Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kijkkast (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kijkkast
Afbeelding van KijkkastToon afbeelding van titelpagina van Kijkkast

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

Scans (11.60 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kijkkast

(1932)–Emiel Fleerackers–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 28]
[p. 28]

Open brief aan Bertje Blink

Beste Bertje,

Ge kent me niet; ik ken u niet. Dat 's niets. Met uw armzalig frakje daar eens uit te leenen aan Binkske, deedt ge iets dat schoon is, en echt-nobel, kristelijk... Een kleine daad, met een groote ziel erin.

Gij deedt het uit liefdadigheid, uit liefde voor uw evennaaste, of ten minste voor het beste deel ervan: Binkske.

Gij deedt het niet voor 't oog der wereld, lijk 'ne Farizeër. Stonden er ooggetuigen bij? Ja wel... Twee wereldsche: 'ne gardevil en, verder-op, een vette beursman; en die glim-

[pagina 29]
[p. 29]

lachten even bij 't spel. En twee hemelsche: uw Engel-Bewaarder en de Engel-Bewaarder van Binkske; en die hebben, peins ik, een traantje gevoeld van ontroering.

Maar voor 't oog van de wereld hebt ge 't niet gedaan... 't Was voe 't Geloef!...

Voe 't Geloef... lijk de arme weduwe twee penningen stortte in den offerblok van den tempel.

Voe 't Geloef... lijk, in den ouden tijd, koningen en keizers de voeten waschten van melaatsche menschen.

Voe 't Geloef... lijk Sinte-Maarten de helft van zijn mantel wegschonk aan een bedelaar.

't Was allemaal voe 't Geloef!

't Was inderdaad schoon en onovertroffen.

Kent gij de trappen van vergelijking nog, Bertje?

Als een rijk mensch een rijk mensch helpt, dat 's Liefdadigheid positief of stellige trap; als een rijk mensch een arm mensch helpt, dat 's Liefdadigheid komparatief of vergrootende trap; als een arm mensch een arm mensch helpt, dat 's Liefdadigheid superlatief of overtreffende trap van onovertrefbaarheid. Ons Heer zei: Als ge twee kleederen hebt, geef er een van weg aan wie er geen heeft...

En gij hadt maar één frakje - en ge gaaft het weg.

En zoo, zijt ge misschien dan ook al de theorie van de vergelijkingstrappen kwijt, de praktijk hebt ge nog; en als alles gezeid is, dan is praktijk nog altijd het beste.

Misschien zijt gij de theorie ook vergeten in zake lichamelijke werken van barmhartigheid?

De hongerigen spijzen, de dorstigen laven, de naakten kleeden, de vreemdelingen herbergen, de zieken bezoeken, de gevangenen verlossen, de dooden begraven.

Maar hier ook alweer, de praktijk ervan is de uwe.

Laat gij de vette beurslui maar betijen, Bertje, en ook al de lui die aan filantropie doen. Als ge nauw wilt toekijken, - héél nauw is niet noodig, en misschien nauw ook al niet, - wel, als ge maar wilt toekijken, zult ge zien, dat de

[pagina 30]
[p. 30]

namen van die filantropisten in de Annalen van de Liefdadigheid prijken lijk Pontius-Pilatus in 't Symbolum des Geloofs...

Ze richten Komiteiten in voor Filantropie en Fancy-Fairs... Ge begrijpt die woorden niet, Bertje? Dat 's niets. Ge verliest er hoegenaamd nikske bij; en Fancy-Fair is zooveel als wat 'nen aktivist zou noemen: Vlaamsche Kermis... Maar in 't Engelsch klinkt dat veel voornamer: in 't Engelsch is er sjampagne bij en danseressen. En in 't Vlaamsch moet er altijd een sermoen bij zijn.

 

***

 

'k Heb enkele jaren van mijn leven, Gode dank, in Ierland gewoond, en ik zou meenen: dat 's 't land van de kristelijke Liefdadigheid... En daar ook wonen heel veel schamele Binkskes en nog ruim zooveel goede Bertjes... En, lieve, als ik tijd had en centen, dan zouden wij eens saam over zee steken en gaan zien wat een schoon ding Liefdadigheid kan zijn.

We zouden eens te Dublin in een steegje gaan, Bertje, een steegje, waar 't krioelt van ongedierte en stinkt van miserie, en vragen waar 'ne zekere Paddy woont, Paddy 'k weet-nie-wie, - en als we Paddy dan vonden, zou ik zeggen: ‘Bertje, bezie me dien man, dien ouwen, versleten, miserie-verschummelden grijsaard; hij is de man, die, na Ons Heer, 't schoonste woord sprak, dat ooit over de lippen van 'ne mensch kwam... Bertje, kus zijn handen, en zet hem vooraan in uw hart.’

Zoo was 't:

Een missionaris kwam een voordracht geven over hongersnood in China; en Paddy ging luisteren; en toen de missionaris al 't wee en al de ellende van miljoenen Chineezen had verteld, ging hij met de schaal rond om aalmoezen. En Paddy, die juist veertien dagen te voren van zijn peter een zilveren uurwerk met zilveren ketting had geërfd, lei dit

[pagina 31]
[p. 31]

uurwerk en die ketting in de schaal neer, als aalmoes; en toen de missionaris, bij dien rijkdom, verbaasd den man bekeek, Paddy zei - Bertje, als 't u belieft, zet uw ooren nu eens wijd open en even wijd open uw ziel - Paddy zei:

- ‘Mijnheer, als ze ginder sterven van honger, dan moet ik niet weten hoe laat het is...’

 

Zwijg, Bertje... zwijg, zeg ik...

 

O Gi! leden en eereleden van Filantropies, Fancy-Fairs en Dierenbescherming! wat staat ge me ver van de Liefdadigheid!... O Gi!... broertjes van dien ouden Romeinschen keizer Kaligula die zijn paard liet verheerlijken als een mensch, als konsul, als God!... O Gi!... zustertjes van de hooge dames uit Tomboektoe, een stad ver-af, waar dames zijn, dames uit den hooge, ge weet, fine fleur, extra, die wandelen gaan met hondjes aan een leibandje, en de hondjes zijn gekleed, gepelsd en gemanteld met zijde en satijn...

Geloof me, zunne, Bertje! 't Is echt waar...

En in Tomboektoe vergaan toch ook kinderen van gebrek en honger en miserie; en in Tomboektoe werd toch ook het Evangelie gepredikt eeuwen en eeuwen en eeuwen geleden; en in Tomboektoe kennen ze toch ook het woord: ‘Misereor super turbam...’ 'k Heb meelij met de massa; en ‘Beati pauperes’... Zalig zijn de armen... en nog 't andere woord: ‘Kaïn, wat hebt ge met uw broer gedaan?’

En toch, dàt gebeurt te Tomboektoe, den dag van vandaag... na 2000 jaar kristendom!...

Ge kunt eens nazoeken, Bertje, waar Tomboektoe ligt.

- Maar 't ligt heelemaal niet zoo verre van ons als ge wel peinzen mocht.

 

'k Zou u nog kunnen spreken van Lazarus en den rijken

[pagina 32]
[p. 32]

vrek, van Magdalena met de reukkruik, van Veronika met haar bloeddoek; van alle soort en slag Liefdadigheid en Karitas, te vinden in alle echt-kristelijk hart en ding, - ding ja! tot zelfs in uw frakje zelf, dat lang genoeg wilde zijn om tot in de knieën van Binkske te vallen. Want bij een arm mensch past alles... Als Karitas maar kleermaker wil spelen.

 

***

 

Bertje, God zal 't u loonen, lijk de koster zegt... ‘Mihi fecisti’... Wat gij aan Binkske goeddeedt, gij hebt het den Heer zelf goedgedaan... En of Binkske voor u patee-j-kes meebracht, dat weet ik niet; maar gij zult aanzitten bij de Eeuwige Broeiloft.

Als ge ten minste...

Ja, Bertje, hier volgt een post-scriptum... Iets erbij, zal ik zeggen, een toemaatje...

Als ge ten minste ook voor de rest braaf zijt... Ge moet eens nazien, Bertje, en de koetsiers gerust laten... Want Binkske heeft me de zaak verteld, zunne!

Binkske vertelde mij eens, dat ge met een rotten appel naar... of liever, vermits ge behendig zijt in 't smijten, - vlak tegen den verlakten hoed smeet van een voorbijrijdend vigilantkoetsier... Binkske zelf vertelde me dit al lachend... Ik zei: ‘Binkske, dat 's heel Sinjoorsch vanwege Bertje, maar vindt ge dat schoon?’

- ‘'t Was er juist op!’ - lachte Binkske.

Ik zei:

- ‘Was het schóón, Binkske?’

Binkske begreep me toen, keek heel ernstig en zei:

- ‘Neen, schoon was 't niet.’

Ik zei:

- ‘Zeker en vast was het niet schoon... En waarom niet, Binkske?’

[pagina 33]
[p. 33]

- ‘Dat moogt ge niet doen, - zei Binkske. Dat 's verboden... van Onzen-Lieven Heer.’

- ‘Goed, zei ik... En daarbij...’

- ‘Daarbij, viel Binksken plots in, met heel zijn klein, groot hart, zooals Binksken dat kan... die koetsier was misschien 'ne vader, en hij had misschien ook een... een...’

- ‘Zoontje.’

- ‘Ja, een zoontje, dat... dat... zou geschreeuwd hebben, had het Bertje zien smijten.’

- ‘Goed, Binkske, zei ik, en zeg dat zoo aan Bertje... want ik ken Bertje niet... en van u zal hij 't veel beter aannemen.’

- Heeft hij het u gezegd, Bertje?... En is 't begrepen? - Braaf zijn, zunne!

En van tijd tot tijd een Wees-Gegroetje bidden ter eere van Binkske... en ook van 't kalantje... En vraag hun dat zij ook voor u bidden - en, 't gaat met één moeite door, voor mij ook. - Dank.

Salut, Bertje; hou-je best.

 

Uw Vriend......


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken