Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke
Afbeelding van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan NelekeToon afbeelding van titelpagina van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.92 MB)

Scans (10.91 MB)

ebook (4.32 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Arm.-Modest Van den Haute



Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke

(1946)–Joos Florquin–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 176]
[p. 176]

Limburgsche sotternij



illustratie

Als rijpe vruchten heb ik deze dagen geplukt! De morgens waren als spetterende fonteinen van vroolijkheid en opgewekte schelmschheid, en de namiddagen rustige oasen van rimpelloos genieten, met het turen naar een wijden horizon. Elke avond kwam weer als een oude bekende: eerst de donkerte in de hoeken langs de wegen en het Gothische dorpskerkje dat langzaam in de duisternis verdoezelt. Alles wordt dan wonderlijk stil. Op de bank voor de herberg zitten enkele boeren samen. De geur van hun pijp walmt af en toe tot bij mij aan, samen met den klank van een enkel woord, dat ze aan hun half open mond laten ontsnappen. Verder zijn er de sterren en... de vliegtuigen.

Mercator was het met mij volledig eens dat we in een paradijs waren aangeland. Dat paradijs, Neleke, was

[pagina 177]
[p. 177]

het zonnige Limburg, dat ons telken jare opnieuw als geliefde pleegzonen tot zich roept en ons met de mildste gastvrijheid ontvangt. Dit jaar was het onthaal nog feestelijker dan anders. De zon scheen standvastig, de hei bloeide in zomersche pracht, de dennen geurden puur en doordringend, en de menschen...

De menschen hier dragen altijd een vagen glimlach op hun wezen, die bij de dolste Brabantsche uitgelatenheid zich maar even verbreedt. Het duurt soms wel een tijdje eer men de goedheid achter hun gesloten wezen heeft ontdekt, maar dan kan men zich laven aan een onuitputtelijke bron. ‘Dat seg ick dich!’ Zoowaar het daghitje, dat anders geen toon laat hooren, voelde zich niet opgewassen tegen den fleurigen levensdrang van het vereenigd duo Westvlaanderen en Brabant en liet haar Limburgsche teruggetrokkenheid varen, om met een parelenden lach onze vroolijkste liederen en gekste sprongen te begeleiden. Onze vroolijkheid was kinderlijkeenvoudig en scheen haar schade te willen inhalen op de maanden, dat wij door een doodernstigen bril het leven dat wij droomden hebben bekeken. Wij solden met den boer die durfde klagen over de opbrengst van zijn oogst en hadden steeds een geestigheid klaar, om den graag-lachenden ouden pastoor te doen genieten. Wij lachten schelmsch op de vele blonde kinderen die uit de school kwamen en begroetten met een oolijk knikje de meisjes die zich voorbij repten. In de smis gingen we praten over ijzerhoudende metalen en het einde van den oorlog, en bij den schrijnwerker lieten we ons de geheimen van een nieuwe schaafmachine verklaren. De

[pagina 178]
[p. 178]

radio-electrieker vergastte ons op een flesch wijn van voor den oorlog en zijn charmante jonge vrouw toonde ons met fierheid haar jongstgeboren baby en zijn pittig broertje.

Intusschen heeft het verlof zijn hoogtepunt bereikt, de schoonheid voor het begin van het einde. Het laatste paar dagen hebben we rijkelijk geluierd. We aten op onzen honger het degelijke korenbrood en dronken op onzen dorst... koffie. We lieten ons in de zon bruin bakeren of dwaalden na een frissche regenbui door de heide, die dàn het schoonst is. Ach, Neleke, op dezen laatsten verlofdag schrijft je een gelukkig man.

Bij Mercator nochtans staat de geluksbarometer een paar graden lager. Hij genoot wel van dezelfde schoonheid, vreugde en goedheid, maar een dom tegenvallertje heeft hem op zijn zwakste plek getroffen en zijn optimisme ietwat getaand, te meer daar ik er steeds bij ben om hem den duvel aan te doen.

Mercator, met alle respect dat ik aan een zoo geleerden dertiger schuldig ben, heeft welige blonde lokken, waarop hij met reden fier gaat, en die hij zoo lang laat groeien als de welvoeglijkheid het eenigszins toelaat. Bij het snikheet weer van voor een paar dagen kon hij het nochtans niet meer keeren, en na een moeilijke maar sublieme zelfoverwinning besloot hij, ze toch wat te laten kortvleugelen. Nu moet je weten, dat we hier acht dagen op een pracht van een dorp zijn blijven pleisteren, ver van de wereld en haar moderne misvormingen. Op zichzelf is dat een niet te schatten weldaad, behalve als men een haarkapper noodig heeft. Maar behelpen kan

[pagina 179]
[p. 179]

men zich steeds. Zoo ontbreekt hier de man van beroep, maar de slager heeft die taak overgenomen. Het is onder dezes gevaarlijk mes dat de arme Mercator zijn kopje heeft gewaagd. Ik zal het steeds blijven betreuren dat ik dit tooneeltje niet heb kunnen verfilmen.

Al pratend over de dagelijksche gebeurtenissen en het wel en wee der vleeschrantsoenen, stak de spraakzame man van wal om dit werk van aangelegenheid volgens al de regelen der kunst te bolwerken. Ik was de aandachtige toeschouwer. Met een fermen knip dwarrelde de helft van Mercator's schoonste lok weg. Mijn vriend werd puur bleek van verschot, terwijl mijn lachspieren zich krampachtig samentrokken. De coiffeur in den slager liet zich daardoor echter niet van de wijs brengen. Hij knipte en praatte maar ijverig door. Nadat hij met de schaar eens het hoofd van Mercator was rond geweest, monsterde hij met een kennersblik zijn prestatie, die hem schijnbaar niet bevredigde. Met een resoluten zwaai dreef hij zijn schaar in het overblijvend haartooisel van Mercator en begon met vaste hand de tweede snede. Ik zag mijn goeden vriend langzaam wegsterven van ontzetting en begreep ineens zeer klaar, dat ik hem moest redden. Op dat luguber en kritisch moment zette gelukkig de winkelschel aan en werd de slager weggeroepen. Mercator veerde in een sprong recht en schoot langs de achterdeur de straat op, terwijl hij me een onverstaanbaar woord toeriep. Ik begreep en volgde.

Later heb ik onder groot misbaar Mercator's kopje moeten in orde brengen. Nu draagt hij een stekelig ‘broske’ en beweert, dat hij onder geen menschen meer

[pagina 180]
[p. 180]

durft te komen. Ik betoog daarbij op bevattelijke wijze, dat alle aardsche schoonheid vergankelijk is!

Neleke, over een paar dagen komen we langs je dorp voorbij en zal je ons zien, de twee kortgebroekte globetrotters die een schoone wereld hebben ontdekt en nu weer, uiterlijk zeer serieus, negen maanden lang, den vasten, conventioneelen levensweg zullen volgen. Maar in ons brandt het heerlijke vuur!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken