Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijl's oog op den puinhoop (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijl's oog op den puinhoop
Afbeelding van Tijl's oog op den puinhoopToon afbeelding van titelpagina van Tijl's oog op den puinhoop

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (7.66 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijl's oog op den puinhoop

(1939)–Juul Filliaert–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

II.

Midden al het lawaai van den heropbouw heb ik een heelen dag op het soldatenkerkhof doorgebracht. Daar wordt, sinds dagen, een eendelijk-droevig werk uitgevoerd. Het gaat haast onopgemerkt voorbij. De menschen immers beleven een nieuwen tijd; de donkere vroomheid van het verleden wordt in de schaduw van de nijpende noodwendigheden van het oogenblik uit 't oog verloren. De opruiming van de stad en de heropbouw vorderen zoo snel dat iedere grondoppervlakte, die door de dooden ingenomen was geweest, vrij moet komen. De Fransche legeroverheid besloot, enkelen tijd geleden, al de nog overblijvende lijken op staatskosten te ontgraven, om ze op het nationaal kerkhof van N.-D.-de-Lorette te Atrecht of op het beenderenveld van Yper gezamenlijk bij te zetten.

Dagen naéén hebben twee, drie ploegen werklieden, onder het toezicht van Fransche officieren, aan hun lugubere taak, op dit doodenveld, gearbeid. Dagen naéén hebben zij de doode ziel uit de puinenstad gehaald en de schamele overblijfsels van wat eens fleurig leven was, in ongeschaafde kis-

[pagina 163]
[p. 163]

ten geborgen. Op iedere kist hebben zij een naam of nummer gespeten, een hard-papieren steekkaartje genageld.

Geregeld zijn vrachtauto's, 's morgens, gekomen en hebben een reeks van veertig, vijftig tot tachtig doodkisten afgeladen. Rond en in het kerkhof zwermde het van Fransche families die bij de opgravingen wilden tegenwoordig zijn. Men kon er dagen naéén de verschillende kleederdrachten van Bretoeners, Elzassers, Provençalen en andere zien slenteren over het kerkhof. Bij 't openen van ieder graf werd alleen de familie of de verkozen vriend of kennis van den afgestorvene toegelaten. Kwestie was zekerheid te hebben dat die kist wel de stoffelijke overblijfsels bevatten zou van een dierbaar wezen. Dikwijls werd toen ondervonden dat het kruiske van het eene graf behoorde te staan op een andere groeve. Het waren soms hartverscheurende tooneelen. Om die smartelijke stonden zooveel mogelijk te voorkomen, werd alle plechtigheid vermeden. De pastoor ging van 't eene graf naar 't andere; bad een wijle over de laatste overblijfsels; sprak een woordje van troost tot de familie en de kisten werden toegenageld.

Een heelen dag heb ik dit akelig werk bijgewoond. Een stomme getuige van een onzeglijk leed dat bij iedere rotte kist, bij elk hoopje beenderen werd bovengehaald. Tot in mijn verste dagen zal ik de herinnering er aan als een schrijnende pijn in mijn hart voelen priemen. U zeggen welk diep zielezeer dit alles verwekte, ware een ongedane zaak. Familieleden, kennissen en getuigen dwaalden op dit kerkhof als levende spoken om verscheiden dooden ter wille te zijn. Hoeveel handenwringende vrouwen en rouwende moeders heb ik niet hooren huilen, niet hooren snikken en weenen; hoeveel gestalten heb ik niet zien zwijmelen en mannenwezens zien ineenkrimpen van pijn en verdriet! Vele gesneuvelden waren zonder kist begraven geworden. En hoe omzichtig ook te werk werd gegaan, daar werd dikwijls toch eens te diep gehakt of gedolven. Het vereenzelvigen der lijken in gemeenschappelijke kuilen begraven, was tragisch. Het werd dan een eendelijk zoeken tusschen al die beenderen om

[pagina 164]
[p. 164]

een lapke goed, een medalje, een uurwerk, een ring, een kettingje, waaraan het plaatje met het ingeschreven stamnummer van den soldaat was vastgehecht, te ontdekken. Bij vele lijken vond men flesschen gedolven, waarin de papieren staken die op den gesneuvelde gevonden werden en ook den naam en thuiswijs op een bladje geschreven. Gedachtenissen werden door maagschap en vrienden medegenomen. Zoo zag ik een hand blootmaken en rond de beenderige vingeren was een verroeste rozenkrans gestrengeld. Zulke gedachtenissen werden als relikwieën behandeld.

Wat ik echter dien dag heb medegemaakt is om nooit te vergeten. Ik had opdracht ontvangen van een Parijssche familie, om als getuige bij de ontgraving van hun eenig kind - een jongen van zeventien jaar - als marinier gesneuveld, aanwezig te zijn. Hij was gevallen, samen in één slag met een tiental zijner kameraden. En zij lagen daar allemaal bijeen en de kruisjes stonden er nevenseen gereekt, dicht bij elkaâr. Een gemeenschappelijke kuil!

Drie jaar naéén waren zij, vader en moeder, in beêweg gekomen op 't graf van hun kind. Zij vonden dit graf ingekuild tusschen een hoop graven. Daarop een eenvoudig kruiske, maar de andere kruiskens gaven duidelijk te kennen dat ze allemaal geplant werden om een gemeenschappelijken dood te herdenken. En toch wilden zij hun kind nog op een bijzondere wijze vereeren. Er moesten bloemen komen voor hun kind, alhoewel de oppervlakte één bloemhof was. Zij wandelden de laan door, kwamen voor ons barakske, waar vele trossen steenbloemen bruingeel bloeiden. Twee kleine kleuters speelden tusschen die bloemen. Onmondige kleuters. En die vreemde menschen wezen naar die bloemen, maakten gebaren om zulke bloemen te bezitten. De kleine kleuters gingen ‘madame’ een handje geven en trokken haar het barakske binnen. De man volgde, gebogen en bedeesd. Een stoel genomen, een zate gegeven. Al snikken hun leed getaald. Een kinderloos ouderpaar. Was het niet te veel gevraagd een hutje bloemen te mogen uitspitten om te planten op het graf

[pagina 165]
[p. 165]

van hun zoontje? Het graf kreeg armsvollen bloemen. Ook de volgende jaren.

En nu moest de kleine ontgraven worden. De officier zei me dat de familie verwittigd werd niet te komen omdat het zoo triestig kon wezen. Ik wist het. Wij pleegden overleg. Heel de vlakte werd uitgedolven. De lijken kwamen bloot: een vormelooze massa beenderen, hout, kleederen, schoenen. Waar zouden wij den kleine vinden? En dààr midden dien kuil, schoon afgescheiden door twee rotte planken, lag die kleipe. Het was ‘de kleine’ geweest en zij hadden hem, midden die vleeschelijke verhakkeling, gescheiden begraven om de ouders ter wille te zijn! Toen hebben wij het nummerplaatje van zijn pols genomen en bij uitzondering mocht ik die relikwie aan de ouders doen geworden als bewijs dat hun kind gekend was en rusten zou te Atrecht onder dit kruisje dat zijn naam vermeldde.

En als 't al gedaan was, zei de officier:

- ‘Het moet een bloeme van een kind geweest zijn. Un amour...’

De kist is met vele andere kisten op een vrachtwagen geschoven geworden en tegen den avond is die schat langzaam de stad uitgereden om hier alleen nog de wijding na te laten van een duurbaar offer dat nutteloos werd geplengd.

De kleine is een der laatste bezetters geweest van een kerkhof, wiens bestemming, in tegenstrijd met het doel aan alle gewone kerkhoven gegeven, namelijk; eeuwen en eeuwen te bestaan om in hun schoot de opeenvolgende doodgegane geslachten voor de opstanding te bergen, hier slechts een tijdelijken duur heeft gekend.

Eén duur van enkele jaren, maar die in die korte tijdspanne aan honderdduizenden de les van het eeuwige leven heeft geleerd en voor een reeks hooghartige hoovaardigen de gruwelijke aanklacht heeft gepredikt van het onschuldig vergoten bloed.

Wat al bedenkingen, wat al herinneringen heeft dit gebeuren bij mij opgewekt of wakker geschud!

[pagina 166]
[p. 166]

Dit oorlogskerkhof ontstond met het begin van den stadsdood. Kerkhoven beteekenen het einde van een leven; hier beteekende dit kerkhof de dood van het begin. In gewone levensomstandigheden worden de oude en gedaagde menschen rustig ten grave gedragen met zich meenemend, in hun stervende oogen, het laatste vizioen dat de inspanning van hun streven en de last van hun arbeid niet zonder vrucht en niet zonder loon zijn gebleven. Aan hun sponde stonden immers de vruchten van hun bloed, die naam en werk zouden voortzetten. Allen die hier ter ruste werden gelegd, hebben geen vrucht en geen loon gekend en hun oogen gesloten op de geweldige vernietiging van eeuwen stadsarbeid, meedragend in de eeuwigheid het besef van de nutteloosheid en van 't gemis eener levensbekroning.

Als vreemdelingen kwamen zij in dit ver en onbekend gewest een glorieloos lot onderstaan, om na enkele jaren, door volksgenooten teruggehaald te worden, geborgen in een schamele houten kist; om nooit meer de schoonheid van hun eigen land te kunnen aanschouwen; om nooit meer de liefde van hun dierbaren te kunnen aanvoelen; om nooit, maar nooit, in de kracht van hun jeugdige mannelijkheid, de daad van het wekkende leven te kennen en de onzeggelijke vreugd er van te genieten.

Langzamerhand, na maanden en maanden, werd aldus het kerkhof van 't eene na 't andere graf ontdaan. Ten slotte waren het alleen nog de onbekende dooden, of zij waarvan de families geen teeken van leven meer hadden gegeven, of die in groep in een gemeenschappelijken kuil waren begraven; ook nog diegene die om een of andere reden door de aanverwanten niet waren opgevorderd of konden weggevoerd of niet zouden ontgraven worden bij mangel aan geldmiddelen (de ontgravingen door families aangevraagd werden door deze families bekostigd): zij allen waren het, die onder de schaduw van dien gekwetsten en verhakkelden Christus dààr bleven liggen.

Nu zijn ze allemaal weg. De doode stad heeft haar ziel

[pagina 167]
[p. 167]

verloren. Het kon toch ook niet anders. De doode stad wordt immers weerom levend. Zij krijgt een nieuw gelaat en ze wekt een nieuwe ziel. De grafterpjes die de ziel van de doode stad bewaarden, zijn nu effen gemaakt met den grond. Het puin werd opgeruimd en de ziel is weggehaald. Wat doet het thans vreemd aan langs deze voormalige kerkhofplaats te slenteren en er geen graven meer te ontwaren! Alleen de witte, verhakkelde Christus hangt nog aan zijn paal. Uit zijn deerniswekkende oogen, straalt de bede die Hij weleer uitsprak, wanneer Hij den kruisdood stierf:

‘Gij allen, waarom hebt gij mij verlaten? Heb ik niet trouw over u gewaakt, den heelen gruweltijd dóór? Was ik dan niet uw eenige en bestendige vriend? Eenzaam verlaten en ellendig, hang ik hier thans. Ik weet haast zelf niet meer waarom. Want mensch was ik zooals gij allen. Mij ook hebben ze afgemaakt gelijk zij u allen hebben afgeslacht. Wij leefden hier, als dooden, toch zoo kameraadschappelijk bijeen en onder elkander, in den geest van mijn Vader. Men heeft u allen aan Mij ontrukt. Waarom hang ik hier nu nog alleen? Mijn armen strekken slechts over zwarte aarde en mijn oogen zien geen kruiskens meer. De menschen wroeten reeds die aarde om. Zij zullen er huizen optrekken en de laatste overblijfsels van uw offer, vermorzeld en vermengeld in en met de aarde, onder een klomp steenen, de vergetelheid induwen. Ik zelf, wordt daarna, wellicht van mijn paal, weggebracht. En zoo zullen wij, die elkander in den dood kenden, in het nieuwe rumoerige leven rondgestrooid zijn. Maar dit zeg Ik u allen, in den naam van mijn Vader, die heerscht over leven en dood en in zijn ondoorgrondelijke beschikking het leven naar den dood en de dood naar het leven leidt: Gij allen, die mij gezelschap hebt gehouden in dit gruwzaam oord van verschrikking, Ik zal u, waar gij u ook moget bevinden, ten gepasten dage, weten te ontdekken, om u te verzamelen in de Heerlijkheid van mijn eeuwig-durend rijk.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken