Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkunde (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkunde
Afbeelding van Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkundeToon afbeelding van titelpagina van Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkunde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

Scans (24.29 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkunde

(2005)–Eep Francken, Luc Renders–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

2 Het Afrikaans

Wie Nederlands spreekt, kan ook het Afrikaans lezen en verstaan. Om de lezer hiervan te overtuigen, doen we graag een beroep op Renate Rubinstein, die haar kennismaking beschrijft met de poëzie van Elisabeth Eybers.

Bent u getrouwd, hebt u een vriend of vriendin? Lees die gedichten dan zoals wij het deden: met z'n tweeën. Om beurten lazen we een gedicht in het klad voor, vertaalden het daarna in dagelijks Nederlands (bewonderden daarbij de voordelen van het Zuid-Afrikaans, dat vaak met één lettergreep volstaat waar wij er twee nodig hebben), lazen het dan hardop in het net over, [...] Je moet dus een beetje je best doen op die variant van onze taal en, als je het niet begrijpt, voet bij stuk houden, eventueel een klemtoon verleggen tot je de vage plek van het rare woord helder hebt gekregen. (Ik herinner me uit de vorige bundel ‘ewewig’, ik dacht een poosje dat het een uitgerekte vorm van eeuwig was, maar hardop herhalen leverde ‘evenwicht’, wat het ook is. Uit deze bundel noem ik ‘hiënalag’, wat er onbegrijpelijk uitziet maar heel eenvoudig wordt in de context en door de ‘g’ te vervangen door ‘ch’.)

De voordelen van het Afrikaans - overal een lettergreepje minder - klinken door in een vergelijking van de Afrikaanse dichter Uys Krige. Hij ziet zijn eigen taal ‘vlerk aan vlerk met Nederlands, soos 'n vinnige, ratse, hoogs hanteerbare vegtervliegtuig langs 'n groot, swaar, imposante, effens logge bomwerper’. De ewewig-ervaring is algemeen, maar wie het zich makkelijk

[pagina 34]
[p. 34]

maakt door niet meteen met poëzie te beginnen, kan na een halfuur doorbijten, dertig minuten voluit zwoegen, Afrikaans lezen. Wat langzamer dan Nederlands, bij voorkeur met een woordenboek, maar u gaat snel vooruit. De tip van het hardop lezen bewijst ook goede diensten aan vrijgezellen of echtelieden die in hun eentje lezen. Hoe komt het dat het geschreven Afrikaans voor ons leesbaar, en het gesproken Standaardafrikaans voor ons verstaanbaar is?

Het Nederlands van de zeventiende eeuw (dus ook van Jan van Riebeeck en de zijnen anno 1652) is het begin, waaruit zowel het moderne Nederlands als het Afrikaans zich ontwikkeld hebben. Van de aanvankelijke ontwikkeling is weinig bekend, doordat het ‘Hooghollands’ nog heel lang in gebruik bleef als schrijftaal. In achttiende-eeuwse documenten moet je het Afrikaans dus herkennen in de fouten die de Kaapbewoners maken in hun Nederlands.

Die fouten overtuigen de taalhistorici van een ontwikkeling in de richting van het Afrikaans, lang voor de negentiende eeuw. Het ligt ook wel voor de hand dat het zeventiende-eeuwse Nederlands aan de Kaap een andere richting opging dan het Nederlands in Europa. De andere omgeving stelde andere eisen: nieuwe dingen moesten een naam krijgen. Maar belangrijker was dat er aan de Kaap ook mensen woonden met andere moedertalen.

Die talen beïnvloedden het Nederlands, wat des te makkelijker ging doordat de Nederlanders aan de Kaap bepaald geen hooggeschoolde groep literaten vormden met als eerste opdracht de Nederlandse taal van vreemde smetten vrij te houden. Er waren veel ongeletterden. De conserverende werking die uitgaat van schriftelijk taalgebruik, was dus zwak.

Khoi (‘Hottentotten’), Bosjesmannen (‘San’), Franse Hugenoten, Duitsers, de slaven uit Afrika en uit gebieden in het tegenwoordige India, Sri Lanka en Indonesië, ieder paste zich aan de taal van de ‘Kompenie’ aan en ging Nederlands spreken. Maar zoals vaker als grote groepen een nieuwe taal overnemen, leidde dit tot vereenvoudiging (‘creolisering’). Tegelijk werden elementen van hun vroegere talen in het nieuwe Nederlands opgeno-

[pagina 35]
[p. 35]

men. Veel uit het ‘Afrikaans Hollands’ van de nieuwe groepen is later Standaardafrikaans geworden.

De Nederlandse machtspositie verdween in de Franse tijd, rond 1800. De Kaap werd Brits, en Britten besturen in het Engels. Vanaf 1825 werden alle officiële stukken dan ook in die taal gesteld. Maar de Engelse taalpolitiek had een tegengestelde uitwerking. De Engelstalige regeringsscholen in Kaapstad liepen leeg, wat - net als de latere zwarte boycotacties - slecht was voor de leerlingen, maar in politiek opzicht betrekkelijk doeltreffend.

In deze Afrikaans-Engelse taalstrijd grepen de Britten het creoolse karakter van het Afrikaans aan om die taal te diskwalificeren. ‘Speak white’, was het adagium. Afrikaans was een ‘Hotnostaal’. Deze gedachten vond men niet alleen bij de Britten. Ook in Afrikaanse kring was de taal die in feite eigen taal was geworden, flink omstreden. Moeizaam deden de Kapenaars afstand van het ‘Hooghollands’ dat zij in feite niet meer spraken; vooral in de kerk werd die taal geconserveerd.

Terwijl eind jaren dertig van de negentiende eeuw, tijdens de ‘Grote Trek’, veel dagboeken en brieven werden geschreven in een taal die duidelijk naar het huidige Afrikaans neigt, bleef het Nederlands de taal van de kansel en van kranten en tijdschriften. In toneelstukken spreken alleen de kleurlingrollen Afrikaans, de bleekgezichten Nederlands, in strijd met de voor ieder waarneembare realiteit. Een negentiende-eeuws pleidooi voor een Afrikaanse bijbelvertaling noemt dat werk noodzakelijk ter bekering van de zwarte medemens; dat ook voor veel blanke Afrikaners de taal van de Statenvertaling uit een andere wereld afkomstig moet hebben geleken, was niet aan de orde.

Vanaf 1860 gingen Afrikaanssprekenden hun taal toch meer en meer schrijven; men ging meer en meer vinden dat alleen de eigen taal de eigen identiteit ondersteunde, en het Nederlands niet. De Afrikaanse taalstrijd ging sindsdien niet meer alleen tegen het Engels, maar ook tegen het Nederlands. In 1875 kwam er een ‘Genootskap van Regte Afrikaners’, dat de Afrikaners behalve aan een bijbelvertaling ook wilde helpen aan een volkslied, een krant en een ‘nationale’ geschiedenis. Maar in de eerste

[pagina 36]
[p. 36]

plaats zette het de benamingen ‘Afrikaans’ en ‘Afrikaner’ overal en altijd op de voorgrond, om de afstand tot Europa en het verschil met Engeland te onderstrepen. In deze tijd werd de taal het belangrijkste symbool van het Afrikaner nationalisme. Omdat het Afrikaans in Afrika is ontstaan zijn de sprekers van die taal, zo was het idee, dan ook vast met Afrika verbonden. In enkele tientallen jaren wonnen de ‘Regte Afrikaners’ hun zaak tegen het Nederlands.

Met het Engels lag het anders. Na de laatste Boerenoorlog (1902) begonnen de Britten een tweede angliseringscampagne, met als gevolg een tweede taalstrijd, met dezelfde onbedoelde uitkomst als de eerste keer. Het Afrikaans werd uiteindelijk in 1925 erkend als een van de officiële landstalen. De rol van het Nederlands was daarmee grotendeels uitgespeeld. Het Engels heeft in de twintigste eeuw veel invloed uitgeoefend, overigens zonder de identiteit van het Afrikaans in de grond aan te tasten.

Tijdens de regering van Mandela is een derde taalstrijd Afrikaans-Engels uitgebroken. Door de apartheid is de positie van het Afrikaans verslechterd: de pro-Afrikaanse taalpolitiek van Verwoerd en de zijnen werkt op den duur nog meer als boemerang dan die van de Britten. Taaldwang lijkt sowieso maar zelden te beklijven. In de eenentwintigste eeuw is het Engels als cultuurtaal oppermachtig, maar aan de andere kant overtreft het aantal moedertaalsprekers van het Afrikaans dat van het Engels aanzienlijk. Bovendien gebruiken heel wat zwarte sprekers van de ‘Afrikatalen’ het Afrikaans als tweede of derde taal.

In het ‘nieuwe Zuid-Afrika’ is het aantal officieel erkende talen uitgebreid tot elf. Onder de nieuwkomers zijn natuurlijk de twee talen met de meeste sprekers, het Zoeloe en het Xhosa. Omdat men moeilijk elf talen tegelijk kan praten, wint de gedachte veld dat men het Engels (als wereldtaal) tot enige nationale taal moet uitroepen. In Namibië, waar het Afrikaans ook lingua franca is en de positie van het Engels van oudsher juist zwak was, is dit al gebeurd. Van Afrikaanse kant is hiertegen verzet. Men hamert op het grondrecht voor iedere burger om in z'n eigen taal bestuurd te worden, maar Xhosa's en Zoeloes lijken daaraan minder te hechten.

[pagina 37]
[p. 37]

Het Engels associeert men met de moderne, westerse, welvarende Amerikaanse wereld; het Afrikaans is daarentegen voor velen, zeker sinds de Soweto-opstand, de taal van de apartheid. Dit beeld proberen Afrikaanssprekenden weg te nemen door aandoenlijke taalpropaganda (‘Afrikaans, die vriendelike taal’) en door te wijzen op de 50 procent van de moedertaalsprekers van het Afrikaans die zelf slachtoffer van de apartheid was, de kleurlingen.

Inderdaad is deze groep in grote meerderheid Afrikaanstalig. Hun eigen varianten van het Afrikaans, het Kaaps-Afrikaans en het Oranjerivier-Afrikaans (aan weerszijden van de grens met Namibië), zijn lange tijd als onbeschaafde taaltjes onder het tapijt geveegd, maar komen tegenwoordig naar voren als bronnen van levend, authentiek Afrikaans uit Afrika. De erkenning van dit zogenaamde kleurling-Afrikaans hoort bij de erkenning van de kleurlingen.

Het Standaardafrikaans wordt soms een beetje weggezet als kunstmatige half-Europese (dus Nederlandse) geleerdentaal. Het heeft echter ook zijn verdedigers, die wijzen op het vele Engels dat in het Kaaps-Afrikaans is geslopen. Maar hoe verengelst het Kaaps-Afrikaans mag zijn, het is ook het medium van een groeiend aantal nieuwe schrijvers. Blijkbaar zijn ze geïnspireerd door de nieuwe kans om een publiek te bereiken met hun eigen Afrikaans.

Op 9 maart 1995 publiceerde de Kaapse Afrikaner krant Die Burger onder de kop: ‘dominante huistaal 1991’ een kleurenkaartje van Zuid-Afrika, waarop voor elke streek de meest voorkomende moedertaal was aangegeven. In de helft van het land bleek het blauw van het Afrikaans te winnen, terwijl het Engels vrijwel onderaan stond: alleen in een piepklein strookje bij Durban vormen Engelssprekenden de meerderheid.

Dit soort boodschappen is frequent en de bedoeling duidelijk, maar ze doen aan de positie van het Engels geen afbreuk. Ook onder Afrikaners en ‘bruinmense’ zijn er overigens nogal wat lieden die geen kans voorbij laten gaan om iets in het Engels te zeggen; een enkeling houdt overal en altijd vast aan zijn Afrikaans.

[pagina 38]
[p. 38]

De taaltoekomst is onzeker. Het Afrikaans heeft terrein verloren in politiek en ambtenarij en gaat ook achteruit in onderwijs en wetenschap. De positie van het Afrikaans is echter nog altijd sterk en de hier en daar verwoorde angst dat die taal zou verdwijnen, lijkt overdreven. Daarvoor zijn er te veel Afrikaanssprekenden, en vooral ook: te veel bewust Afrikaanssprekenden. In het Mandela-tijdperk ontplooide zich een soort kleurlingnationalisme dat de eigenheid van de cultuur van ‘die bruinmense’ beklemtoont. Deze beweging kan voor de Afrikaanse taal belangrijk zijn. Voor de toekomst van het Afrikaans is het van groot belang dat het een ‘kleurrijke taal’ blijft en dus blijvend aanspraak doet gelden op de oude spotnaam ‘hotnostaal’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken