Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Turkenvespers (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Turkenvespers
Afbeelding van TurkenvespersToon afbeelding van titelpagina van Turkenvespers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.36 MB)

Scans (13.13 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Turkenvespers

(1977)–Louis Ferron–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 242]
[p. 242]

32 Geen land voor eerlijke zaken

Mooie films heb ik gezien als kind, maar wat is er nog van over? Het celluloid brandt al, de beelden vervagen. Nog voor iemand van mijn uitvinding gehoord zal hebben is ze al verloren. Geen tandwielen voor de projector, geen v-snaren. Niet meer dan wat stroken in een koffer. Om te zien hoe een dame haar hand naar haar boezem brengt, hoe een heer zijn hoed afneemt, hoe de rok van een kind opwaait. Alleen de gekke Edler von Eynhuf heeft er nog belangstelling voor. De anderen laten het afweten. Er is geen gerechtigheid meer in deze wereld.

Ik keek moedeloos omhoog. Er stonden twee manen aan de hemel maar wat kocht ik er voor? Ik begaf me naar een koffiehuis aan de Opernring.

Vanuit de ramen van de hofopera werd geschoten. Rond het gebouw lag een cordon militairen. Uit een van de ramen werd een vlag met de Turkse halve maan gestoken. De soldaten openden het vuur. Vanuit de opera werd hevig tegenvuur geboden. Ik bleef, samen met andere bezoekers, aarzelen op het terras. ‘Het is me wat,’ zei een man naast me. Zijn stem klonk me bekend in de oren. Ik keek hem van terzijde aan, knikte en zei, ‘Uw stem komt me bekend voor.’ Het gezicht van de man spatte uit elkaar. Hij viel tegen me aan. Zijn hoofd, dat men eigenlijk geen hoofd meer mocht noemen, viel op mijn schouder. Vol afschuw stootte ik hem van me af en hij viel zwaar op de grond. Zijn hoofd leek op een losgewoelde tulband. Daarom herkende ik hem. Het was de Turk van het karnavalsbal die mij verslag had ge-

[pagina 243]
[p. 243]

daan van juffrouw Kamenows wedervaren. Ik slikte moeizaam en ging het koffiehuis binnen. Achter in de zaal werden weddenschappen afgesloten op de afloop van de schermutselingen. Ik zette een Kreuzer in.

‘Op wie, mijnheer?’

‘Op wie?’ Ik keek de man stomverbaasd aan. ‘Op wie vraagt u? Wist ik het maar.’

‘Kom, kom, mijnheer, wij weten hier allemaal verdomd goed wat we willen.’

‘Wat valt er dan nog te wedden?’

‘We weten alleen nog niet of we onze zin krijgen.’

‘Dat is al een begin,’ zei ik.

‘Hij is gek,’ zei iemand en tegelijkertijd ontplofte er op het terras een hoofd. Het groepje gokkers zocht dekking. Naar mijn Kreuzer kon ik fluiten.

Weer op het terras werd ik meegesleurd door een vluchtende menigte. Ik dacht, ik zou een boek willen schrijven over de eenzaamheid en wat zij onder de mensen uitricht. Een boek, wie schrijft er hedentendage nog een boek? Een geweer moet je hebben om de eenzaamheid van je af te schieten. Moest je die mensen nu toch zien. Oog in oog met de dood, gokken, lallen en hoereren ze. De dood kan ze niet dicht genoeg op de huid zitten. Waarom wil ik dit alles niet begrijpen?

Op het balkon van de opera verschenen twee mannen. Ze hieven hun armen ten hemel. Het publiek joelde, floot en begon weer op te dringen. Weer liet ik me meesleuren. Er werden vuisten gebald en armen gestrekt. Ik balde mijn vuist en strekte mijn arm. De soldaten probeerden vergeefs de menigte in bedwang te houden.

In een van de mannen op het balkon herkende ik Korngold. Hij kreeg een megafoon aangereikt en bezwoer de mensen kalm te blijven omdat alles anders zou worden. Hij zei nog een heleboel dingen meer en ik probeerde te begrij-

[pagina 244]
[p. 244]

pen wat hij bedoelde, maar zijn woorden verwaaiden en lieten niets achter dan een vage geurenmengeling van kruitdamp en bloed.

De mensen juichten. Achter me hoorde ik zuchten en kreunen. Ik keek om. Iemand trok een mes uit iemands buik. ‘Dat had hij nog tegoed,’ verklaarde de man. Ik vroeg me af waarom de oplossingen die ik voor mijn problemen zocht altijd zoveel ingewikkelder en zoveel minder bevredigend moesten zijn.

De andere man op het balkon bleek Freiherr von Sayn te zijn. Komgold overhandigde hem de megafoon en Sayn zei dat het om de werkelijkheid ging, dat we alle metafysische rompslomp moesten laten varen en de dingen moesten leren zien zoals ze werkelijk waren. Hij zei dat er een intellectuele schoonmaakbeurt moest worden uitgevoerd. Hij zei ook dat een cultuur die zich niet meer adequaat weet uit te drukken een verloren cultuur is en dat op de puinhopen daarvan een nieuw levensbesef geboren moest worden.

De man achter me zei dat het lulkoek was en dat hij die verhalen maar tegen zijn soort moest afsteken.

‘Maar die man is hoogleraar,’ wees ik hem terecht, ‘en bovendien van goede komaf. U denkt toch niet dat hij maar wat staat te bazelen?’

De man spoog op de grond. ‘Het gaat om de verhoudingen, daar deugt geen moer van.’

‘Gelijk heeft u, God behoede Franz de keizer.’

Vanuit de zijstraten kwamen pantserwagens gerold en het plein werd schoongeveegd, waarna een regiment uhlanen de hofopera bestormde.

Weer in het koffiehuis, staarde ik peinzend in mijn brandewijn. Er hing een geanimeerde stemming. Of dat aan de drank of aan de activiteiten buiten te danken was viel niet goed uit te maken. Ach, dacht ik, van Metternich naar Emin Pasja is voor hen niets anders dan het wisselen van

[pagina 245]
[p. 245]

het dansritme, een overgang van de ene vervoering in de andere. In driekwartsmaat soppend door het bloed, het doet ze allemaal niets.

Achter een tafeltje, achter in het lokaal, onder een keizerlijke proclamatie waarin werd opgeroepen tot de laatste man en de laatste ademtocht te strijden, zat een man die, na zijn lorgnet stevig in de linker oogkas geschroefd te hebben, zijn witte glacés strak rond zijn vingers trok. De stemming in het café had geen enkele invloed op hem.

‘Mijnheer Sternheim,’ riep ik, ‘mijnheer Sternheim.’

Hij keek met opgeheven kin in het rond.

‘Ik ben het, Kaspar’, en ik stond op en liep in zijn richting.

‘Ach,’ zei Sternheim toen ik voor hem stond, en hij liet zijn monocle uit zijn oog in zijn opgeheven linkerhand vallen, waarna hij het stukje glas met een behendig wipje in zijn vestzak liet verdwijnen, ‘ach, als dat onze goede Kaspar niet is. Hoe gaat het met de zaken, beste jongen?’

‘De omstandigheden, mijnheer Sternheim, de omstandigheden.’

Sternheim knikte nadenkend. ‘Het zou misschien het beste zijn als je eens op andere zaken overging. Dit is geen land meer voor een eerlijke handel. Ik zou overigens niet weten voor welke handel dan ook. Men moet bijtijds de bakens weten te verzetten. Voor een regisseur als ik valt hier weinig meer te doen. Het gebeuren regisseert zich hier verder vanzelf wel. Wie bekommert zich nog om een mise en scène, wie maalt nog om dictie of de kracht van een welgekozen woord, een mooi strijklicht of een briljante uitkadering? De zaak is hier volledig uit de hand gelopen.’

‘Ik verwacht een kind,’ onderbrak ik hem.

‘Precies wat ik zeg, het systeem is zoek, iedereen doet maar wat hem in zijn hoofd opkomt. Alsof het instorten van de coulissen de mensen het recht zou geven hun eigen teksten te berde te brengen.’

[pagina 246]
[p. 246]

‘Van de aartshertog.’

‘Of van de paus of van de sultan. Mijn beste Kaspar, wat doet het er eigenlijk nog toe? Maar ik kan je één ding verzekeren, ik vertrek, ik heb hier niets meer te zoeken. Amerika, heb je wel eens van Amerika gehoord?’

Ik zei dat ik op zoek was naar ansichtkaarten van dat wonderbaarlijke land en dat ik eens een film had gezien over een Boheems meisje dat er het geluk had gevonden. ‘Maar mijnheer Sternheim,’ besloot ik moedeloos, ‘hoe kom je daar? De stad is afgegrendeld. Wie door de linies breekt, breekt zijn nek op een kromzwaard.’

‘Fantasie, Kaspar, een levendig voorstellingsvermogen, daar breng je het ver mee.’

Ik zei dat ik me suf gefantaseerd had, dat ik dubbelgangers had opgeroepen, dat ik vaak zelfs het idee had dat alles wat gebeurde een resultaat was van mijn verhitte fantasie, maar gered was ik er niet mee.

Sternheim stak toen een verhaal af over werkelijk willen, over de tegenstelling tussen actief begeren en passief wensen. Hij zei dat hij een man van de daad was die zijn wensen en verlangens dwong in de richting die hem voor ogen stond, dat hij als man van de daad in de chaos niet kon gedijen en de chaos dus de rug toekeerde, terwijl ik mij er daarentegen juist door liet betoveren. Rijk had ik kunnen zijn als ik mijn koopwaar niet had misbruikt voor mijn eigen experimenten die, naar Sternheims mening, alleen een uitvloeisel waren van mijn angst de situatie onder ogen te zien. Hij stond op, klopte me op mijn schouder en raadde me aan zo spoedig mogelijk van de restanten af te komen. ‘Word je er binnenkort mee gesnapt, dan hang je. Weg met die troep, het heeft geen nut meer. Sluit je aan bij de Korngolds of maak dat je wegkomt, zo simpel ligt dat, Kaspar.’ En hij baande zich een weg door de bezoekers en verdween in de nacht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken