Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heiruiker (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Heiruiker
Afbeelding van HeiruikerToon afbeelding van titelpagina van Heiruiker

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verhalen
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heiruiker

(1935)–Emiel Fleerackers–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 58]
[p. 58]

Het Hart van Petrus Beulemans

Onder de duizende uren die voorbij zijn of komen zullen, laten wij met heerlijk goud kronen dit ééne uur, dat ons de mare bracht:

HARTVERKWIKKEND
Vrijdagnamiddag, vier uur. - Tram richting Noord-Zuid. - Zusterken der Armen; jong, edel, zachte trekken, beschaafde houding, blijkbaar van zeer goede afkomst. Heeft pak bij zich, groot, heel groot, maar leelijk, zeer leelijk. Buit gemaakt, voor heur armen, bij brave menschen, en van Moeder-Overste voor één keertje, wegens zwaar en onhebbelijk pak, verlof gekregen om tram te nemen... Ontvanger komt. Ziet Zusterken worstelen tegen weerbarstige touwen van het pak, die los willen gaan (sokken en ander gebreid goed komen reeds gluren!). - Ontvanger helpt Zusterken: alles in orde! - Kijkt Zusterken vragend aan. - Zusterken begeert ‘aansluiting’ (kost 40 centiem), zoekt in haar grooten zak, vindt wat zij zoekt. - Ontvanger biedt haar kaartje aan; Zusterken houdt hem nickelkens voor; ontvanger
[pagina 59]
[p. 59]
maakt weigerend gebaar, haalt uit zijn broekzak ‘eigen’ beursje te voorschijn, neemt er 40 centiemen uit, werpt ze in zijn lederen diensttasch. - Zusterken brengt de rechterhand aan 't houten kruisje op hare borst, neigt vriendelijk-dankend het hoofd...
Hartverkwikkend!
‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wat gij aan de minsten van dezen (mijne broeders) zult hebben gedaan, zal ik beschouwen als aan Mij gedaan!’

Hartverkwikkend, jawel! en loven doen wij de persbladen, zoo boordevol doorgaans met misdaden, eerloos bankroet, haat en tweespalt, feuilletons en kampioenschappen en 1001 heldenfeiten, dat ze ons zóó iets te melden hadden. Intusschen, Havas, Reuter, Belga zwijgen als vermoord... Maar dat juffrouw Mistinguet zich het haar laat bobbyknippen - en heel de wereld wordt overspannen met een nieuwsjes-spinneweb.

En boete plegen wij ook voor al het kwade, dat wij dachten en zeiden van Brussel; dat is, van de Brusselaars; dat is, van Petrus Beulemans. Wat daar op die tram ‘richting Noord-Zuid’ gebeurde, verzoent ons; wij kloppen onze borst en roepen boete: Ergo erravimus!... Wij waren erneven, toen wij u zoo lichtzinnig beoordeelden, zoo lichtzinnig veroordeelden... Wij kenden u niet; wij wisten uw hart niet noch den adeldom daarvan.

'ne Kniezer kijkt over mijn schouder, waar ik schrijvende zit, en kniest: ‘En om zoo één feit, zingt ge den lof van heel Brussel?’

En ik vertel hem, Plutarchos na, het antwoord van Alexander: Alexander kon het moeilijk stellen met zijn moeder Olympias. Deze had zoo een boos en knorzelig hart! En toen nu eens zijn boezemvriend Antipater hem ophitste tegen zijn moeder: ‘Gij weet niet’ zei Alexander, ‘hoeveel kwade dingen één enkele traan van mijn moeder kan uitwisschen!’

Zoo ook één daadje van u, o Petrus! En daarom herhaal

[pagina 60]
[p. 60]

ik het: wij kenden u niet! en wij wisten uw goedheid niet!

Wij meenden dat gij de vier Evangelies van Christus hadt af geschaft en vervangen door andere; als daar zijn:

Liberalisme met al zijn vrijdenkerij en vrijleverij;

Socialisme met al zijn haat en materialisme;

Fonctionnarisme, met al zijn initiatief-dooderij;

Franskiljonisme met al zijn oppervlakkigheid en al zijn lichtzinnigheid.

Wij meenden dat gij, zat en zalig bij uw Gueuze-Lambic, uwen tijd maar zat vol te praten over al geheim, alsof gij geboren waart uit Zeus' brein en bij erfrecht zitting hadt in den godenraad op den Olumpos.

Wij meenden, o Petrus! dat ijdele en wispelturige dingen van de wereld heel uw tijd in beslag namen - heel uw tijd en heel uw hart!

Wij meenden, dat ge, geknield op uw twee knieën, een dekoratie aanbadt al de dagen uws levens!

Dat ge elke drie dagen een profeet of een princiep (dat is hetzelfde) in de zee smeet.

Dat ge sedert lang uw ziel te smelten wierpt in een roezemoes van genot en wellust, lijk Kleopatra haar perels in een beker wijn.

Dat Brussel was een Babylon, een huis zonder kinderwiegen, één bosch dor hout!

Dat Brussel nog maar gespaard bleef van de Sodomavuurverwoesting, om wille misschien van tien rechtvaardige kloosterzielen, die ergens in een van uw arme wijken, te bidden zitten en te boeten voor uw behoud.

En zoo vreezende, wij murmelen: Quid de nocte?... en we lagen met ons oor op den grond... en hoorden wij alreeds geen paardengetrappel? De vier ruiters, ja, van de Apokalypsis, die kwamen aangekletterd langs uw boulevards!

 

Maar nu! refloruit cor meum! Mijn hart is weer in bloei gegaan! De paarden van St Jan blijven kalm op stal; het

[pagina 61]
[p. 61]

dorre hout is nog zoo dor niet... want de wortel zit nog vast in goeden grond; daar ruischt nog een takje vol loover en bloeisel, met een vogeltje daarop dat lènte-lènte-lènte zingt!

Ik weet het wel: 0,40 fr., 't is weinig geld op de beurs; maar 't was genoeg voor een tramritje, nie' waar?... en de twee penningskes van de schamele weduwe golden ook zoo bitter weinig bij Sadduceërs en Phariseërs en een glas water nog heel wat min, en de Zaligmaker liet zijn harte zoo diep ontroeren, toen die moeder hem smeekte om een kruimeltje genade.

Maar inderdaad, die 40 centiemen, was het inderdaad zoo weinig?... Wat vier, misschien wel acht reizigers u schonken als toemaatje, omdat dit zoo betaamt, of omdat ze te lui waren om het extra-betaalde terug te ontvangen - gij schonkt het ineens weg, vrijgevig als een prins, ruimschootig als een douairière...

Daarbij, 't is niet zoo zeer de som, die telt, weet ge?... C'est le geste!... ‘Broekzak... eigen beursje...’

C'est le geste! De manier waarop!... Simpelweg, zonder menschelijk opzicht, en zonder te laten schallen de bazuin der publiciteit.

 

Die almoes moet twee blijë menschen gemaakt hebben, Petrus, - u zelf vooreerst en 't zusterke...

't Zusterke is naar huis gereden met haren ‘buit... zwaar en onhebbelijk pak’ - en voorzeker heeft ze bij haar medezusters haar avontuurtje niet verzwegen; en Zuster Monika sloeg aan:

- ‘Och toch!’ - en Zuster Pharaïlde glimlachte: - ‘Chottekes toch!’ - en Zuster Thecla dit, en Zuster Apollonia dat... tot Moeder Overste - centralisatie van macht en majesteit en jurisdictie - zei: ‘Kom nu; de zalen schuren; en dezen avond zullen we een rozenhoedje bidden voor dien braven man...’

[pagina 62]
[p. 62]

Die brave man - dat zijt gij, Petrus.

Maar gij vooral moet gelukkig geweest zijn; gelukkig ert blij... Trouwens, daar was hoegenaamd geen reden toe, om niet blij te zijn. Met die 40 centiemen kocht ge de liefde Gods; uw daad was een zaadje... en wie zaait is blij. Al zegt Gezelle dat de landman ‘gaat en gaande bidt en weent en zaait’... Maar dat is alweer gezegd om de poëzie, om wat ze noemen de antithesis...Ik heb nooit gezien dat een boer weent, wanneer hij zaait. Integendeel, hij is blij - want hij hoopt!

En Petrus, gij zijt naar huis gegaan, en te bed; en dien nacht zweefden engelen om uw hoofdkussen en om de rust van uw... kinderen...?

 

Refloruit cor meum!... Wij meenden dat ge verloren waart, o Petrus, en den breeden macadam op naar de helsche verdoemenis. 't En is nie' waar.

Daar leeft nog iets in u - en van het hoogste!

Daar werd een pluimke gelegd op uwe lippen; en 't pluimke roerde nog.

Daar werd een spiegeltje gehouden vóór uwen adem; en 't spiegeltje werd nog bewalmd.

Daar werd een hand gelegd op uw hart, o Petrus! en daar klopte nog iets in dit hart.

En ik zeg: Als ooit Jeremias op de trappen komt zitten van de Beurs te Brussel, en 'ne vasten predikt met zak en assche: ‘Revertere! Revertere!... Keer weer! o keer weer!...’ ik zeg u: Wees gerust, u ten minste zal hij veel vergeven!

Dit kleine ding - die enkele nikkeltjes, gezamenlijk de totale somme uitmakend van 0,40 fr.; zegge: veertig centiemen - dat is een belofte misschien van hooge en heilige dingen, die komende zijn... 't Is een vonksken, ziet ge?... nog geen groote machtige gloed, die heel uw hart en ziel verslindt met een liefdevuur voor God en evennaaste; maar

[pagina 63]
[p. 63]

ik gedenk: 't is nooit volle maan van af den eersten dag; en 't is op middernacht dat alle dageraad zijn oorsprong vindt.

't Is een vonk; het ‘linum fumigans, de rookende vlaswiek’ van den profeet. Zullen wij dit vonkske uitblusschen? niet beschutten met onze twee handen?

Ga voort, o Petrus... Ge zijt op den goeden weg.

Laat de éénen maar kletsten met filantropie en solidariteit... 't Is beter 40 centiemen weg te schenken dan 40 franken op zak te houden.

Laat de anderen maar ‘sparen’... Sparen kan zoo voorzichtig zijn; en zóó heidensch.

En laat de makelaars spekuleeren... Geld bediedt zoo weinig. Zie eens: De Joden riepen Gods wraak over hun hoofden af; en de wraak is over hen neergekomen in zakken goud en financie.

Misschien - ja, 't is zóó mogelijk - misschien zal het vlammeke, dat uit het vonkske geboren wil, bijster geslagen in de wilde winden van de grootstad; ik wil zeggen: misschien zal uw kristelijkheid nooit meer zijn dan een gegeven almoesje; en zult ge door 't leven heengaan, helaas! zonder geloof en zonder praktijk... Maar wie weet, of die 40 centiemen en dit rozenhoedje der Zusterkes - oremus pro benefactoribus nostris - u niet de genade zal bewerken, dat ondanks uw mogelijk leven zonder priester of pastor, toch een priester over uw sterfbed zal heenbuigen en u ter dood bereiden?

En dan gaat ge heen, Petrus... 't allerleste tramritje Zuid-Noord - naar den hemel.

En nog blijer zult ge zijn dan op dien Vrijdag-namiddag, vier uur...

Zoo blij en zoo gelukkig zult ge daar staan, op het schitterende mozaïek van de Paradijszalen, vertwijfeld en niets begrijpend van de zegenende woorden:

- ‘Kom! o gebenedijde mijns Vaders!’...

[pagina 64]
[p. 64]

En gij zult zeggen: ‘Heer, waar heb ik dat geluk verdiend?’

En de Heer weer: ‘Voorwaar, Ik zeg het u, wat gij aan één van de minsten der mijnen hebt gedaan, dat hebt gij aan Mij Zelf gedaan!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken