Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van Ouwe Klare (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van Ouwe Klare
Afbeelding van De zoon van Ouwe KlareToon afbeelding van titelpagina van De zoon van Ouwe Klare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.14 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van Ouwe Klare

(1969)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 172]
[p. 172]

Hein

Hein zat in het café aan zijn vaste tafeltje en omdat het druk was zat ik er ook aan. ‘Het voordeel van zo'n kastelein is dat je zelf niet kunt inschenken,’ zei hij, toen Rob, de kastelein, zijn derde glaasje vulde, terwijl het tweede nauwelijks leeg was. Als u begrijpt wat ik bedoel.

‘Drank,’ ging Hein verder, ‘valt sterk af te raden. Je gaat er slordig van lopen. Maar voor mij gaat dat niet meteen op, want ik heb al jaren een zilveren knie, dus dat maakt niet veel uit. Ja... één keer in me leven dacht ik een agent de gracht in te trappen, dus ik zet wat vaart achter mijn trap, en toen was het een lantaarnpaal. Kun je nagaan wat de drank voor een mens betekent.

En ten tweede schijnt de drank op heftige wijze de hersencellen aan te tasten, als je maar constant dóórdrinkt. Maar voor mij gaat dat ook niet meteen op, want als ik de getuigenissen van de rechterlijke macht, mijn vrouw en mijn vrienden optel, bezit ik niet meer dan drie hersencellen, en of ze werken moet ik maar afwachten. Niet dat ik er onder lijd, dat niet. Laatst heb ik hier nog een fenomenaal mokkel versierd: vijf cognacjes en ze was gereed om gebruikt te worden. En hoe! Maar daarna denk ik toch altijd: als ik dat al voor mekaar krijg, stom varken dat ik ben, waar gaat het dan met de wereld naar toe?’

Hij zweeg en wenkte om een nieuwe lading. Hij volgde de kastelein die met de fles in de hand kwam bijvullen met de ogen, en zei: ‘Die Rob - da's een goeie, hoor. Da's een vriend van mij. Kijk, het begrip vriend daalt in waarde. Maar vriendschap uit een kroeg is mij heilig. Als jij drie borreltjes van mij gedronken heb, en ik bepaal of jij die van me krijgt of niet, dan ben jij me vriend. En als jij morgen hier binnenkomt met alleen je broek aan krijg je van mij

[pagina 173]
[p. 173]

een meier om een jasje te gaan kopen. Nou, op die manier is Rob ook mijn vriend.

Laatst zat ik hier en toen was er rotzooi in de kroeg met een paar Amerikanen die niet genoeg wouen betalen. Ik zei: ‘Rob, zet maar een stevige fles naast de kassa.’ Ik bedoelde een beetje goedkope fles, met cassis of dat spul. Of van die gore vermouth.

Nou, hij deed dat, terwijl hij aan het bekvechten was met die dikke papjongens. Die Amerikanen die bouwen dat hele leger toch op havermout of zoiets? Nou, toen puntje bij paaltje kwam heb ik die fles gepakt en ik heb die Amerikanen naar buiten getimmerd. Vooral die laatste die kreeg een hens op zijn hersens, die vloog naar buiten. Als alles goed is ligt die zich daar nou nog af te vragen wanneer 't ochtend wordt. En die tweede kreeg van mij een rams in zijn hangmaag dat ie nog gevoerd moet worden door een rietje dat tot diep in zijn darmen moet hangen. Dat noem ik vriendschap.’

Ondertussen had Rob nu twee keer ingeschonken, ook eentje voor mij. ‘Op de vriendschap,’ zei ik.

‘Mooi,’ zei Hein, ‘dat zal ik onthouden. Zal ik jou nog een mooi voorbeeld van vriendschap geven? Dat gaat over een jongen die net als ik ook Hein heette. We noemden hem Hele Hein, omdat hij een broer had die gek was en die heette Halve Hein. Nou, toen had ik twee keer geprobeerd om bij een kantoor in Diemen de brandkast open te snijen.

illustratie

[pagina 174]
[p. 174]

Maar dat ding was te sterk. Nou, toen Hele Hein dat hoorde is hij er heen gegaan en heeft dat ding opgeblazen. Hij was een springwerker. En op een ochtend komt hij hier binnen en geeft mij de helft. Tienduizend. Nou daar zat ik, want ik had net een nieuw wijf en een nieuwe voddenbuurt dus ik moest tóch elke ochtend om vijf uur op. Ik bedoel, het is vriendschap, maar om dan elke ochtend voor de vorm in vuilnisbakken te lopen kijken, terwijl je tienduizend ballen in je pakhuis heb liggen, is een hele opoffering.’

Hij stak zijn vinger in de lucht en Rob kwam weer met de fles. Toen de twee glaasjes gevuld waren begon Hein opnieuw: ‘Drank,’ zei hij, ‘valt sterk af te raden. Hoewel het humoristische neveneffecten kan hebben. Een dag of veertien geleden zat ik hier met een stuk in me reet en ik kreeg ruzie met dikke Teun, want die had me 4000 ballen afgezet met een mooi kettinghandeltje. Maar net voor hij gaat slaan, komt Rob ertussen en douwt me de straat op. Verstandig wezen, denk ik, en ik loop naar me auto, maar daar komen net twee agenten aan en die zeggen: Hein, ik zou maar niet gaan rijden. Ik hou me groot, stom natuurlijk. Ik zeg, ik kwam me Simca even een kusje geven. Dus ik kus die Simca op zijn neus en ik ga weer naar binnen. Nou, het duurde geen half uur of dikke Teun had me totaal in mekaar geramd en ik ga voor lijk de straat op. En net hang ik weer tegen mijn auto aan of die agenten komen er weer aan. En toen heb ik gezegd: ‘Dat kreng wil me niet hebben ook.’ Dat is humoristisch niet? Ik wist er niks van, maar die agenten hebben het tegen mijn wijf gezegd toen ze me thuis brachten. En me wijf weer kwaad toen ik zei: ‘Laat je me dan door smerissen thuisbrengen?’ Ja, een vrouw met een klein beetje eergevoel houdt dan de deur dicht. Maar ja, ze wou natuurlijk kijken hoeveel poen ik in mijn zakken had. De volgende dag hadden we een nieuwe theemuts, en een goud behang achter het bed.'

Hij zwaaide weer met zijn vinger en Rob kwam. ‘Dat is

[pagina 175]
[p. 175]

de derde,’ zei Hein, met een opgeheven glaasje tegen me knipogend. ‘Nou ben je mijn vriend. Voor eeuwig. Behalve als je het lef in je donder hebt om mij een keer thuis te brengen zonder dat ik er bij ben.’


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken