Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van Ouwe Klare (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van Ouwe Klare
Afbeelding van De zoon van Ouwe KlareToon afbeelding van titelpagina van De zoon van Ouwe Klare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.14 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van Ouwe Klare

(1969)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 150]
[p. 150]

Broek

Ik zat in een koffiehuis voor het raam. Ik was naar binnen gegaan omdat er een natte sneeuw viel en het volgens passerende voetgangers nog wel een half uur kon duren voor de volgende bus kwam. Het was binnen vol, met veel eenzame wachtende mensen. Op de tafeltjes lagen geruite zeiltjes en het koffiehuis had de kortste spijskaart die ik ooit gezien heb: koffie 0,45, flesjes 0,60, warm eten 1,75.

De man tegenover me had een gerimpeld, moe gezicht, dat merkwaardig lang was. Dikke wollige wenkbrauwen, net als Chaplin ze vroeger aanplakte. Op een gegeven moment haalde hij uit de binnenzak van zijn winterjas een stapeltje papieren, zocht er een envelop uit, haalde daar een brief uit en begon die lang te bestuderen. Daarna legde hij de brief op tafel, streek hem glad, keek mij lang aan en zei toen: ‘...delen wij u hierbij mede dat de gemeente Amsterdam de aansprakelijkheid van de buschauffeur kan erkennen.’

Hij knikte langzaam alsof hij de woorden overdacht. Daarop ging hij verder: ‘Het was op een zebrapad. Daar bevond ik mij ten rechte. Ik heb dat nagegaan. Het naderend verkeer was meer dan dertig meter van het zebrapad verwijderd. Het naderde alleen zo verdomde snel. Die bus had een pestgang. Hij zag mij niet. De chauffeur zag mij niet. Die had toevallig een strontje op het oog. Of zijn blinde vlek was net aan het verschuiven. Maar ik kreeg nog net een tik. Niet eens hard, maar ik donderde wel tegen het asfalt. En wat had ik? Eén ontwrichte schouder en één totaal ontveld been. Nou, zult u zeggen, daar ben je mooi van afgekomen. En dat is ook zo. Ik heb maar vier weken verrekt van de pijn in mijn schouder. De gemeente geeft toe dat deze buschauffeur daarvoor aansprakelijk is. En ver-

[pagina 151]
[p. 151]

der? Kan ik nou naar die man toegaan en zijn oor eraf trekken. Of een zware jongen huren om ook zíjn schouder te ontwrichten? Ik wil niet eens. Ik heb geïnformeerd en ze hebben voor straf die buschauffeur disciplinair drie weken weer op de tram gezet. Dus met die man ben ik helemaal even.

Maar daarnaast die broek. De gemeente schrijft...’ hij boog zich naar de brief en las voor: ‘In verband met aftrek - nieuw voor oud - is de gemeente Amsterdam bereid 50 pet. van de nieuwprijs ad f 59,50 te vergoeden. Nou, daar ga je dan. Ik had die broek negen maanden, misschien tien. Maar hoelang heb ik hem aangehad? Weet ik veel? 't Was een lekkere broek, dus ik had 'm vaak aan. Laat ik nou eens zeggen dat ik hem vijf dagen in de week aanhad. Dat is per maand 20 dagen, maal negen is 180 dagen. Maar ik droeg hem niet de hele dag, 's nachts draag ik mijn broek niet. Dat zou te gek worden. Zeg een uur of twaalf, veertien per dag. Neem vijftien voor het gemak. Als je dat uitrekent kom je op 112 dagen dat ik die broek onafgebroken aangehad zou hebben. Nou, dan zou er niet veel van over zijn. Maar ik heb hem niet 112 dagen achter elkaar aangehad. Soms was-ie uit. Dan hing hij aan een knaapje. Hij is gestoomd en gestreken, 't Is wel geen levend ding, maar ik ben een mens die goed is op zijn broeken. Ik had aandacht voor de vouw. Ik had hem zorgvuldig gekozen, met aandacht voor het bassin. Veel mannen kijken als ze een broek kopen alleen of de pijpen tot de veters komen. Maar ik kijk naar het bassin, naar de ruimte bij het kruis. Je ziet toch mannen lopen die hun rits kunnen uitschuiven tot aan hun knieën. Bij wie het lijkt of ze onder hun broek een luier dragen gemaakt van een schuimplastieken deken. He? Alsof ze plotseling bij de billen een plaatselijke vermagering hebben ondergaan. Dan zie je de lappen nutteloze broek onder hun jasje uithangen alsof het toevallig een windstille dag is.

[pagina 152]
[p. 152]

Maar míjn broek was pico-bello. En die is ineens de helft maar waard. Dat stellen ze gewoon. Dat gokken ze maar. Een of andere ambtenaar is te beroerd geweest om zijn tengels naar de telefoon uit te steken en me even te bellen om te vragen naar mijn broek. Pats! 50 percent! En als ik het er niet mee eens ben kan ik een kledingexpert aanvragen. Dan komt er een expert kijken of mijn broek meer waard is dan vijftig percent van de nieuw waarde. Maar hoe weet ik dat hij het bassin aanvoelt? Hoe weet hij dat ik genot van die broek heb gehad? Dat ik uren besteed heb aan het uitzoeken ervan, zodat hij goed gespannen, maar niet overdreven aansloot? Voor zo'n ambtenaar is het een achterstuk, een gulp en twee pijpen. Maar als je met een broek leeft is het méér. Voor zo'n ambtenaar is dat toch niet te begrijpen. Die zit maar op die stoel. En als het gaat glimmen aan zijn zitkant zet zijn vrouw er een bruine lap in. Geen hond die het ziet, want meneer zit toch.

Ik krijg de helft vergoed. Maar daar zijn net mijn uren mee betaald die ik nodig gehad heb om nu een nieuwe te kopen. Iets ruimer in de heupen, maar om hem bij de achternaad te laten innemen heb ik nog eens vijf piek extra moeten betalen. Maar het bassin hangt uitstekend. Aansluitend en toch nog mannelijk. En wat doe ik met de oude? Eén pijp is aan flarden. Het bassin en de andere pijp zijn nog als vanouds. Méér dan de helft is pico-bello. Maar ik krijg maar de helft vergoed. Wat doe ik ermee? Ik kan hem toch niet op het weekend thuis dragen om nog een keer genot van het bassin en één pijp te hebben? Ik kan er ook niet mee op straat gaan lopen met een bord om mijn nek: ‘de gemeente Amsterdam kan de aansprakelijkheid hiervoor erkennen.’ En ik kan het ook niet in de pers gooien. Stel dat ik naar de nieuwjaarsreceptie van Samkalden ga, en ik slinger mijn oude broek in zijn gezicht, dan schrijft de pers toch: werkloze textielarbeider demonstreerde voor werk. En trouwens: waaróm zal ik hem weggooien? Volgens de

[pagina 153]
[p. 153]

gemeente is hij nog de helft van 59,50 waard. En als je zo arm ben als ik, kan je dat niet missen. Afgezien nog van het emotionele.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken