn schema zullen richten. Kom, we zullen aan dek afscheid nemen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken