Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Aleid (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Aleid
Afbeelding van AleidToon afbeelding van titelpagina van Aleid

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.07 MB)

Scans (2.61 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Aleid

(1930)–Ellen Forest–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 116]
[p. 116]

Hoofdstuk VII

DE laatste soirée die de familie Li Tiang haar vrienden en kennissen aanbood liep ten einde. Op het kleine tooneel was het doek gevallen na een zestal zangers uit de Ukraine, die hun weemoedige en vroolijke volksliederen hadden laten hooren, begeleid door voetgetrappel of primitieve danspassen.

De tachtig genoodigden applaudiseerden uit alle macht. Iets van de ruimte, van de steppen, van het ontembare en wild-schoone had hen beroerd en voor een oogenblik onttrokken aan de met allerlei vermoeienissen opgevulde leegte van de ‘Londensche Season’.

Toen het applaus aanhield ging het doek weer op en nog eenmaal hoorde men die bovenmenschelijke muziek. Aleid sloot de oogen. Als geweldige orgeltoonen klonken de points d'orgue van den bas, als seraphische zuchten het pianissimo van tenor en soprano... Er was in dit bovennatuurlijk schoone een element dat pijn deed, en een ander dat dringend opriep tot iets vers en vreemds. Het publiek luisterde ademloos en toen het doek weer viel, duurde het even vóór het tot deze wereld terug kon keeren. De zangers waren verdwenen vóór het applaus begon en voor Aleid, die hen niet gezien had, was het alles als een droom, die zich spon om één herinnering, ‘Rein’. Het was geen koortje dat gezongen had, het was niet ééns de klacht en het verlangen van héél Rusland, het was véél meer. Die stemmen hadden alle heimwee, alle onuitgesproken

[pagina 117]
[p. 117]

verlangen naar puurheid en vrede, naar liefde en hartstocht, naar begrip en schoonheid, van héél het menschdom uitgezongen.

Aleid's oogen stonden vol tranen en toen ze, beschaamd, om zich heen keek, zag ze, dat zij niet de eenige was, die het eeuwig leed en eeuwig verlangen, uitgezongen door deze menschen, zoo diep aangegrepen had. Mevrouw Li Tiang bewoog van groep tot groep en Aleid voelde het als haar plicht zich ook aan de gasten te wijden. Maar juist als ze op wilde staan, kwam haar oude vriendin naast haar zitten.

‘Dat is geen zingen meer! Dat is menschenzielen forceeren! Ons onze geheime gedachten openbaren, ons onze kleinheid laten voelen’, zei ze bruusk. ‘En dat nu we scheiden gaan! Kleine Aleid, je hebt je goed gehouden al dien tijd - dat heb ik vanavond gemerkt. Kind, als je niet wilt dat iedereen in je ziel leest als in een open boek - reageer dan en verdedig je tegen zulke muziek.’

Aleid lachte. Rein, die door deze muziek nader bij haar geweest was, dan ooit te voren, was gevlucht met de zangers, maar had vreugde in haar ziel gelaten. Ze had begrepen hoe hij voor haar even schoon, maar even vreemd was als deze muziek en een wonderlijke berusting was over haar gekomen, zooals ze die in slapelooze nachten kende, als plotseling de gedachte aan den dood haar gekweld had en ze zich tenslotte neerlegde bij ons aller noodlot.

‘Ja, lach maar’, vervolgde haar kwelgeest. ‘Maar als jij morgen niet wegging, zou ik 't niet opgeven, voor ik wist, wat er in jouw ziel omgaat. Ik ben absoluut niet discreet en dol op geheimpjes. Ga je heusch morgen weg?’

[pagina 118]
[p. 118]

‘Ja - ik ga voor een paar weken naar huis en pik dan in Marseille de boot op....’

‘Kind, wat begin je....?’

Aleid wilde protesteeren, maar het doek was weer opengegaan en een zangeres oefende kunstig op de hooge ‘C’. Er heerschte een beleefd zwijgen en er volgde een applausje - maar de stemming die de Russen verwekt hadden, was verstorven en de groepen begonnen zich te verdeden. Bedienden boden champagne aan en het koude buffet had succes.

Even bracht het tooneel Aleid in de buurt van mevrouw Li Tiang. Ze probeerde haar aan het praten te brengen, maar er was iets in de bruine oogen en in den vagen glimlach dat Aleid waarschuwde dat mevrouw Li Tiang al afgestorven was voor Europa. Aleid had nog nooit zóó sterk den indruk gehad dat voor haar gastvrouw alles onècht was, het leven in London een wreed spel en de eenige werkelijkheid hun aanstaand vertrek. Ze had zich goed gehouden, deze twee jaar - maar nu het einde naderde, liep ze dat vooruit. Ze was als een tot 't uiterste gespannen snaar, die elk oogenblik springen kon. Die twee jaar was ze niets geweest dan 'n ding te midden van andere dingen. Ze kende zichzelf niet en evenmin de wezens waartusschen ze leefde. Nu zou ze teruggaan, weer zichzelf worden, haar Chineesche ziel terugvinden en weer leven onder menschen die ze begreep en die haar begrepen. Inplaats dat die zekerheid haar kracht gaf en moed, ontzenuwde het haar. Ze leefde onder een vreemden druk, de angst ‘dat er eens iets tusschen kon komen’.

Aleid wist dit en ze wist ook, dat het kleine mevrouwtje Li Tiang niet ten tweede male den

[pagina 119]
[p. 119]

lijdensweg der laatste jaren zou kunnen gaan. Deze avond was de wraak op het Westen, dat ze nooit begrepen had - dezen avond moest ze door - maar dan - dàn werden haar deuren gesloten en kon ze zich voorbereiden op de thuisreis.

De meisjes genoten, maar toen Aleid de oudste vroeg: ‘Vind je 't niet heerlijk dat dit 't begin is van het einde?’ zei ze eerlijk: ‘Of 't begin van een ander begin. We kunnen nooit meer zijn zooals andere Chineesche meisjes. We willen niet worden zooals moeder. 't Is goed, dat u meegaat. U moet ons helpen een nieuwe wereld te scheppen in China - de wereld van dien man, weet u wel?’

Aleid lachte bitter. Zij die geweigerd had, hèm te volgen in zijn wereld, zij, die de schuld geweest was dat hij hun wereld, de zijne en de hare, voor goed vernield had, zij moest anderen helpen zijn idealen na te leven?

‘We zullen zien!’ zei ze. ‘Eens dat je weer thuis bent, is de omgeving zoo anders. Amuseer je nu vanavond maar. Hoe vond je de Russen?’

Mah-li keek haar even heel diep in de oogen en zei toen: ‘Ze zongen wat wij voelden.’

Er werd gedanst.

‘Ga je met mij naar de oranjerie?’ 't Was haar oude vriendin.

Even later stonden ze samen onder de hooge planten in den donkeren wintertuin.

‘Ik heb het licht even uitgedraaid om je de maan te laten zien.’

‘Wat ben u romantisch.’

‘Lang niet altijd. Maar die muziek van daar straks en de maan hooren bij elkaar. Je kunt er de zee en den wind ook nog bij rekenen.’

Ze keken uit over den tuin aan welks einde dan

[pagina 120]
[p. 120]

het bekende silhouet van gevels en torentjes en verre boomen als 'n somber kantwerk tegen de vale lucht afstak. Maar dezen avond had het wel een bijzondere charme - de charme van dàt, wat men verliezen gaat. Ze had plotseling het gevoel dat dit alles deel uitmaakte van haarzelf en dat heengaan een daad van losscheuren zou eischen. Om een onbekende reden sloot ze plotseling haar oude vriendin ook binnen dien teederheidsmuur: ‘Mag ik u schrijven?’

‘Ja zeker. Je màg wel, maar je zal het niet doen. Lieve kind, je bent zoo jong en je gaat een heel leven tegemoet. Vanavond voel je alsof je bij mij hoort, alsof ik iets beteeken in je leven. Maar morgen, binnen een week of een maand heeft het nieuwe je zóó te pakken, dat je al 't oude niet alleen vergeet, maar dat 't wordt, als had 't nooit bestaan. En dat moet ook. Het ergste wat je overkomen kan is, ‘terugverlangen’. Dat beteekent ‘armoe’, op 't oogenblik dat je 't doet. Geniet in 's hemels naam van je jeugd en wees niet bang voor nieuwe gevoelens of sensaties! Zoolang je jong bent, is het leven dáár om er op te antwoorden. Dàt is ònze tragedie, van ons ouderen, dat we nog allerlei gevoelens hebben, terwijl het leven met ons afgedaan heeft.’

‘Heeft het leven heusch wel eens afgedaan met ons?’ vroeg Aleid.

‘Wacht maar! Die ondervinding komt altijd nog te vroeg. Maar 't is eigenlijk niet het moment om zoo ernstig te zijn. Ik wou maar even in m'n eentje afscheid van je nemen. En al zei ik nu, dat je 't niet doen zult, toch hoop ik wel uit China eens wat van je te hooren.’

‘Dat beloof ik u. Eigenlijk was u mijn eenige werkelijke vriend hier.... In onze taal maken we

[pagina 121]
[p. 121]

dat woord vrouwelijk, als we 't over een vrouw hebben. Dat is jammer, het verliest daardoor iets aan volheid. U was echt een vriend. Margy en Ruth mag ik graag, maar....’

‘Als dàt zoo is, is het goed dat je niet te veel van me gezien hebt. Jonge menschen moeten niet met ouderen omgaan - als ze niet iets willen inboeten aan ondervinding....’

‘En veel winnen aan leed, dat uitgespaard kan worden....’

‘Misschien Aleid. Hoe sta je met je Chineesjes?’

‘We zijn beste maatjes, maar heel oppervlakkig, en dat is maar goed ook. Ik wil in China graag uit mijn eigen oogen kijken en niet de wereld zien door 't verfraaiïngsglas van vriendschap. We praten wel eens - maar zoo'n beetje langs elkaar heen. - De jongen is de eenige, waarmee ik iets verder gekomen ben.’

De woorden waren nauwelijks gezegd of ze had al berouw. Niet omdat ze haar oudere vriendin niet vertrouwde, maar het was als had ze iets van den glans ontnomen aan hun stille, onuitgesproken teederheid.

‘Pas op, kindje!’

Ze lachte: ‘Weest u maar heel gerust. Hij blijft hier en....’

Bijna had ze haar geheim losgelaten in de sentimenteele afscheidsstemming. Nog bijtijds dacht ze: waarom?

‘En.... een ander? Aleid, ik ben heel oud en ik heb veel gezien. Ik houd van jou, laat me je één raad meegeven. Pas op! Duizenden trouwen elken dag - trouwen uit liefde! En wat blijft er van al dat moois over, na een tijdje? Een soort sleur en slaafsche genegenheid, zóó afgestompt, dat ze zich

[pagina 122]
[p. 122]

geen rekenschap meer geven van den afstand dien ze gegaan zijn van liefde, van mooie, jonge liefde tot dat armelijke gevoel. Wees voorzichtig! Zooals ik jou ken is ‘sentiment’ alleen voor jou niet voldoende. Wees voorzichtig. We worden zoo heel gauw omlaag getrokken beneden het gewone peil van eischen en wenschen. Tracht als je kiest, niet alleen op gevoel te drijven.’

‘U heeft goed praten....’

‘Dat weet ik. Terwijl ik het zeg, ben ik me van het nuttelooze bewust. En toch....’

‘Tout est écrit’, zei Aleid een beetje triestig. Weer had ze het gevoel, dat één van haar forteressen door deze vrouw genomen was. Niemand had nog ooit gezien, hoe absoluut doelloos haar leven was en hoe ze zich blindelings aan het noodlot overgegeven had. Niemand, behalve deze vrouw in wier leven ze dingen vermoedde die buiten den kringloop van het alledaagsche vielen.... Hoewel ze zich aan zichzelf ergerde, werd haar belangstelling in deze vrouw grooter naarmate zijzèlf zich aan haar gewonnen gaf.

‘Als je dat werkelijk gelooft, begin ik voor je te vreezen. Aleid, wees verstandig. Tout n'est pas écrit.... we hebben wel degelijk ons lot voor een deel zèlf in handen. Als je straks zegt: ik ga niet naar China - verandert het “geschrevene” misschien van A tot Z.’

‘Behalve als ook dàt geschreven stond.’

‘Nonsens. Dat zeggen alleen menschen in wie de weerstand voor goed gedoofd is -. Ik weet niet precies wàt er in je leven is. Maar iemand, die nog zoo nieuwsgierig naar het leven is, is verre van het doode punt.’

‘Wat wilt u? Soms voel ik me zoo licht als een

[pagina 123]
[p. 123]

veer en absoluut bereid me op elken wind te laten meedrijven. Dan heb ik weer plotselinge oplaaiïngen van energie, maar die duren niet lang en het “What is the good?” staat altijd vlak naast iedere resolutie.’

‘Dat is voorbijgaand. Behoudt je belangstelling en die oplaaiïngen van energie en schrijf me eens en laten we nu weer naar de anderen gaan.’

Voor ze wist wat ze deed, had Aleid de armen rond den hals van de oudere vrouw geslagen en haar gekust. Even later stonden ze op den drempel van de balzaal. Het zachte licht werd hier en daar verscheurd door de blauwe flitsing van groote diamanten. Blankbleeke parels lagen als gestoken dauw om blanke halzen - diadeemen schitterden. - De muziek trok tergend aan de eindstrophen van een Hawai lied. De bloemen die langzaam verwelkten, geurden als een laatste groet aan het leven. Aleid zag haar vriendin omzichtig achter de groepjes menschen omloopen.... Een gevoel van onuitsprekelijken weemoed overviel haar te midden van al die vroolijkheid en dat geschitter. Twee menschen minstens waren eenzaam tusschen al dit gedoe - en de anderen? Ze haalde de schouders op en gaf een teeken aan Mah-li, die met een glimlach den oproep beantwoordde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Groot-BrittanniĆ« (en Noord-Ierland)

  • China