Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neem er eentje van mij (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neem er eentje van mij
Afbeelding van Neem er eentje van mijToon afbeelding van titelpagina van Neem er eentje van mij

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (7.05 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neem er eentje van mij

(1964)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 12]
[p. 12]

Wangzak

Het was een stil en schemerig uur in de broodjeswinkel in de binnenstad. Er was een blond meisje dat bediende. Ze was mollig en spande in een propere schort. Men kon er lang naar kijken zonder dat het verveelde.

Er zat een schipper die grote hoeveelheden koffie dronk, om bezig te blijven want hij had, naar hij af en toe verklaarde, geen zin om op te stappen.

Er zat een Duitse vakantieganger, die steeds opnieuw grote porties friet bestelde en ze daarna opat. Soms zuchtte hij erbij of veegde zijn vingers af aan het tafelkleedje.

Er zat een man die aan zijn rotsachtige tors en zijn gehavende neus te zien zich meer dan eens had beziggehouden met vuistvechten of gewichtheffen. Hij bestelde dan ook twee keer een flinke biefstuk.

Het was er schemerig en, voor wie de malende kaken niet achtte, stil.

Toen kwam de man binnen die hoofdpersoon ging worden. Hij had twee afhangende wangen - waar men later sterk aan zou refereren -, een schorre stem en een reeds enkele malen gekeerde jas. Hij vroeg om een broodje varkensfricandeau, daarna om een broodje paling met wat zuur, en at beide met smaak op. Daarop snoot hij zijn neus in een papieren servetje, groette beleefd en begaf zich naar de deur.

‘Meneer,’ riep het mollige dienstertje, ‘u hebt niet betaald.’ Dat was voor de andere aanwezigen zó duidelijk dat de vuistvechter, die het dichtst bij de deur zat, direct tussen de posten ging staan en tegen de vertrekkende zei: ‘Wou jij d'r zonder betalen van tussen, vader?’

‘Ga weg,’ zei de man schor, ‘ik heb betaald.’

‘Nee,’ riep het meisje, met een zenuwachtig lachje, ‘jij hebt niét betaald.’

[pagina 13]
[p. 13]

‘Ik heb,’ schorde de man, ‘twee gulden gegeven.’

‘Om de dooie dood niet,’ zei de schipper, ‘trouwens als dit meisje zegt dat jij niks gegeven hebt, dan heb jij niks gegeven.’

‘Wacht even,’ zei het meisje, ‘ik zal de baas roepen.’ En de daad bij het woord voegend riep zij door een luikje: ‘Baas, d'r is hier een vent en die wil niet betalen.’

‘Ga effe om het hoekje en haal een agent,’ kwam een zware stem terug, ‘ik kom d'ran.’

‘De baas komt d'ran,’ zei het meisje, ‘en ik haal de politie.’ Toen de verdachte daarop niet reageerde verliet zij het pand.

‘Mag ik er effe uit,’ zei de schorre man tegen de vuistvechter, die nog steeds in de deuropening stond. Het klonk zeer beleefd. ‘Nee, wangzak,’ zei die, ‘toevallig sta ik zelf wel in een bar en ik ken jouw soort. Borreltje pikken, als 't kan twee en 'm dan smeren.’

Hierop trad de baas binnen, een gedrongen figuur met zware bril. ‘Wil jij niet betalen?’ vroeg hij dreigend. ‘Ik heb twee gulden gegeven,’ zei de man, ‘dan is dat toch al reit!’ ‘Niks al reit,’ zei de baas, ‘spreek jij je moers taal maar. Met dat Engels maak jij op mij geen indruk.’

Het mollige meisje kwam weer binnen: ‘Als je niet betaalt, word je opgehaald.’

‘Maar ik heb betaald,’ zei de oude, moedelozer dan eerst.

‘Helemaal nep,’ riep de schipper, van zijn kruk komend, ‘dan had ik dat wel gezien. Jij besodemietert de boel grandioos, wangzak.’ Op dat moment kwam een agent in de deuropening. ‘Zo, wangzak, ben jij het weer,’ zei hij, op de toon van een vader die voor de zevende keer een dochtertje gaat aangeven.

‘Kijk aan,’ riep de baas, ‘ze kennen je al. Vreten op kosten van de gemeenschap. Lekker varken ben jij.’

‘ok, ok,’ zuchtte de ‘Wangzak’, ‘dan heb ik niét betaald.’

‘Niks ok,’ ontlaadde de baas zich nog even, ‘dat Engels

[pagina 14]
[p. 14]

van jou maakt op mij totaal geen indruk. ok en al reit. Dat zegt mij niks.’

De agent nam de baas even apart en na kort fluisteren zei hij: ‘De volgende keer dat ik je hier in de buurt pak ga je d'r achter voor oplichting. Heb je dat goed begrepen?’

De oude knikte en schuifelde voor de agent de zaak uit.

‘Ik zag het eigenlijk direct,’ zei de vuistvechter, ‘ik sta af en toe wel in een bar. Zulke mensen daar heb je altijd gedonder mee. Je gaat even weg voor een menselijke behoefte en als je terug komt zijn ze weg. Ik heb 't 's gehad dat ik achter de bar effe buk om me veter te knopen, ik kijk weer op en ik denk: héb daar nou iemand gezeten? Die was zo slim geweest om ook 't glaasje mee te nemen!’

‘Tja,’ zei de baas, ‘de politie kan er niet veel tegen doen. En wij kunnen niet zien dat ze bekend staan bij de politie als oplichters. Eigenlijk vreten ze van de gemeenschap.’

‘Als-ie brutaal was geworden, dan had ik 'm even mee genomen naar buiten,’ zei de vechter, ‘'n pak op hun lazer, daar leren ze van.’ Hij voegde er nog iets aan toe in de geest van ‘goedenmiddag saam’ en verliet de winkel. ‘Bedankt voor de hulp,’ riep de baas hem blij na. ‘Hij heeft die biefstukken niet betaald,’ zei het meisje. De baas vloekte hartgrondig. Op zijn voorhoofd las men de vraag of hij de vuistvechter niet diende na te lopen, maar hij zag er vanaf uit veiligheidsoverwegingen. ‘Jaja,’ zei de schipper, ‘van hem had ik het eigenlijk ook al in de gaten. Toen hij binnenkwam zag ik al: die gaat moeilijkheden geven. Hij zag er louche uit. Hij staat trouwens in een bar.’

De Duitser die al die tijd stug had doorgegeten, leunde nu achterover, boerde, en wapperde met een tientje in de lucht. ‘En dan te bedenken,’ zei de baas, met een bittere lach naar de Duitser wijzend, ‘dat ik juist van hen zulke dingen verwacht. 't Is gek, maar dat heb ik nu al twintig jaar.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken