Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Turkenvespers (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Turkenvespers
Afbeelding van TurkenvespersToon afbeelding van titelpagina van Turkenvespers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.36 MB)

Scans (13.13 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Turkenvespers

(1977)–Louis Ferron–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 327]
[p. 327]

44 Kaspar Hauser

De eerste film uit het voorprogramma heette This world, our world. Een prins en zijn gemalin reden in een open cabriolet door de straten van een middelgrote provincieplaats. De stad lag aan weerszijden van de Miljacka en telde niet minder dan tachtig moskeeën, een koranschool en een Turkse markt. De prins droeg een uniform en een pet met pluimen. Zijn gemalin heette Sophia Chotek en droeg een wit kanten japon en een breedgerande zomerhoed. Ze wuifden naar het publiek en knikten minzaam met hun hoofden. Ze werden voorafgegaan door een erewacht te paard. Plotseling kantelde het beeld. Als men zijn hoofd schuin hield kon men zien hoe zich uit de omstanders een man had losgemaakt. Hij stormde op de cabriolet af en richtte een revolver op de prins. Het beeld beefde en kantelde nogmaals. Als men op zijn hoofd ging staan kon men zien hoe de prins naar zijn hart greep. De vrouw boog zich over hem heen en er verscheen een rode vlek op haar japon. Daarna kantelde het beeld weer op z'n plaats en zag men troepen een grens passeren. Een van de soldaten keek achter zich, recht in de camera, knipoogde en hief zijn hand ten groet. Ik zwaaide terug. Achter me werd gesist en gefloten.

Een muis met een hoed op rende piepend over het doek. Hij werd achtervolgd door een kat en bedacht de vreemdste listen om aan zijn belager te ontkomen. Als de kat voor een juist toegeworpen deur kwam, rende hij dwars doorheen en liet zijn profiel in het hout achter. Als de kat van grote hoogte op het plaveisel viel was hij zó plat dat de muis hem ge-

[pagina 328]
[p. 328]

woon kon oprollen. De mensen moesten er om lachen. Ik dacht, het gaat er hier al even vreemd aan toe als thuis en ik zie waarachtig niet in wat daar om te lachen valt. Toen de muis de kat definitief verslagen had, verscheen een atletisch gebouwde man op het doek die met een reusachtige hamer en met trage, gespierde bewegingen een slag op een gong gaf. Duizenden violen zetten daarop een ijle melodie in die wel wat leek op een van de melodieën die Korngold ooit voor een van zijn opera's had geschreven. De naam van Sternheim verscheen op het doek.

In de diepte lag een haven. Op een eilandje stond het bronzen beeld van een vrouw die een toorts in de lucht stak. Het beeld werd steeds groter. De vrouw droeg een kroon. Tussen de spijlen van de kroon stonden mensen met verrekijkers. Ze keken naar een naderend schip. Het schip meerde aan de pier van de Hapag Lloyd.

De reizigers moesten zich melden in een houten loods. Wat daar gebeurde bleef onzichtbaar tot het moment waarop een sjofel geklede man aan de beurt was die een kind op zijn armen droeg. De beambte vroeg naar de papieren van de man. De man overhandigde deze en de ambtenaar keek daarop van de papieren naar het kind en van daar weer naar de papieren. De man liep nerveus voor het bureau heen en weer.

‘U heet dus...’ zei de beambte en noemde een naam die ik, door het Amerikaanse accent waarmee hij werd uitgesproken, niet verstaan kon.

De man knikte.

‘En dat is uw kind?’

De man knikte opnieuw en drukte het kind tegen zijn borst.

De beambte vroeg naar de moeder en de man stamelde dat de moeder bij een bombardement om het leven was gekomen.

[pagina 329]
[p. 329]

‘Het kind lijkt anders helemaal niet op u,’ zei de beambte.

‘Het heet Kaspar,’ verdedigde de man zich en de beambte haalde zijn schouders op alsof hij het verband tussen zijn opmerking en die van de man niet begreep. Daarop verwees de beambte de man met zijn kind naar het aangrenzende vertrek.

De man legde het kind op een onderzoektafel en begon zich uit te kleden. ‘Helemaal, dokter?’ vroeg hij.

‘Helemaal,’ zei de dokter, ‘want zo zijn we dat hier gewend.’

De man kleedde zich helemaal uit en staarde beschaamd naar zijn geslacht.

‘Hebt u ooit Charcot gelezen?’ vroeg de dokter.

De man schrok en keek schichtig achter zich. ‘Waarom vraagt u dat, dokter?’

‘Ach,’ zei de dokter, ‘trek het u niet aan, wij vragen hier alles. Niet omdat we hier zo nieuwsgierig zijn, maar omdat we van systeem houden. Pas het systeem brengt de mens verder, of het nu om zijn dagelijks leven gaat of om zijn leven in het openbaar.’

‘O,’ zei de man en nam zijn zak in de hand.

‘Laat u die maar hangen,’ zei de dokter.

De man legde gehoorzaam zijn hand op de rug, waarop de dokter naderbij kwam en de man hardhandig in zijn zak en vervolgens in zijn penis kneep. De man werd vuurrood, maar de dokter schonk er geen aandacht aan en vroeg of de man ooit lijdende was geweest aan syfilis, gonorroea, scheurbuik, tering, tyfus, pokken of pest, of dat hij wellicht mank ging aan een overgeërfde kwaal. De man bekende ooit in een hospitaal te zijn verpleegd.

‘Aard van de ziekte?’ informeerde de dokter ongeïnteresseerd.

‘Het leek wel op... tja, hoe moet ik dat zeggen,’ hakkelde de man.

[pagina 330]
[p. 330]

De dokter vulde een formulier in en boog zich daarna over het kind. ‘Een vreemd gevormd hoofd,’ mompelde de arts, ‘degeneratieverschijnselen, zou ik zeggen... merkwaardige discrepantie tussen de lengte en de breedte van de schedel.’

‘Zou u denken, dokter?’

‘Denken, ik kan het zien op kilometers afstand.’

‘Zou het over gaan, ik bedoel, als het erg is kan het maar het beste over gaan.’

‘Mij kan het niet schelen,’ zei de dokter, ‘maar het is wel opvallend, niet Amerikaans, zou ik zeggen.’ Hij vulde opnieuw een formulier in en de man mocht, na zich aangekleed te hebben, gaan.

Er verschenen namen op het doek. Het waren namen die me bekend voorkwamen en me deden denken aan de films die ik eens in mijn jeugd had gezien. De duizenden violen maakten een krassend geluid. Ik begreep dat de films hier pas begonnen nadat ze allang begonnen waren.

De man zat in een schamele huurkamer achter een tafel. Vanaf de straat klonk het geluid van een ‘barber shop’. Met zijn vlakke hand klopte de man het ritme op de tafel mee. Hij deed dat omdat hij niets anders te doen had. In een hoek van het vertrek lag het kind in een spanen kistje waarop een kleurig etiket een lachende sinaasappel liet zien. Onder de sinaasappel stond: Sunset Gardens. De man keek naar het etiket en vroeg zich af waarom sinaasappels moesten lachen. Hij liep naar het raam en keek naar buiten waar het warm was en negerkinderen elkaar natspoten met water uit de opengedraaide brandkranen. Een politieauto kwam stapvoets de straat ingereden en de kinderen stoven krijsend uiteen. De man zuchtte en liep van het raam naar de hoek waar het kind lag en trok een weggetrapt dekentje recht. Daarna stak de man een sigaret op en keek langdurig de zaal in. Zijn ogen glansden, maar het viel niet uit te ma-

[pagina 331]
[p. 331]

ken of dat door tranen kwam of door de omhoogkringelende sigaretterook.

De man deed een greep in zijn broekzak, bestudeerde de munten in zijn handpalm en besloot te gaan dromen. Hij keek nog eens naar het kind, streelde het over de schedel, drukte het een kus op het voorhoofd en vertrok.

In de straten reden Chryslers, Cadillacs en Buicks. In de goot lagen, temidden van stukgetrapte flessen, beschonken zwervers. Op de stoepen liepen gehaaste heren met de hand aan de hoed. Vrouwen bekeken zichzelf in de spiegelruiten van etalages. Iemand vroeg aan iemand hoe laat het was maar kreeg geen antwoord. Een uit triplex gezaagde neger wees met een dikke duim naar een broodjeszaak. Op zijn witte voorschoot stond geschreven dat een Hawaianburger $ 1.50 kostte.

De eerste echte film die de man zag heette Adventures of a Bohemian Girl. De hoofdrolspeelster heette Mary Pickford en dat verbaasde hem niets.

Terwijl hij voor zijn laatste halve dollar mocht zien hoe Sterling Hayden Joan Crawford aanvankelijk vergeefs het hof maakte, verplaatste de camera zich wederom naar de schamele huurkamer. Daar stonden twee personen over het spanen kistje gebogen, een man en een vrouw.

De vrouw zei, ‘Het is een vreemd kind.’

De man nam het daarop uit het kistje, liep ermee naar het raam en liet het gezicht van het kind beschijnen door het spaarzaam binnenvallende licht.

‘Het heet Kaspar,’ zei de vrouw, ‘precies als jij.’

De vrouw rook naar patchouli en Egyptische sigaretten, al kon men dat niet zien. De man die Kaspar heette knikte en zei dat ze voort moesten maken. Hij zei ook, ‘Alles gaat zo vlug tegenwoordig, het lijkt wel of de tijd zichzelf inhaalt.’

De vrouw kwam naast hem staan, streelde het kind over

[pagina 332]
[p. 332]

de schedel en legde haar arm om het middel van de man. Ze zei, ‘Toen jij nog een kind was bracht ik je eten in de kelder, maar dat kun je je niet meer herinneren omdat je toen nog geen geheugen had.’

‘Met het kind zal het anders gaan,’ zei de man.

Gezamenlijk wikkelden ze het kind in een deken en verlieten het vertrek.

Toen de man, die naar Johnny Guitar had gekeken thuiskwam, keek hij in het kistje en besloot een ander te worden dan wie hij geweest was. Maar omdat hij niet wist wie hij geweest was, wist hij ook niet wie hij worden moest, zodat het een besluit was zonder gevolgen. Hij wilde het beeld uitlopen, maar bedacht zich. Aarzelend bleef hij staan, alsof hij nog iets zeggen wilde. Zijn lippen bewogen op en neer. Weer maakte hij aanstalten uit het beeld te lopen en weer bedacht hij zich en bleef aarzelend staan alsof hij nog iets zeggen wilde. Zijn lippen bewogen op en neer, alsof hij nog iets zeggen wilde...

 

Haarlem, augustus '76-juni '77


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken