Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neem er eentje van mij (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neem er eentje van mij
Afbeelding van Neem er eentje van mijToon afbeelding van titelpagina van Neem er eentje van mij

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (7.05 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neem er eentje van mij

(1964)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 21]
[p. 21]

Vrouwen op steeltjes

Het bloemenstalletje stond op de hoek van twee morsige straatjes die door de zaterdagmiddag druk belopen werden. De bloemenman zat op een krukkig stoeltje en keek een beetje rond. Hij had niet veel meer te doen, zijn emmertjes waren leeg, op één na waarin nog twee bosjes witte bloemen als zeeziek over de rand hingen.

‘Hallo, meester,’ sprak hij me vrolijk aan, ‘help mijn 's van zo'n bosje af.’ Hij leek op zijn stalletje: van onder zijn pet uit hingen een paar bosjes grijs haar, zijn mond was leeg op een bruine tand na, die bruine kartelrandjes had als een turfstekersgroeve in bedrijf.

Hij bukte zich en zwaaide een der bosjes in mijn richting. ‘Twee gulden, en als je d'r niet veel zin in hebt wil ik er ook best zeven kwartjes van maken.’ ‘Erg mooi zijn ze niet,’ zei ik aarzelend, want van dichtbij zat tussen het wit ook een aardige hoeveelheid bruin en viespaars.

‘Geef u ze aan een vrouw?’

Ik knikte dat ik dacht van wel.

‘Uw eigen vrouw? Want dan kennen we ze nog wel fatsoeneren.’ Met grote vingers begon hij bruine blaadjes te plukken. Maar ik had al ontkennend gebaard.

‘De vrouw van een ander dan?’ Hij lachte ietwat vettig. ‘Niet dat het mij ene moer interesseert, maar je hebt van die mensen. Vroeger had ikzelf trouwens ook wel gedachten in die richting. Maar ja, van uitstel komt afstel. Ik denk hier vaak: Joop, jongen, wat een kansen heb jij laten lopen. Soms zie ik een mooi jong meisje langs komen en dan zeg ik tegen mezelf: Joop, met een beetje meer lef had jij die kunnen verwekken. Ik bedoel maar dat ik altijd graag naar vrouwen heb gekeken. Nu trouwens nog. Hier, dat laatste bosje’... hij woof er naar met het papier dat hij zojuist

[pagina 22]
[p. 22]

gepakt had, ‘dat verkoop ik niet. Dan kan ik hier nog twee uur zitten kijken. D'r loopt hier wat rond, man. Kijk die daar, met d'r haar op zeven hoog! In mijn jeugd hadden vrouwen gewoon een knoetje, nou is 't net of 't daar overkookt.’

Hij keek het meisje lang na en kwam toen ik met guldens rammelde weer tot zijn zaak. Hij trok met volle hand wat blaren onder van de stengels en wierp ze met een ‘die hoef je niet meer mee te dragen’ in de goot. ‘Je moet wel vragen of zij ze van onder wat afbreekt, dan heb ze er langer plezier van.’ Hij knipoogde erbij, als in een oude film over de Folies Bergère.

‘Nou, en kijk daar die twee lopen. Van zoiets word ik nou, u moet daar niet om lachen, want ik zit hier maar een beetje, dichterlijk. Dan denk ik - dat heb ik eens bedacht - “vrouwen op steeltjes.” 't Is dat ik niet schrijven kan, anders schreef ik het op.’

Hij had gelijk, op een versleten bordje stond met krijt: ‘Anjelliere’. ‘Bij mijn vrouw hoef ik er niet mee an te kommen. Als ik op een goede dag thuis kom en ik ben in een lekkere stemming, dan zeg ik wel eens iets als “dag kind, je lijkent wel een dahlia” - als vakman heb je die vergelijkingen bij de hand. Dan zegt zij: “Van wat jij verdient zal ik niet dik worden.”

Bloemen zeggen haar trouwens niks, voor haar is het brood. D'r heb nog wel eens een zeeman op haar gelopen, een suffe machinist, en die bracht rooie rozen of tulpen voor d'r mee. Dan zei ze tegen mij: “Joop, neem jij ze mee, je kan er op 't moment best twee dubbeltjes voor maken.”

Maar over centen kan ze tegenwoordig niet klagen, want d'r zitten hier heel wat wijven in de buurt die geld als water hebben. Dat zou je van deze rotstraatjes niet zeggen; ik in 't begin ook niet, ik dacht dat ze mijn bloemen vraten. Ik hoef jou niet te zeggen waar ze 't mee verdienen. Daarnaast neem ik hier de heren die 't er gaan brengen ook waar.

[pagina 23]
[p. 23]

't Maggen dan meisjes van plezier heten, maar als je de smoelen van die kerels ziet... Maar na al die tijd weet ik langzamerhand wel, welke je hebben moet om een bloemetje voor de vrouw mee te geven.’

Hij had mijn guldens in zijn zak laten vallen en was weer gaan zitten, iets onderuit, de handen op de buik. ‘Maar als je graag naar mooie meiden kijkt, dan kom je hier maar 's een middag zitten. D'r zijn pracht exemplaren bij. Reken dat ik hier meer gezien heb dan alle mensen die zo nodig met bussen de hort op willen. En m'n vrouw vindt 't niet erg. Die zegt altijd: “elk bloemetje heb z'n eigen water nodig”.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken