Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Turkenvespers (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Turkenvespers
Afbeelding van TurkenvespersToon afbeelding van titelpagina van Turkenvespers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.36 MB)

Scans (13.13 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Turkenvespers

(1977)–Louis Ferron–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 187]
[p. 187]

24 Hanfstaengl maakt een foto

Wie vanaf Grinzing naar Kahlenberg keek zag met de dag een woud van galgen tegen de hellingen groeien. Aan de galgen hingen de lichamen van hen die zo onverstandig waren geweest de stad langs die zijde te ontvluchten. Verstandiger lieden hadden het langs de zuidelijke kant, over Perchtoldsdorf, Eisenstadt en Graz geprobeerd, maar bericht over het welslagen van hun onderneming werd nooit ontvangen, zodat het dus maar de vraag was of zij inderdaad verstandiger waren geweest.

Langs de rand van het Wienerwald, van Leopoldsberg, over Cobenzl tot aan de Campingplätze der Stadt Wien werden, als een keten van wachttorens, minaretten opgetrokken. Driemaal daags werd men in de voorsteden geconfronteerd met het klaaglijk gezang van de muezzins die vanaf de hoogste omloop van de minaretten in hun zonderlinge abracadabra-taal opriepen tot gebed.

Van de koperen koepel van de Karlskirche restte niets dan het houten geraamte. De twee machtige zuilen ter weerszijden van de voorgevel waren neergehaald, de portica was gesloopt. De Karlskirche was de Karlskirche niet meer, evenmin als de Stefansdom de Stefansdom nog was. Wie naar de Albertina vroeg werd naar het openbaar toilet verwezen. Fischer von Erlach's droom was een nachtmerrie geworden. De landingslichten op vliegveld Schwegat waren verbrijzeld. De uitvindingen van baron Cobenzl en graaf Farinelli zouden nooit benut kunnen worden. De toestand was kritiek. In de cultuurschouw vroeg de hoofd-

[pagina 188]
[p. 188]

redacteur zich af wie toch wel schuil mocht gaan achter de charmante vermomming van Elisabeth gravin Bathory. En hij verpakte zijn artikel in dermate vleiende bewoordingen dat het vermoeden rees dat hij wel degelijk wist om wie het ging.

Naast de cultuurschouw las ik sinds kort ook het nieuw opgerichte weekblad het vrolijke magazijn, een blad voor liefhebbers. Het was geheel toegesneden op de noden van onze tijd. Naast min of meer ondeugende vertellingen over cocottes en soubrettes, bood het een keur van annonces. Er werden zowel middelen tegen blaaslijden in aangeprezen als handleidingen voor echtelieden, geheime avonturen in Tibet zowel als dagboeken van kamermeisjes. Tussen deze min of meer zakelijke advertenties trof men ook oproepen van particulieren aan, op zoek naar de geneugten die de nieuwe tijd zoal te bieden had. Nu juffrouw Kamenow verdwenen was en Alma achter de horizon van mijn herinnering verzonken, las ik mijn vakliteratuur met extra interesse. Mijn werk was me alles. En Kunz deed het huishouden. Niet langer het gelamenteer van mijn verloofde, niet langer struikelen over camisoles en onderrokken, maar de nijvere plichtsvervulling van een balling in eigen land. Juffrouw Kamenow's heiligenbeelden hadden we in een kast geborgen. Daarvoor in de plaats hadden we Kunz’ baardige Russen gehangen die hij nog uit zijn huis had weten te redden.

Kunz was een stipt persoon. Gehuld in zijn morsige kamerjas, en zijn slaapmuts nu en dan voor een kalotje verwisselend, draafde hij de gehele dag door het huis, hing schilderijen recht, zette stoelen op hun plaats, streek met zijn pink langs moeilijk bereikbare richels om deze op stof te controleren en maakte mijn bed op. Zelf sliep hij in het bed van mijn verloofde, hij zei dat dat hem zoete dromen schonk.

[pagina 189]
[p. 189]

‘Zeker over het Zillertal?’

Ook, beste Kaspar, ook.’

Tegen het vallen van de schemering ging hij de stad in om voor proviand te zorgen. Een gonjezak over zijn schouder en daar ging hij. De oogst was onveranderlijk overvloedig. Het leek wel of je het vlees in die tijd voor niets kreeg. Het waren dikwijls wel zonderlinge gerechten die hij voor me kookte. Kunz zei, ‘Je moet het vlees liefdevol behandelen, het heeft je ooit liefdevol aangekeken. Eerbied voor het vlees is een eerste gebod in roerige tijden, waar of niet?’

Ik kon het alleen maar beamen.

's Avonds verdween Kunz in het nachtleven om Kunz met de broek te spelen en vervolgens zijn rapporten voor de politie op te stellen.

Ik zei hem dat ik dat een weerzinwekkende broodwinning vond en Kunz zei dat het leven nu eenmaal zo was.

‘Hoe, Kunz?’

‘Zo.’

En daar had hij misschien ook wel gelijk in, want waar aten we anders vlees van? Tja, waarvan? Bovendien, dacht ik, moet je mensen met wijnvlekken die eigenlijk brandvlekken zijn wel meer toestaan dan andere mensen. Dat is een kwestie van iets, al zou ik niet weten waarvan. Misschien ligt het wel in het feit dat we niet allemaal gelijk geboren worden en dat men derhalve ook niet van ons verwachten mag dat we ons gelijk gedragen. Zeker niet in kritieke tijden waarin het er maar om gaat dat men het leven behoudt.

De vraag naar mijn waar steeg duizelingwekkend. Vooraanstaande lieden, onder wie vele politici van wie ik voordien niet gewaagd zou hebben te veronderstellen dat ze in de wonderwereld van mijn illusies geïnteresseerd zouden zijn, ontvingen me nu allerhartelijkst, ik hoefde zelfs niet te antichambreren. Dubieuze klanten als Herzmanowsky

[pagina 190]
[p. 190]

Orlando, die een toneelstukken schrijvende zoon had, ambtenaren van lagere rangen en lieden met laat verworven titels, die eens de kern van mijn klandizie hadden gevormd, kon ik nu rustig laten schieten. Wanneer ik nu genood werd, behandelde men mij als een gelijke onder gelijken. Men bleek bereid mij als kunstenaar te erkennen, met alle pluimstrijkerijen die daarmee gepaard gingen.

Sommigen noemden mij zelfs een uitvinder en droegen mij voor voor een artikel in de cultuurschouw. Een geste waarmee ik uiteraard zeer vereerd was. Hanfstaengl kwam speciaal over uit München om een fotografie van zijn ‘geeerde collega’ te maken en ik maakte op mijn beurt graag van die gelegenheid gebruik om zijn portretten van Grimm, Wagner en onze geliefde keizerin te roemen. ‘Maar, collega,’ zei ik, en ik probeerde hem mijn theorie van de vierentwintig opeenvolgende fotografieën uit te leggen. Hanfstaengl keek me daarop meewarig aan. Toch een gek, moet hij gedacht hebben, ik zag het aan zijn blikken. ‘Maar pas op, Hanfstaengl, tegen de tijd dat u het woord cinema tegen de gevels ziet staan zult u nog betreuren dat u mij ooit een dwaas hebt gevonden. Die opmerking scheen zijn vermoedens alleen maar te bevestigen.

In de later door hem uitgegeven albums zou ik worden opgenomen in het deel pathologische portretten, voorzien van een voorwoord door Cesare Lombroso. Anoniem helaas, want ik had nu eenmaal geen naam. Maar voorlopig verscheen er een staalgravure naar originele fotografie in de cultuurschouw. Dáár stond in ieder geval de naam Hauser onder en dat was al heel wat. Het begeleidende artikeltje luidde als volgt:

 

‘Het moge schijnen dat ons gehele volk het slachtoffer is van een somnambulistische lethargie, het is niettemin een feit dat er zelfs in deze zware tijden nog wakkere lieden zijn

[pagina 191]
[p. 191]

die zich niet laten meeslepen door de geest van ontmoediging. Een van hen is de boerenzoon Kaspar Hauser die een curieus procédé zegt te hebben uitgevonden om de menselijke bewegingen te imiteren. Zijn vinding zou van een dermate kunstzinnig gehalte zijn, dat ook in hofkringen een warme belangstelling voor zijn innovatie bestaat. Naar verluidt heeft onze geliefde aartshertog en kroonprins de heer Hauser te zijnent ontboden. Of zijn vinding ook toepasselijk is voor de krijgsvoering wordt op het moment onderzocht door de kk academie voor krijgswetenschappen. God geve ons land vele van deze zonen.

 

Het was weliswaar een feit dat ik vele hoge officieren onder mijn cliëntele telde, maar of deze mijn dromen ook aan de academie hadden doorgegeven leek me zelf onwaarschijnlijk. Wel geheel naar waarheid was het feit dat de aartshertog persoonlijk veel belangstelling voor mijn waar en werk had getoond. Nog niet zo lang geleden had een hooggeplaatst persoon een annonce geplaatst in het vrolijke magazijn, waarin hij verzocht in kennis te worden gebracht met mensen of situaties die nog niet ‘da gewesen’ waren. Natuurlijk had ik daar onmiddellijk op gereageerd. De brief die ik daarop ontving werd bekroond door een dubbeladelaar. Mijn hart was sneller gaan kloppen. Eindelijk gerechtigheid, had ik verzucht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken