Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Baveloo-Boetjes (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Baveloo-Boetjes
Afbeelding van Baveloo-BoetjesToon afbeelding van titelpagina van Baveloo-Boetjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.58 MB)

Scans (7.61 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Baveloo-Boetjes

(1933)–Emiel Fleerackers–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

Boetjes slacht zijn zwijntje...

Dien najaarsmorgen viel in Boetjes' tuintje een mooie foto te snappen van twee argelooze zielen: Boetjes nl. en zijn vet zwijntje. 't Zwijntje wroette met zijn snuit in 't verslenste gras en knorde van plezier; Boetjes stond er naast en streelde 't met een wisje achter de ooren, langs de ribben, over de snuit, aldoor pratend en vleiend:

- ‘Sus! Suske!... Suuzeke!’ - ‘Or-Knor!’...

En zjeneeren moesten ze hun eigen ook niet; want niemand zag het.

[pagina 68]
[p. 68]

Halt! Mijnheer Baveloo zag het!

 

Baveloo stond aan den overkant van het haagje, in zijn tuintje, keek over bril en haag, sloeg 't argelooze spel ga. En hij glimlachte.

- ‘Or-Knor!’... - ‘Sus! Suske!... Suuzeke!’...

- ‘Dag allebei!’ - riep Baveloo plots - en zwaar.

Boetjes keek om; op keek Sus.

- ‘Ha! dag Mr Pastoor!’ - groette Boetjes.

- ‘Ge gaat hem dresseeren voor de cirk?’ - vroeg Baveloo.

- ‘Toch niet, Mr Pastoor, toch niet... Ik laat hem maar een luchtje scheppen. Maar ik geloof dat hij goed zou dienen in een cirk... Zie!... hij lacht!’...

Inderdaad; terwijl Boetjes streelde en streek met zijn wisje, stak Sus zijn kop omhoog, liet gaaf zijn witte tanden zien, en speelde met zijn snuit zoodat zijn neusgaatjes rilden en rimpelden als elastiek. En 't was vanwege Boetjes hoegenaamd niet verkeerd gekeken, toen hij beweerde dat Sus lachte.

- ‘Is 't nie' waar, Mr Pastoor?’ - glimlachte Boetjes.

- ‘Inderdaad!’ - glimlachte Mr Baveloo.

Zoodat ze alle drie lachten; ten minste, glimlachten. Natuurlijk! niet alle drie met denzelfden glimlach. Want de glimlach, die op 't wezen lag van Mr Baveloo, was een stille, brave, ouwe, goeie

[pagina 69]
[p. 69]

glimlach, met breede rimpels, gezond en optimist en vaderlijk; iets lijk een stil en blij landschap in de zon.

En de glimlach van Boetjes zat vol vinnigheid en fierheid; de glimlach van den eigenaar, met fijne en geestige rimpeltjes om oogen en mond; en de glimlach van Sus was zooals de lach van een cirkclown, langs beierzijds zijn snuit opengespleten tot aan zijn ooren; en op zijn beste beschouwd was zijn glimlach enkel een karikatuur, - maar dan ook perfekt! - van Baveloo's glimlach en van Boetjes' glimlach.

- ‘Hij zou begoire! zoo niet lachen als hij wist wat boven zijn hoofd hing!’ - zei Boetjes plots en wreed, terwijl hij Sus ruwer streelde.

- ‘Hangt er iets boven zijn hoofd?’ - vroeg Baveloo.

- ‘Binnen een paar maand moet hij de ladder op’ zei Boetjes. Daartegen heeft hij zijn 125 kilo’...

En Boetjes nu, al strijkende en streelende praatte voort, in den vokatief, tegen Sus die den kop maar omhoog schudden bleef en met zijn elastiek snuitje knorren van plezier: ‘Or-knor! Knor-or!’ -

- ‘Nie' waar, Sus! dan moet-ie de ladder op!... Dan moet er ons Suuzeke aan!... (Or-knor!) Dan komt de man met een groot mes en hij steekt ons Suuzeke de keel af... (Or-knor!) En dan maken we bloedworst van Suuzeke zijn bloed... (Or-knor!) - En dan smullen we van zijn ribbekes!... en van zijn pootjes!... (Or-knor!) en we steken 't spek in de

[pagina 70]
[p. 70]

kuip... nie'waar, Suuzeke?... (Or-knor!) en dan zal ons Suuzeke nie' meer lachen, hé! domme Sus!’...

En juist snapte Sus het wisje tusschen de tanden vast... or-knor!... en kronkelde triomfantelijk een tweede kronkeltje bij in zijn staart...

- ‘Allo, amuseert u!’ - wenschte Baveloo gul en ging binnen.

 

Den zondagavond daarop, toen Boetjes bij Mr Baveloo te buurten zat, vertelde deze enkele scheuralmanakmopjes - en Boetjes, met een fijne pastoorssigaar tusschen de lippen, had er heel blije pret bij. En juist vertelde Baveloo een gevalletje dat, naar hij beweerde, voorgevallen was, jaren vroeger, op de parochie waar hij als pastoor stond. Daar leefde toen een zeker Tistje Truikes, die geen deel uitmaakte van den matigheidsbond, en op 'nen nacht, in den maneschijn, naar huis toekeerde op twee heel flauwe beenen. En de maneschijn smeet de schaduwen van de boomen dwars over de straat heen, zoodat Tistje meende dat de kantonniers al de boomen hadden gekapt en zoo maar dwars over de straat neergeveld... En bij den schaduw van elken boom bleef Tistje dan een stondeke staan om adem en kracht te scheppen en over den omverren boom te springen...

En Baveloo besloot, hoofdschuddend:

- ‘Zot! zot zot Tistje Truikes!’ -

- ‘Ja, lachte Boetjes, schijn bedriegt.’ -

- ‘Maneschijn vooral’ - zei Baveloo.

[pagina 71]
[p. 71]

En toen vertelde Boetjes en lachte terwijl hij 't vertelde, van een zeker Peerke Geertjes (hi-hi!), dat in den tijd daar vlak bij 't Kapelleke woonde, en ook geen lid was van den matigheidsbond (hi-hi!) en bij vollen dag naar huis ging (hi-hi!) en vlak tegen een wegwijzer liep! (hi-hi-hi!)... 'ne wegwijzer ja!... en 's anderdaags vroegen ze 'm in De Groote Pinte, waar hij met een dikke doek om zijn hoofd te pintelieren zat, of hij dien wegwijzer niet had zien staan... Jawel, zei Peerke en goot 'ne geut, maar 'k zag er eigenlijk twee staan (hi-hi!) en 'k wilde er tusschendoor maar daar stond een derde en dien had ik niet zien staan!’...

En hi-hi-hi! lachte Boetjes bij zijn eigen vertelsel...

Maar - sedert enkele stonden had Mr Baveloo een streng en strak wezen opgezet en hield hij zijn blikken star-vast staan op iets boven het hoofd van Boetjes. En Boetjes, aldoor vertellend van Peerke Geertjes, had wel iets van die strakkigheid bemerkt, maar zóó vol van zijn vertelsel en zóó bezig met zijn verbeelding, was hij er niet bij blijven stilstaan. En misschien keek Mr Pastoor slechts naar de rookwalmpjes van de sigaar... Nu Mr Baveloo echter, in stee van 'ns te lachen om de goeie grap, maar voort bleef kijken, streng en strak, zóó!... vlak boven 't hoofd van Boetjes, alsof daar iets te bekijken hing, hield Boetjes plots op met te lachen, draaide zijn nek eventjes en - keek omhoog!...

- ‘Ja ja, Boetjes! kijk maar goed’ zei Baveloo,

[pagina 72]
[p. 72]

‘daar hangt iets boven uw hoofd’... En Baveloo's stem klonk al even plechtig en dramatisch als zijn blik straalde... ‘Boetjes!... Boetjes!... gij lacht en ge weet wat boven uw hoofd hangt!’ -

- ‘Boven mijn hoofd, Mr Pastoor?’ -

- ‘Boven uw hoofd, Boetjes!... Boetjes, blijf hier nu 'ns twee minuten zitten... en roer niet... en spreek niet... en luister!’...

Mr Baveloo greep van zijn lessenaar het houten reglet, en daarmee de ooren strijkend van Boetjes, sprak hij zoet en vleiend:

- ‘Nie'waar, dat Sus-Suuzeke-Boetjes zoo niet lachen zou als hij er aan dacht wat boven zijn hoofd hangt... Want binnen een maand... een jaar... tien jaar... een dag... één uur! moet-ie eraan, ons Suuzeke-Boetjes!... (En 't reglet streelde langs hals en ooren.) Sst!... Zwijgen, Suuzeke-Boetjes!... En dan moet-ie de kist in, tusschen vijf planken... Sst!... Suuzeke!... En dan maken ze van Suuzeke-Boetjes een engeltje... of... of...!... En dan zal ons Suuzeke-Boetjes niet meer lachen, nie'waar?... (En 't reglet ging op en neer over Boetjes' wezen, over den neus neer en op)... Suuzeke-Boetjes, nie' waar?’ -

Toen lei Mr Baveloo zijn reglet neer op den lessenaar - en of er hoegenaamd niets gebeurd was, al lachend op voorhand:

- ‘Ik weet er ook nog een goei, Boetjes... Ge hebt in den tijd wel Musse Maaikes gekend, nie' waar? - Ook nog een die geen lid was van den

[pagina 73]
[p. 73]

matigheidsbond... Welnu, op 'n avond, toen Musse Maaikes...’

 

Een maand later, in 't najaarstuintje van Boetjes, op 't vuilverslenste gras, stond tegen den muur geleund een ladder, en op die ladder hing Suuzeke, - geslacht. En Boetjes stond er bij. Te kijken. En Suuzeke hing daar, roerloos, schoon in twee symmetrische helften opengesneden, snuit omlaag, pootjes ver uiteen. Het hing daar als een groot, open boek, en de paralleelloopende ribbekes, wit en roos, waren de lijnen in dit boek. En zoo serieus stond er Boetjes bij te kijken, dat het persies was of hij in dit boek een diepe waarheid te lezen vond...

En ongezien, van uit zijn tuintje, over haag en bril, bespiedde hem Mr Baveloo; en opeens, hij murmelde: ‘Die heeft het vast’... maar of hij daar nu dood Suuzeke mee bedoelde of levenden Boetjes, - dàt, Lezer, moet ge zelf aan Mr Baveloo maar 'ns vragen, als ge'm ziet...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken