Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Baveloo-Boetjes (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Baveloo-Boetjes
Afbeelding van Baveloo-BoetjesToon afbeelding van titelpagina van Baveloo-Boetjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.58 MB)

Scans (7.61 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Baveloo-Boetjes

(1933)–Emiel Fleerackers–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

Boetjes houdt duiven...

Dien zondagnamiddag, in de keuken, bij de tafel, stond vader Boetjes en stond moeder Boetjes... Moeder, met de handen op de heupen, bekeek, norsch, vader; al zoo norsch bijna, als Boetjes zelf, met de armen gekruist op de borst, de twee zóó onsociabele dingen bekeek, die op de tafel ten toon lagen: een hoogen hoed en een dooie duif.

- ‘Moeder, doe dien hoed maar weg,’ mort Boetjes, boosgezind. ‘Ik ga niet naar die bruiloft.’

- ‘Maar Piet toch!’

[pagina 116]
[p. 116]

- ‘Niet te Pieten, moeder! Ik ga niet. En leg dien hoed maar gaaf in de kast weer. Hij ligt er niemand niet in den weg... al vijf-en-twintig jaar lang.’

De deur ging open. Binnen kwam E.H. Baveloo.

- ‘Goeden dag, Boetjes. Goeden dag, moeder.’

- ‘Goeden dag, Mr Pastoor.’

Plots, Baveloo zag den hoogen hoed, zag de dooie duif; keek verbaasd; en daar Boetjes en moeder Boetjes verbaasd keken om Baveloo's verbaasdheid, zoo keken ze alle drie verbaasd, op den hoed, op de duif, op malkander.

- ‘Gaat ge tooveren, Boetjes?’ - vroeg Baveloo.

- ‘Toch niet, Mr Pastoor’ - zei Boetjes.

- ‘Hij moet naar een bruiloft, Mr Pastoor... Dat is het’ - zei moeder.

- ‘Naar een bruiloft?... Met een dooie duif?’

- ‘Neen. Met dien hoogen hoed.’

- ‘Naar de bruiloft van zijn tante, Mr Pastoor’ - verklaarde moeder...

- ‘Een tante?’

- ‘Ja; de bloedeigen zuster van zijn vaderzaliger...’

- ‘Moeder’ zei Boetjes nu wrevelig, ‘laat er mijn vader-zaliger tusschen uit, als 't u belieft!... En uw tante...’

- ‘Mijn tante!’ - gilde moeder.

- ‘Die tante’ kwam er nu Baveloo vredelievend

[pagina 117]
[p. 117]

tusschen, ‘die tante schijnt... onder dees dak... niet... heel... populair te wezen?’

- ‘Populair!’ grinnikte Boetjes met een schaterlach... ‘Populair!’ - En heel ernstig nu, met zijn oogen vlak en strak in Baveloo's oogen, en met nadruk op elk woord: ‘Jaren lang, Mr Pastoor, heb ik... laat me zeggen: hebben wij, deftige menschen uit den werkersstand, hier, in dit huis... laat me zeggen: onder dees dak, eerlijk en geduldig zitten wachten op Tante's erfenis. Den 1n April toekomende wordt ze ik weet niet hoe oud... En gaat me dat ouw slagvenster nu niet trouwen...? ‘Met 'ne mecanicien’ schrijft ze. Wel, proficiat voor de mecaniciens!’

- ‘Ha! zoo!...’

- ‘Zoo percies!... Maar’ ging Boetjes door, ‘ik zei het daar juist aan onze moeder: naar die bruiloft ga ik niet!... nie'! nie'!...’

En van korzeligheid nam Boetjes een stoel, zat neer met een beslistheid of hij nooit meer van dien stoel zou opstaan. En doodkalm, zoo deed Baveloo. En twee minuten lang, hing de keuken-atmosfeer vol stilte; en die stille atmosfeer zweefde vol tanten en mecaniciens in trouwkostuum.

Plots, Baveloo:

- ‘En wat doet die duif daar?’

En Boetjes:

- ‘Mr Pastoor, zeg altijd welkom aan een ongeluk, dat alleen komt... Die duif daar...’ en er

[pagina 118]
[p. 118]

girig een tragische arm naar 't dooie beestjen uit... ‘die duif daar was het domste schepsel dat ooit op 'ne vanger zat. Drie weken lang, Mr Pastoor, drie weken op de klok geteld, zit dat te broeien op een ei, te broeien als een plezierke... En zit me die domme duif dezen morgen niet dood op het broeinest? Ik kom er bij; ik pak ze vast; ik pak het ei vast; en, Mr Pastoor, ge moogt me omver slaan met uwen tik, als ik lieg: het-was-een-schelpei!... een looze schelp zonder iets er in! Nie' waar, moeder?’ - Moeder knikte.

- ‘Dat 's curieus’ - constateerde Baveloo. - ‘En... was het anders een goeie?... een goeie op de vlucht?’

- ‘Ba neen!’ - bulderde Boetjes met een duiveliefhebbershart vol verachting. ‘'k Gaf ze verleden jaar mee op prijsvlucht naar Quiévrain; èn ze komt thuis acht dagen na de leste. Ik geloof, dat ze te voet was naar huis gekomen. Over Erps-Querbs en Sichen-Sussen-Bolré. En dan komt ze 'r eigen thuis belachelijk maken en doodbroeien op een schelpei!’ -

- ‘Enfin’ - zei Baveloo, filosoof - ‘gij hebt er dan toch drie weken lang plezier aan beleefd.’

- ‘Ik?’

- ‘Wel zeker, Boetjes! Want drie weken lang, drie weken op de klok geteld, hebt ge geleefd met de hoop, Boetjes, de zoete hoop op een broeisel.’

[pagina 119]
[p. 119]

- ‘Dat 's waar!’ - spotte Boetjes.

- ‘Drie weken hoop en geluk!... Boetjes, wat kunt ge in 's hemels naam meer verwachten van een duifje op een schelpei?’ -

- ‘Dat 's waar!’ - spotte Boetjes weer. ‘Maar dàt is de vraag niet, Mr Pastoor!’ - en Boetjes triomfeerde met een gezicht vol lachende slimmigheid - ‘Dit is de vraag, Mr Pastoor, nàmelijk, en te wéten, en aldus: is die duif geen dom-domme duif geweest mèt te broeien op een schelpei?... Dàt is de vraag, Mr Pastoor.’

- ‘Boetjes, ik kan niet zeggen: neen; en ik wil niet zeggen: ja.’

- ‘En de reden waarom niet, Mr Pastoor?’

- ‘Omdat ge er zelf bij staat, Boetjes.’

- ‘Ge moet u om mij niet zjeneeren, Mijnheer Pastoor.’

- ‘Jawel, Boetjes.’

En nu gebeurde een stil ding, mysterieus. Mr Baveloo, opgestaan, nam zachtjes de dooie duif op de twee handen, zette een melancholiek wezen op, murmelde met een tremolo, mistroostig:

- ‘Arm, onnoozel ding!... o Pluim, waarin het duifke stak!... o Slachtoffer van zelfopoffering!... Te voet van Quiévrain! Over Erps-Querbs en Sichen-Sussen-Bolré! Te voet, om toch maar bij uw meester te zijn en te kunnen broeien. Is 't niet zoo, duifje? En ge broeit u dood! Gij offert u zelf op tot den dood, inclusive, om uw meester maar plezier te doen!...

[pagina 120]
[p. 120]

't Was natuurlijk van uwentwege verkeerd, ja, dom! te broeien op de illusie van een schelpei... zooals het vanwege uw meester Boetjes oneindig dommer was te broeien op het schelpei van een illusie!’

- ‘Wat!’ - ontplofte Boetjes.

- ‘Ssst!’ - ruischte Baveloo over zijn schouder naar Boetjes heen, lei het duifje neer, snapte Boetjes bij het oor.

- ‘Boetjes’ - zei Baveloo, en Boetjes begreep dat hij wijzen raad ging krijgen. ‘Zoo zijn de menschen, Boetjes! Begaat uw medemensch een kleine dommigheid, dat noemt ge een groote dommigheid. Begaat ge zelf een groote dommigheid, dat noemt ge een groote slimmigheid!’ - En streng-verwijtend: ‘Waarom verwacht gij erfenissen van ouwe slagvensters?’

- ‘Mr Pastoor’ stamelde Boetjes onthutst, ‘'t ko... 't kon lukken dat...’

- ‘Natuurlijk,’ - zei Baveloo wreed-koel, ‘'t kon lukken dat het lukte... Maar dit arme duifje redeneerde zoo ook misschien: ik ga eens op een schelpei broeien; 't kan lukken dat het lukt.’

- ‘Blijf gij maar op uw moos!’ riep Boetjes tot moeder Boetjes, die eens in de keuken kwam.

- ‘Moeder, blijf hier’ - beval Baveloo. En tot Boetjes: ‘Boetjes, bedank dit goede duifje, dat u drie weken lang hopen liet op een broeisel; wat kunt ge meer verwachten van een duifje op een schelpei?... en bedank uw goede tante, die u jaren lang hopen

[pagina 121]
[p. 121]

liet op een erfenis; wat kunt ge meer verwachten van een ouw slagvenster van een tante?’

- ‘Laat mijn oor maar los, Mr Pastoor, ik heb het vast’ - zei Boetjes.

- ‘Begrepen?...’ - Baveloo liet het oor los. ‘Ge ziet, Boetjes, een mensch moet altijd vergelijken... Boetjes, wat is vergelijken?’

- ‘Vergelijken?...’

- ‘Vergelijken is begrijpen, Boetjes. En wat is begrijpen?’

- ‘Begrijpen?’

- ‘Begrijpen is vergeven, Boetjes.’ En doodnatuurlijk: ‘Vertrekt ge morgen vroeg, Boetjes, of dezen avond?’

Boetjes begreep het nu.

- ‘Moeder’ zei Boetjes, ‘strijk de plooien maar uit dien hoed.’

- ‘Gaat ge dan toch naar die bruiloft?’ - vroeg moeder.

- ‘Wel natuurlijk, mijn goei!... De bruiloft van onze eigen tante!...’ En met een meelijdend glimlachje, tot Mr Baveloo: ‘Die vrouwen begrijpen niets van filosofie, Mr Pastoor... Ze kùnnen niet vergelijken.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken