Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Natuurlyke historie van Holland. Deel 5 (1805)

Informatie terzijde

Titelpagina van Natuurlyke historie van Holland. Deel 5
Afbeelding van Natuurlyke historie van Holland. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Natuurlyke historie van Holland. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.22 MB)

ebook (10.43 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Natuurlyke historie van Holland. Deel 5

(1805)–J. le Francq van Berkhey–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 163]
[p. 163]

Tweede afdeeling.
Vierde hoofdstuk.
Vervolg op de verhandeling over het herssengestel, zoo als uit deszelfs verlengdmerg, het gansche weefsel der zenuwen, door de uit- en inwendige deelen en ingewanden zich verspreidt, met geheel nieuwe afbeeldingen.

Ga naar margenoot+Daar ik thans tot de uitgebreider afbeelding en verklaring van alle de uitbreidingen der zenuwen, door, om, en in het uit- en inwendig gestel overga, heb ik al wederom de moeite genomen, om een duidelijk begrip aan den min ervarenen, door eenige bijzondere afbeeldingen, te geven van het natuurlijk beloop van het ruggemerg, uit het hersengestel, langs de geheele ruggegraat, tot aan het uiterste einde van den staart, waar door ik vertrouw, dat een Landman, Vee-Doctor of anderen, in het

[pagina 164]
[p. 164]

Ga naar margenoot+fijne dezer zenuwkennis min bedreven, gereedelijk tot eene vatbare kennis zullen worden toegelicht.

In de vorige Figuren en verklaringen van Plaat VIII. is zoo na mogelijk het herssengestel in het hoofd verklaart, hier nu volgt noodzakelijk de verklaring van deszelfs verlenging door de inwendige holligheden der wervelen, en de uitwendige verspreiding der zenuwen door het gansche ligchaam.

In de afbeelding en beschrijving van het geraamte is naauwkeurig het getal, onderscheid en beloop van de ruggegraat en derzelver wervelen verklaart, maar daar de kleinheid van die afbeelding niet toeliet, om daar in de juiste aanwijzing van de zenuw- en bloedsprugtels te voegen, zoo dienen de volgende afbeeldingen in eene grootere proportie ter nadere opheldering, zijnde dezelve op een vierde verkleind, naar de wervelen van eer Mestkalf van 4 a 5 weken geteekend, en wel voornamelijk de wervelen die aan den nek tegen het hoofd liggende, aldaar het verlengend merg omhelzen, en alzoo in verschillende standen, van voren, van achteren, op zijde en dwars doorgezaagd, afgeteekend met de openingen der beenderen ter doorlating der zenuwen.

De wervelen op Plaat IX. Fig. 1, 2, 3, 4, 5 en 6 algebeeld, zijn geheel en al afgescheiden van derzelver kraakbeenige tusschenvoegsels, mitsgaders van de aanhechtingen der banden en spiervezelen; zoo dat deze wervelen, in verschillen-

[pagina 165]
[p. 165]

den Ga naar margenoot+stand, in haren waren omtrek zijn geteekend, ten einde des te duidelijker te kunnen worden aangewezen, zoo als hier volgt.

De eerste Figuur dan is de eerste halswervel, die men den Atlas noemt, om datGa naar margenoot+ dezelve het Hoofd draagt; de Boeren noemen het in de Koeijen het nekbeen, den hoofdspil, waarop het hoofd draait; zij kennen dit gewricht zeer wel, en weten, dat aan derzelver ontwrichting of kwetsing het leven der dieren hangt, waarvan het zoogenaamd nekslaan, nekomdraaijen, aan Konijnen, Katten, Honden enz. een bewijs is. Dit gebeente is ook van zulk een maaksel, dat het zoo juist en vast tegen den achterhoofdschedel sluit, dat het niet dan met forsch geweld daar van kan worden afgescheiden: het bestaat alleen uit een rondachtig gevleugeld been, 't welk uit drie kraakbeenige tusschenvoegsels in jonge kalveren kan gescheiden worden, als een onder aan in 't midden bij a, en twee zijdelingsche bij bb: dit been heeft wel geen uitstekende graat zoo als de volgende en alle wervelen, maar niet te min een knobbelige uitstek boven aan bij c: voorts ziet men bij dd wederzijdsche vleugels van binnen holachtig uitgeschelpt; zoo ook beneden dezelve wederzijds nog bij ff grooter holle wanden, waar aan de banden zijn ingelijfd, die dit been aan het hoofd hechten.

Maar daar het hier zoo zeer niet aankomt om alle de bijzondere formen en fi-

[pagina 166]
[p. 166]

Ga naar margenoot+guren van dit en de volgende wervelen aan te duiden, als zijnde dit bij het beschrijven van het geraamte reeds gedaan, maar voornamelijk dient ter verklaring van het beloop des lendenmergs en zenuwgestel, zoo toont dan deze Fig. I. in de holten g g de wanden van het gewelfrond, waarin de eigenlijke koker h is, waarin het verlengdmerg (medulla oblongata) in Plaat VIII. vertoont, met het vlies in den ruggegraat invlecht, door de ringwijze holligheid h, terwijl de onderruimte in dezelve bij i vervuld wordt door de vliezen, spiertjes en bloedvaten, die uit het hoofd naast en om het merg omwonden zijn, en aldaar in dier voege liggen, dat een en ander den geheelen ring beslaan, en alzoo de geheele ruggegraat langs. Buiten dat zijn aanmerkelijke openingen aan dit achterbeen, waar door zeer aanmerkelijke zenuwrakken zijlings uit het merg spruiten, doch dit is hier niet zigtbaar, om dat dit been niet omgekeerd verbeeld is, maar straks bij Fig. 2. zal dit worden aangewezen.

Ga naar margenoot+Achter dit Atlasbeen volgt nu de tweede halswervel bij Fig. 2, 3, 4, 5, in verschillende standen verbeeld, waar van Fig. 2. Ga naar margenoot+dezelve vlak van voren, de derde dezelve van achteren, de vierde dezelve op zijde, en de vijfde dezelve doorgezaagd vertoont, zijnde allen in hun waren omtrek geschetst: deze wervel is verschillend in stand vertoont, om daar door het waar beloop van den mergkoker, mitsgaders derzelver zenuwgaten, te kunnen bevatten: in de tweede Figuur

[pagina 167]
[p. 167]

Ga naar margenoot+regtstandig van voren, ziet men bij a de tandvormige spil of liever knobbelachtige tandswijze graat-uitstek op den top des wervels; bij b is eene holte, waarin de Atlaswervel sluit; cc zijn de bovenste beenachtige uitstekken, waar aan de nekspieren gehecht zijn: dd zijn de verschillende gewricht-uitwassen; ee de eerste beenige uitwassen, die veel meer verwijderd zijn, dan de bovenste, en al mede dienen tot inlijving der wervelspieren, om die achter den anderen te verbinden, waarom men dezelve te regt wervelbanden noemt. Voorts is bij ff het wervelgebeente met twee wederzijdsche inhollingen die tegen den Atlas aandringen; eindelijk is bij g een ovaal rond gebeente, 't welk hier regtstandig verbeeld is, en dus is de ring of buis van den mergkoker niet zigtbaar, dan alleen bij h, dat een gedeelte dier opening is, en waarvan de openingen bij ii wederzijds den doortogt van het tweede paar zenuwen aan deze zijde van dezen wervel aanduiden.

Maar nu vindt men in Fig. 3. dit zelfdeGa naar margenoot+ wervelbeen omgekeerd afgebeeld, zoo als het zich wederom aan den volgenden wervel sluit, en zoo ook even dezelfde beenderen andersom aangewezen: a het tandvormig uitstek, b een ovaalronde holligheid, waar in het bolronde gedeelte in Fig. 2. g. sluit; cc de boven uitstekende beenderen in het verkort te zien: dd de onderste uitstekende beenderen; ee aanmerkelijke holten tusschen de uitstekken, waar in de groote rug- of

[pagina 168]
[p. 168]

Ga naar margenoot+nekspieren zijn ingelijfd, die ook alzoo in alle volgende wervelen aan derzelver zamenvoeging de gewrichten besturen; voorts is hier bij f de ring van het ruggemerg meerder zigtbaar, om dat de wervel in dezen stand dezelve meer vertoont, gelijk ook de gaten der zenuwen bij gg hooger staan, en daar door aantoonen dat aldaar de zenuwen, in eene schuine rigting, door dezenGa naar margenoot+ wervel loopen, hetwelk door de vierde Figuur duidelijker wordt aangewezen, doordien dezelve wervel regtstandig afgebeeld, deze zenuwwegen op zijde duidelijk te kennen zijn, en tevens alle de opgenoemde uitstekken der wervelbeenderen, zich in een anderen stand vertoonen: dus is bij a het doornig of graatachtig uitstek, hier tusschen de twee uistekken bb, ingezonken, en lager te zien, gelijk ook de uitstekken, die in Fig. 2 en 3. bij dd zijn aangeduid, zich hier bij c rond vertoonen, en bij d het onderste uitstek, weder scharp stomp, maar het geen in deze zijlingsche Figuur vooral dient opgemerkt te worden, zijn de twee ronde beendervlakten, die elk door eene juiste ineensluiting, van wervel tot wervel, op elkander passen, zoo dat het bolrondachtige gedeelte bij e, juist beantwoord aan een dergelijk in den voorsten wervel, en daarentegen het vlakke ovaal bij f, beantwoord aan een dergelijken in den derden wervel, en alzoo de opgemelde openingen bij gg, de schuine doortogt der zenuwen zijlings vertoonen, waar toe ter nadere begrip, de gemelde wer-

[pagina 169]
[p. 169]

vel Ga naar margenoot+voor de vierde maal, in haar inwendig maaksel, op zijde doorgezaagt, is afgebeeld. Bij Fig. 5 is hier bij a het doornig uitstek bij b het rond van den wervel: c de holligheid, waar in de naastvolgende wervel sluit: d het uitstek dat op de plaat der Atlas sluit: e het doorgezaagd ondergedeelte van den wervel: f het midden sponsachtig deel van het wervelbeen: g het ondersponsig beenstof: h het hol of den boezem, waar door het ruggemerg loopt: i de weg der zijtakken van het merg.

Uit deze schetsen meen ik kortelijk de kennis van eene der voornaamste en eerste wervelen, met opzigt tot de zenuwkunde, te hebben verklaart, maar om dit stuk nu nog nader op te helderen, dient de 6. Figuur,Ga naar margenoot+ waarin een viertal halswervelen aan den anderen sluitende, in hunnen waren stand verbeeld zijn, en hier in verschillende van den stand der eerste, tweede, derde, vierde en vijfde Figuur, die, ter nadere verklaring, regtstandig, en niet schuins liggende, zoo als zij natuurlijk in de ruggegraat liggen, zijn geschetst, zoo dat het diametraal of de middellijn, daar in regtstandig is, daar dezelve in deze Fig. 6. overhellende, eene schuine rigting bekomen, zoo als dezelve in de natuur liggen, en in een sluiten. Alle deze wervelen zijn doorgezaagd, zoo dat het gansche Mergstel geheel en al aan de eene zijde ontbloot, in de holte of koker zigtbaar is, en te gelijk de daar uit spruitende zenuwen, duidelijk

[pagina 170]
[p. 170]

Ga naar margenoot+kunnen verklaard worden, en wel zoo, dat zelfs een onervaren in de Ontleedkunde het begrijpen kan, hetwelk ook in de daad mijn oogmerk is, want anders had ik zeer wel alle deze afbeeldingen en aanduidingen kunnen achterlaten. Om dan aan dit oogmerk te voldoen, behoeft een Landman of Vleesslagter, of wien het lust, slechts het halsstuk van een Kalf of Koe, van het hooft tot aan den Nokwervel af te scheiden, zoo dat de hoofdwervel, de Atlas, Fig. 1. aan den tweeden, en drie volgende verbonden blijft, te zamen vier wervelen, of zoo men wil meerder daar aan volgende, dezelve gezamenlijk aan een verbonden, opkoken, om, na dat het bekoelt is, het vleesch en overtollige daar van af te scheiden, en aldus dit gedeelte ter beschouwing te bereiden, op gelijke wijze, als hier in Figuur 6. tot een vierde verkleind, naar het leven naauwkeurig is afgebeeld. Men ziet dan in deze Figuur bij aaaa, alle vier de eerste halswervelen, aan de graatwijze, bulten en uitstrekken, in den juisten natuurlijken stand, zoo als dezelven langs den gehelen ruggegraat, tot aan het uiterste van den staart, achter elkander volgen en aan een sluiten, zoo als ook de onderste deelen, en de basis der wervelen, onder aan bij bbbb, doorgezaagt, insgelijks op elkander sluiten, en allen bij cccc los, en alleen door kraakbeen middelschoten gescheiden zijn, zoo dat men moet vooronderstellen, dat deze wervelen, alle vier, zonder eenige banden

[pagina 171]
[p. 171]

Ga naar margenoot+of spieren, los aan een verbeeld zijnde, alleenlijk door de lenden-mergbuis, die bij het doorzagen, omzigtig in deszelfs stand bewaard is, aan een verbonden schijnen, om des te beter het beloop des lenden-mergs, mitsgaders deszelfs takken te kunnen nagaan: dus is bij d de afscheiding van het verlengd merg, ter plaatse daar het door den eersten Atlaswervel inloopt, en bij e wederom afgesneden, daar hetzelve van den vierden tot aan den vijfden wervel is afgescheiden.

Maar nu ziet men bij ffff vier zijlingsche Takken, met hunne verwijderde spruchtels, zoo als dezelve elk door de zijdelingsche tusschenruimtens der wervelen, en verondersteld dat de wervel niet doorgezaagt waren, als dan ook tusschen de aangewezen openingen, in de wervelbeenderen Fig. 3 en 4. bij gg aangewezen, doorloopen, in dier voegen, dat men moet begrijpen, dat gelijk in deze Fig. 6. deze zenuwtakken ontbloot liggen, dat dezelve ook even zoo aan de andere zijde der wervelen, hier niet zichtbaar, liggen, maar nogtans als twee-takkig moeten begrepen worden, ter welker verklaring de volgdende Fig. 7. en 8. zullen dienen. Doch eer ik tot deze verklaring over ga, dient nog vooraf aangemerkt te worden, dat in deze vier wervelen, de doorzaging, ook de inwendige zoogenaamde beenderschelfers van gagliardi, duideliljk te erkennen zijn, zoo als wij dit bij de inwendige aangroeijing der beenstoffen hebben opgemerkt, en in deze wervel-

[pagina 172]
[p. 172]

Ga naar margenoot+figuren, zoo in deszelfs boven- als ondergedeelten, gggg boven, en hhhh onder, duidelijk van den verharden beenrand te erkennen zijn. Eindelijk, dat dit voorbeeld van deze vier eerste wervelen der ruggegraat, moet begrepen worden alzoo van wervel tot wervel te vervolgen in het geheel beloop der ruggegraat, met dit onderscheid, dat de graatachtige uitstekken, op den nek en de schoft langer worden, en vervolgens wederom verkorten aan den kruin, al hetwelk in het Beendergeraamte op Plaat VI. duidelijk is verbeeld.

Tot dus verre het beloop van het ruggemerg door de wervelen der ruggegraat betoogt zijnde, zoo als hetzelve nog in zijne vliezen besloten is, zoo is er voorzeker nog een nader opheldering benoodigd, om het inwendig gestel te kennen, waar door men het ware begrip van het wonderbaarlijk weefsel en verbreiding der zenuwtakken kan begrijpen, want daar het gantsche hersengestel en de hoofdschedel door een algemeen hersenvlies, pia Mater genaamd, omringd wordt, zoo volgt dit vlies, ook aan een verbonden, aan het gansche merg- en zenuwstel, onder de naam van Membrana Meninges, zoo dat, als men het inwendig merg wil kennen, men ook dit vlies moet doorsnijden, en om dit te doen zien, dient Fig. 7 en 8.

Ga naar margenoot+In Fig. 7. vertoont zich een stukje merg, iets grooter in zijn doorgesneden vlies, natuurlijk liggende. Bij aaaa is het

[pagina 173]
[p. 173]

Ga naar margenoot+doorgesneden vlies kennelijk: bij bb is het merg nog in zijn geheel kennelijk, zijnde de streep e, die perpendiculair doortekent de afscheiding van wederzijde, terwijl onder aan bij d, het merg doorgesneden, en de innerlijke openingen, waar door de bloedvaten midden doorlopen, worden aangeduid, maar dat hier het voornaamste dient opgemerkt, is de uitspruiting der zenuwspruchtels, uit het merg zelve: deze ziet men bij ee, ter wederzijde uit de mergbuis uitvloeijende, binnen door het omgeslagen vlies, als tot een waaijerachtige samenloop vereenigt, doordringen, tot daar zij wederom buiten hetzelve vlies, als 't ware, in eenen ring of knoop ff, omvangen, andermaal zig wederom door de naastaanliggende deelen verspreiden. maar daar nu deze Figuur slechts de mergbuis vereenigd vertoond, is er nog eene nadere afbeelding noodig, om de scheiding van het merg zelve te bevatten, want schoon dit lendenmerg zich uiterlijk als een ronde pees of spier vertoond, en alzoo doorgaans oppervlakkig beschouwd wordt, zoo is zij zulks in de daad niet, maar wel degelijk tweeledig, zoo dat zij duidelijk in het midden door eene bijzonder afscheiding, waar door de bloedvaten loopen, gescheiden wordt, en tevens eene ontspruiting daar van, uit een waaijerachtig weefsel, wederzijds in elke afdeeling loopen, welke spruchtels dan wederom, bij wijze van kussing, (anastomosis) met dergelijke tegenoverliggende spruchtels vereenigende, wederom op eene tegengestel-

[pagina 174]
[p. 174]

Ga naar margenoot+de wijze, door het vlies dringende, eindelijk buiten hetzelve, zich wederom in het oneindige verspreiden, zoo als in Fig. 6. bij f f f f is aangetoond.

Daar nu de gemelde Fig. 7. eene nadere opheldering van de vlechting (Plexus) der oorspronkelijke zenuwvezels uit het merg Ga naar margenoot+aanduidt, is, bij Fig. 8. een stukje van het mergvlies (membrana meninges) geheel glad en vlak uitgespreid, en van al het merg ontbloot, afgebeeld, zoo dat alle de fijne waaijerachtige vezelen in hunne afwijkende en weder zamenloopende spruchtels duidelijk zigtbaar zijn, en men de zoogenaamde kussing (Anastomosis) der vaatjes en spruchtels duidelijk op het vlakke vlies ziet zamenloopen.

Dus is bij a a a a de vier hoeken van het vlies; bij b b de middelste mergbuis; c c de wederzijdsche buizen; d de middelste uitspruiting of vlechting; e e de waaijerachtige kussing der vezelen wederzijds; f f de tweede zamenloop wederzijds; g g g g verscheidene fijne zenuwtakjes.

Gaarne had ik deze Figuur levensgroote medegedeeld, om dat dezelve zeer veel tot de kennis van het geheel toebrengt, doch om de kosten te vermijden, heb ik dit gelaten. Ondertusschen is niets gemakkelijker, zelfs voor min ervarenen, dan dit, volgens het leven, na te gaan: men behoeft slechts aan een Vleeschhouwer een stuk van de lendenspier te verzoeken, die zeer gereedelijk bij het doorhakken der ruggegraat kan worden

[pagina 175]
[p. 175]

Ga naar margenoot+uitgeligt: deze spier snijdt men overlangs door, en spreidt dezelve, op een plankje uitgerekt en met spelden vastgestoken, uit, en besproeit voorts het merg met water, en wascht het met een spons, doekje of liever met een penseel af, tot dat al het merg er af gezuiverd is, als dan zal men na een weinig droogens de vlechting der zenuwen en vaatjes duidelijk kunnen zien.

Daar nu alle deze Figuren van 1 tot 8 ingesloten, het maaksel der wervelen en ruggegraat, benevens de plaatsing des ruggemergs hebben verklaard, en deze voorbeelden tot het vervolg van de geheele lengte der ruggegraat betrekkelijk zijn, alzoo dezelve allen eveneens zijn, en alleen dar in verschillen, dat, hoe meerder de wervelen in het achterstel, in het heiligbeen en in den staart verkleinen, alzoo ook de holtens van den mergkoker en de dikte van het merg verkleind, eindelijk in de staart verdwijnen. Om ook dit wel te vatten, had ik bevorens eene afbeelding uit willis overgenomen; dan, daar dezelve mij niet duidelijk genoeg scheen, en ook andere kundigen dit nuttig oordeelden, zoo heb ik met zeer veel moeite, gemerkt de kleinheid der proportie, hier toe eene geheel nieuwe afbeelding vervaardigd, waarin het gansche beloop van het merg, van het hoofd af tot aan het uiterste van den staart, ontbloot vertoond wordt, met alle deszelfs zenuw-mergspruchtels, na wederzijds op het omgeslagen mergvlies uitgebreid, en na dat dezelve als vereenigt door

[pagina 176]
[p. 176]

Ga naar margenoot+hetzelve vlies doordringen, juist zoo als die van gedeelte tot gedeelte aan het voor- midden- en achterstel in takjes en spruchtels zich verwijderen, afgebeeld, en wel zoo, dat dezelve telkens, naar mate, dat zij van de afzonderlijke gedeelten van den romp en ingewanden verwijderen, ook meer of min schuins of regtstandig uitloopen; al hetwelk Ga naar margenoot+dan ook in deze Figuur 9. is aangeduid.

Eindelijk worden alle de zenuwen, die, tot 32 ingesloten, duidelijk zijn afgeteekend, door bijzondere letteren, op zijde en langs het gansche merg - en zenuwgestel aangewezen, op de volgende wijzer:

a a Het verlengd merg, van het weeeke brein gescreiden, als gespleten, ter wederzijden op het vlies van de herssenen afgescheiden, en aldus tot en in den staart eindigende.
b De sleuf, waar door de aderen en slagaderen loopen, welker kleene vaatjes c c c c c hier om de kleinte niet wel hebben kunnen verbeeld worden, doch niet te min uit het beloop zeer wel te kennen zijn.
d d d d Het omgeslagen mergvlies, wederzijds, ontbloot van het merg, omgeslagen, tot aan het einde.
e e e e De vier eerste paren zenuwen van de hals en den nek wederzijds.
f f Twee paren, schouder nokzenuwen aan het sleutelbeen.
g g g g g De vijf paren schouder- en voorstukzenuwen wederzijds.

[pagina 177]
[p. 177]

Ga naar margenoot+h h h h h h h h h h h h h Dertien paren lendenen ruggegraat-zenu wen, van den nok af tot het kruis, weder zijds langs het gansche middenstel.
i i i i De vier heupzenuwen van het voorkruis wederzijds.
k k k k Vier paren stuitzenuwen aan het achterkruis wederzijds.
l l l l De achternok of bovenstaart-zenuwen wederzijds.
m m m m enz. De staartzenuwen in ontelbare takken verspreid, eigenlijk de Paardestaart (Cauda Equina) genaamd.

Alle deze zenuwen zouden voornamelijk op 36 à 38 paren kunnen berekend worden, maar om dat de zenuwvezels tevens met de staartwervelen meestal in vezelen verdwijnen, zoo worden dezelve ook zoo zeer afzonderlijk niet onderscheiden, doch niet te min door ons bij n n n n zoo na mogelijk aangewezen.

En hier mede is deze Figuur genoeg verklaard; alleen is de doorboring der zenuwtakjes, binnen het vlies afgebeeld, zoo als dezelven uit den rand van het ontbloote merg boogswijze uit een gespreid zijn; hoedanig dezelve zich eindelijk tot een bundel en ring vereenigen, is in Fig. 7 en 8 vertoond en opgehelderd.

[pagina 178]
[p. 178]

Ga naar margenoot+Dus van deze onze eigene geheel, vernieuwde figuren afstappende, is hier ter volmaking van dezelve wederom bijgevoegd het zeer fraai en naauwkeurig geheel zenuwgestel in de Herkaauwende Dieren, uit den beroemden thomas willis, de Anima Buclerum, overgenomen, en zoo naauwkeurig doenlijk in eene kleinere proportie gebragt, als hetzelve bij ons reerste ontwerp geteekend was; wij vermeenen dit, tot gemak der Onderzoekers, zoo klaar en duidelijk te hebben voorgesteld, als immer naar den aard van het onderwerp konde geschieden. Ik twijfel ook daarom niet, hoedanig men dit ook, als aloud bekend zijnde, moge beoordeelen, of men zal mij toestaan, dat er voor de vatbaarheid van den Landman, van Veekenners en Koemeesters als nog geen beter is, dat zoo duidelijk het beloop der zenuwen en tevens de bloedvaten aantoont, en vooral in het inwendige der ingewanden, wier hoofdzakelijke deelen hier zoo juist zijn aangeduid, dat men zelfs gedeeltelijk en bijna geheel ook den omloop des bloeds daar uit kan navorschen, waarom ik dan ook de andere hier toe betrekkelijke afbeeldingen van willis heb achter gelaten, berustende bij de volgende verklaring.

[pagina 179]
[p. 179]

Ga naar margenoot+Verklaring van het gansche zenuwgestel in zijn geheel, benevens het beloop van het merg en deszelfs vezelen.

Ga naar margenoot+Even gelijk wij bij de verklaringen van het geraamte en der uitwendige spieren, de vatbare verdeelingen in het voorstel, middenstel en achterstel hebben in acht genoden, zoo zijn wij in deze afbeelding van de manier van verklaring van Dr. willis afgeweken, en hebben de voornoemde afdeelingen wederom in acht genomen, en die zelfs naar den aard van het ontwerp nog al klaarder trachten voor te stellen, in dier voege, dat een Landman, Veehoeder, Koeijen - Doctor of Vleeschhouwer, zonder zelfs ontleedkundige te zijn, met een opslag de plaatsing der zenuwen en bloedvaten in deze Figuren op eene Koe kan toepassen, het geen eigenlijk ons oogmerk is, om, gelijk wij meermalen gezegd hebben, niet zoo zeer alleen voor de fijne en schrandere vernuften, maar ook voor het gezond verstand van den Boer te schrijven: ten dien einde zijn de verdeelingen, die bij de plaatsing van het rif en de spieren regtstandig gelezen worden, hier integendeel zijlings geschikt, om reden, dat men dient te veronderstellen, dat deze geheele afbeelding uit eene Koe genomen is, die, als op den rug liggende, van den top des hoofds tot aan den staart, in zijn zenuwen vatengestel regtstandig en met wederzijd-

[pagina 180]
[p. 180]

sche Ga naar margenoot+takken en spruchtels ontleed, voorkomt, daar wij in de vorige afbeeldingen niet dan zijlings onze Koe hebben kunnen afteekenen; buiten dit, zoo geeft deze afteekening gelegenheid, om de deelen, die in het eigenlijk voorstel uitwendig beperkt voorkwamen, hier in eene naauwere onderdeeling te brengen; want daar zoo wel in het rif als spiergestel, het hoofd, den hals, de strot enz. afzonderlijk behandeld wierden, zoo loopen hier de deelen meer in één, en het hart, de longen enz., die naar hunne inwendige ligging eigenlijk tot het middenstel behooren, dat is, tot het gedeelte van den nok tot het kruis, liggen hier boven het middenrif; hierom gelieve den naspeurenden Lezer het een en ander met onderscheiding gade te slaan.

De voornaamste inwendige deelen, die boven het middenrif liggen, zijn: het hoofd en de herssen- zenuwen- en bloedvatende; de hals of nek, met den gorgel, het strottenhoofd en longpijp; het hart en de longaderen enz.

Die in het middenstel en onder het middenrif (Diaphragma) liggen, zijn: de maag, de lever, de milt en de nieren, met hunne zenuwen en bloedvaten.

Eindelijk zijn in het achterstel de kruisvaten, de teeldeelen, zaad - bloedvaten en zenuwen, tot aan de stuit of staart.

Om echter de kortheid te betrachten, en al wederom niet in het ingewikkelde van het zenuwgestel, met betrekking tot den

[pagina 181]
[p. 181]

Ga naar margenoot+Mensch, te treden, zullen wij in deze overgenomen Figuur 10. slechts dat geene aanwijzen, 't welk eigenlijk tot het zenuwgestel der Koeijen behoort; en de verklaring, zoo veel mogelijk, vatbaar trachten te maken voor den oplettenden Boer en weetgierigen Landzaat; derhalven zullen wij eerst de algemeen bekende deelen met groote Kapitale Letters, en de kleinere met cursijve letters en nommers aanwijzen, te meer daarom, om dat een ongestudeerde of min ervarene, aan dergelijke Plaatverklaringen ongewoon, het des te gemakkelijker zou kunnen bevatten In de verklaring der voorige Plaat is reeds genoeg melding gemaakt van het eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, tot het tiende paar zenuwen: hier zal dit gestel nader begrepen worden, als men begrijpt, zoo als deze Figuur aanwijst, dat elke zenuw, uit zijn oorsprong, links en regts zijn takken uitspreid, zoo dat zij bij paren telkens ter linker en ter regterzijden afwijken van het middenpunt van het hoofd, en zoo voorts langs de gansche ruggegraat en lendenen, tot dat zij eerst in de voorpooten, daar na in de heupen, het bekken, tot de sluit, in de achterpooten eindigen. Om dit nu regt te bevatten, zie men in Plaat IX. Fig. 10. vooreerst: de aanwijzing der voorname deelen met Kapitale Letters, om dezelve, naar mate der voorgestelde verdeelingen, van de kleine Curcijve Letters en hommers te onderscheiden, en

[pagina 182]
[p. 182]

Ga naar margenoot+dus vertoonen de volgende deelen zich aldus:

A. De longenklep en het strottenhoofd, met de tusschenringsche takjes.
BBB. De longepijp, en de plaats der longenzenuwen.
CC. Het hart en deszelfs zenuwen.
D. De holle ader en zenuwen.
E. De hartader zenuw, van de regterzijde, die naar de regter voorpooten loopt.
F. De hartader zenuw van de linkerzijde, die naar de linker voorpoot loopt.

De ligging dezer aderen en zenuwen, is den boeren en slachters wel bekend, zij weten, dat dezelve aan de linkerzijde lager ligt, en betastende Koeijen daarom veel onder de oxelen, om te ontdekken of in dezelve ook spatten zijn, gelijk in de paarden: zij kennen hier ter plaatse insgelijks den polsslag en de zenuwen, en letten of hier ook zenuwknopen leggen. De vetwijders, als zij magere beesten koopen, zijn ongeloofelijk ervaren, om uit het gestel der vaten en zenuwen, onder de oxelen der Koeijen, de gezondheid en de voorspelling van welgedijen te kennen; ook kennen zij zeer wel de lagerligging der bloedvaten aan de linkerzijde, en het is hierom niet te vergeefsch, dat wij bij ons het gemeen spreekwoord hebben: de linkerhand is het naast aan het hart.

[pagina 183]
[p. 183]

Ga naar margenoot+GG. Zijn de twee halsaderen, en zenuwen, die, haar het hoofd loopende, dezen vergezellen. Zie derzelver beschrijving en het beloop in de herssenen, in Plaat VIII.
H. Is de plaats van het middenrif en deszelfs zenuwen.

Deze voorname deelen met Kapitale Letters aangewezen zijnde, vervolgen wijnu met het Curcijf Alphabeth, om ordelijk het gestel der zenuwen te verklaren, doch hebben vooraf onzen Landman te onderrigten, dat alhoewel de bloedvaten hier telkens genoemd worden, dit noodzakelijk is, om dat het gantsche zenuwstel, in alle deszelfs takken en spruchtels, juist altijd naast aan, om en in het beloop der bloedvaten volgt, zoo dat er geen allerfijnst bloedvaatje is, of er is ook een zenuwspruchtel naast aan: om dit duidelijker te verklaren, volgt hier de nadere aanduiding met Cursive letters en nommers, en wel:

[pagina 184]
[p. 184]

Ga naar margenoot+A. Het voorstel of verklaring van de Afdeelingen in het voorstel, van het hoofd tot aan het middenrif.

Ga naar margenoot+a a a a vertoont de vlechting der zenuwen, zoo als dezelven zich in de herssenen verspreiden.
b b zijn twee aanmerkelijke takken van het zesde paar zenuwen, hier afgesneden verbeeld.
Ga naar margenoot+c c zijn de zenuw - en spiervezelen van het oog, waar in het vijfde paar zenuwen is ingewikkeld.
d d is de ontspruiting van het derde paar zenuwen.
Ga naar margenoot+e e de gehoorzenuw, die hier den kring en den draai van het slekkenhuis volgt, en tevens den bogt van de omkromming, die deze tak maakt, duidelijk aantoont, en zich uitbreide in de viechting a a a a, hier boven aangeduid, zoo als die zich in de herssenen verspreid.
Ga naar margenoot+f f de klierachtige zenuwknoop, die hier om de tusschenribbige zenuw krult, en waar uit men kan leeren, wat eigenlijk een zenuwknoop is, te weten, als twee zenuwen, elkander ontmoetende, eene kronkel maken. De oude Hollanders noemden dit wel den nastelknoop, vooral

[pagina 185]
[p. 185]

  Ga naar margenoot+als die in de onderdeden viel, als wanneer zij iemand voor onvruchtbaar hielden. De Boeren zeggen het nog, als zij in de Koeijen iets dergelijks bemerken.
Ga naar margenoot+g g zijn de takken van het paar zenuwen, die men dwalende par vagum) onzeker in hun menigte takken, noemt. Ga naar margenoot+Deze zijn het, waar in de Slagters met een mesje steken, kort achter de ooren, zoo als wij van de Slagters of Vleeschhouwers te Dordrecht gemeld hebben, en het welk ook door de Indianen wordt waargenomen, als zij op de Stieren- of Bullenjagt gaan, en als dan achter een boom het verwoede dier afwachtende, hetzelve aldaar mee een pijl of bijl treffende, het dier plotseling ter aarde valt.
Ga naar margenoot+h h een dergelijke tak, die de halsspieren bestierd.
Ga naar margenoot+i i de zenuwen, die naar het strottenhoofd loopen.
Ga naar margenoot+k k de tusschenribbige zenuwen, uit hunne vlechtingen nederdalende, tevens met het dwalend paar zenuwen.
l l takjes van het tiende paar zenuwen
Ga naar margenoot+m m de zenuwen, welker vlechting de keel en ondertongsche spierem en klieren bestierd.
Ga naar margenoot+n n de schede van de zenuw, die uit de regt nederdalende tusschenribbige zenuw, ontspruitende, met een bocht in de zijdelingsche longzenuw zich vereenigende, de borst inloopt, en aldaar met de andere zenuwen zich vereenigt.

[pagina 186]
[p. 186]

Ga naar margenoot+o o de vlechting der zenuwvezelen, ter plaatse daar dezelve met eenen aanmerkelijken tak, naar het hart loopt, en tevens met twee spruchtels wederkeert naar de zenuwen der oxelen of der voorpooten, Ga naar margenoot+en ook de borst regeren.
Ga naar margenoot+p de ringzenuw, die zich om de linkerslagader vlecht.
q de zenuw aan de hartslagader.
Ga naar margenoot+r een ontelbaar getal zenuwvezelen, die allen naar de bekleedselen van het hart, en derzelver inwendige spieren loopen. Deze zijn in de volwassen Koeijen zeer aanmerkelijk te onderkennen.
Ga naar margenoot+s s hier ziet men de vijf takken, of zeer kenlijke zenuwscheden, die naar de voorpooten loopen, en het gantsche beender - en spiergestel van het voorstel regeren. Het zijn deze zenuwen, die men in het vleesch der voorveren van het geslagte vleesch, zoo kennelijk ziet dat dit gedeelte hier van den naam van zenuwbonken ontleend heeft. Deze zenuwen zijn daarenboven in de Koeijen langer en veel lager geplaatst, dan in den mensch, daar men dezelve de armzenuwen (nervi brachiales) noemt, en dit is natuurlijk, nademaal de armen en oxelen in den mensch hooger geplaatst zijn, en de armen eene vrijer beweeging hebben. Dit merkt men ook op in de vijfvingerige dieren, wier armen of voorpooten nader aan den Mensch komen, daar de voorpooten en de ge-

[pagina 187]
[p. 187]

  kliefde Ga naar margenoot+klaauwen in de Koeijen en hun geslachtsaard meerder tot steunselen dienen, gelijk men in de Plaat van het Beendergestel zien kan.
t t zijn weder twee in een loopende zenuwtakken, die naar de voorpooten loopen en de voorige doorvlechten.
Ga naar margenoot+u u zijn de zeer sterke zenuwen van het middenrif, die onder aan in drie takjes eindigende zijlings zijn aangestipt, doch die ongelooflijk fijn in het middenrif zich verspreiden; in de Koeijen zijn deze takjes, volgens de waarnemingen der Ontleedkundigen, drie, daar dezelven in den Mensch maar twee zijn, hetwelk dan aanleiding geeft om te stellen, dat het middenrif in de Koeijen ook veel gevoeliger is en sterker werkt.
Ga naar margenoot+y Voorts loopt de groote tak dezer zenuw, na een bogt gemaakt te hebben, die achter de schildbladen omloopt, lijnregt neder.
w het eind der opgemelde zenuw.
Ga naar margenoot+x x zijn de takken der gebogen groote zenuwen, die dadelijk naar het hart loopen.
Ga naar margenoot+y zenuwtakjes in ongelooflijke fijnheid om en in het hart gevlochten.
z z z z z z z z z z z z de zenuwen die ter wederzijden Ga naar margenoot+uit de ruggegraat uitspruiten, en van tusschen de wervelen in de spieren zich uitbreiden, welke uitbreiding

[pagina 188]
[p. 188]

  Ga naar margenoot+door de pluimswijze bladertjes worden aangeduid.

Hier op volgen de verdere aanwijzingen der zenuwen van den buik, volgens nommerletters, om de verwarring met de alphabetische te vermijden.

1 1 zijn de beginselen der zenuwen, die naar de maag loopen, welke, zoo men derzelver opklimming en oorsprong, digt bij de gehoorzenuwen, de gezigt -, reuken overige zintuigelijke zenuwen, gadeslaat, ons weldra een denkbeeld geven van de reden, waarom in de Koeijen, als de herkaauwing en de magen ontsteld zijn, de gevoeligheid zich vooral in het kwijnen van het hoofd opdoet, even zoo als wij menschen, als de maag ongesteld is, door de gemeenzaamheid dezer zenuwen, pijn in 't hoofd, oorpijn, kiespijn enz. krijgen.
Ga naar margenoot+2 de vereeniging der groote takken tot eenen tak, die van onder het middenrif naar de maag, lever enz. zich weder uitbreidt.
3 3 3 3 3 3 uitschietende takjes, die tusschen de ribben en de tusschenribbige spieren door, de uiteinden der, als 't ware, spierpluimtjes aanwijzen.

Door alle de voorgemelde aanwijzingen tot dus verre, de zenuwen van het voor - en bo-

[pagina 189]
[p. 189]

venstel, Ga naar margenoot+die tot het hart, de borst, de longen, het middenrif en de armen of voorpooten betrekking hebben, zijnde voorgesteld, volgen hier de vervolgen der zenuwen in den buik en de ingewanden, maag, lever, milt, nieren, en zoo vervolgens, die wij, alschoon dezelven in eene afzonderlijke Plaat bij anderen zijn uitgebeeld, hier als vereenigd voordragen, om dat den min ervarene hier door een gemakkelijker denkbeeld van het geheel bekomen kan, gelijk wij ook voorbedachtelijk hier al de subtiliteiten, die op dit gedeelte kunnen voorkomen, overflaan.

B. Het middenstel.

Deze Afdeeling dan verbeeldt, als vervolg op de aaneenschakeling der zenuwen van het boven borstgestel, tot aan en om het bekken onder aan het buik- of middenstel, voornamelijk de takschieting der dwaalzenuw of liever de algemeene zenuwen.

Ga naar margenoot+4. Is de groote tak, die naar de bekleedselen, der maag loopt, en uit de vereeniging der takken bij C voortspruit. Deze zenuw met zijne takken spreidt zich om den grooten krop der eerste maag of pens in de Koeijen; men noemt hem de onderste.

[pagina 190]
[p. 190]

Ga naar margenoot+5. Zijn de twee takken, die uit de takken der borstzenuwen nederdalen, en, zich zamen vereenlgende de andere of bovendeelen der maag doorvlechten.
6. Toont derzelver vereeniging.
Ga naar margenoot+7. Derzelver spruchtels om en door de bekleedsels der maag.
Ga naar margenoot+8. De fijne vezelige vereeniging en vlechting der zenuwvezelen, om den krop der maag, bij wijze van netvormige doorvlochten draden: in de Koeijen, zoo als straks zal blijken, hebben deze vezelen een bijzonderen invloed op den slokdarm en den krop der maag tot het herkaauwen, en het opperssen der spijzen.
Ga naar margenoot+9. Zijn de takken der zenuwen, die zich onmiddelijk met die der lever vereenigen.
Ga naar margenoot+10, 10, 10, 10. Zijn de vervolgen der groote tusschenribbige of rugzenuw, die tusschen de wervelen door zich langs de ribben uitbreidt, en zoo als boven, door de zijlingsche pluimvezelen de strekkingen aanduiden
11. Een tak van de zenuw, die zich uit de bovengemelde naar den ommeloop uitbreidt.
Ga naar margenoot+12. De opklimmende zenuwtak, die met eene menigte vezelen naar de milt loopt.
Ga naar margenoot+13. De nederdalende tak der zijlingsche spruchtels van de groote tusschenribbige zenuw, zoo als die ter reg-

[pagina 191]
[p. 191]

  Ga naar margenoot+terzijde naar den ommeloop nederdaalt.
14. De splitsing dezer zenuw, zoo als de eene naar de levertakjes, en de andere naar de nieren loopt.
Ga naar margenoot+15. De vlechting en het beloop der zenuwen naar de lever en omloop
Ga naar margenoot+16. De vlechting der zenuwen van het alvleesch, Ga naar margenoot+mitsgaders die der zenuwen van het netvlies.
Ga naar margenoot+17, 17. Twee zenuwen, die al wederom uit de groote lendenzenuw voornamelijk naar den ommeloop loopen.
18. De ontzaggelijke waaijersgewijze, en zeer fijne vlechting der zenuwen, die uit den omloop zich door all' het gedarmte in oneindig fijne spruchtels verwijderen.
19, 19. De nieren.
Ga naar margenoot+20, 20, 20, 20. De bloedvaten en pisleiders der nieren, mitsgaders de fijne spruchtels uit de nierzenuwen spruitende.
21, 21, 21, 21, 21, 21. Zijtakken der groote Ga naar margenoot+lendenzenuw.
22. Den oorsprong der zenuw, die nederwaarts nevens andere zenuwen, doordringt, tot in de zenuwen der ballen en der teeldeelen.
23. Vereenigende zenuwen tusschen het netvlies, de maag, de lever en de milt.
24. Vereenigde zenuwen of groote vaten tusschen de nieren, de lever en het alvleesch.

[pagina 192]
[p. 192]

Ga naar margenoot+25. Zijtakken van de zijkwabben der leverzenuwen.
26, 26. De lendenzenuwen onder de nieren.

C. Het achterstel.

De overige kleiner zenuwen, en die zoo op het onderste gedeelte van den buik, als op het geheel achterstel betrekking hebbende, volgen hier wederom op de vorige met nummers.

Ga naar margenoot+27. De zenuwknoop die uit de zenuwen van den omloop ontsprooten, naar onderen loopt.
28, 28. Zenuwen die na het pancreas loopen.
Ga naar margenoot+29. De zenuwvlegten die naar de baarmoeder uitbreiden, of over het licht loopen.
Ga naar margenoot+30, 30. De spruchtels uit die zelve vlechting, die naar de blaas loopen, en die omvlechten.
31, 31. De zenuwen, die naar de klieren der prostatae, voorstanders der teelleden, loopen.
Ga naar margenoot+32. De zenuwen die zich naar den aars uitstrekken.
Ga naar margenoot+33. De zenuwen die zich naar de mannelijke teeldeelen verspreiden.

[pagina 193]
[p. 193]

Ga naar margenoot+34. Dezelven, die de spieren der teeldeelen regeren.
35, 35. De zenuwen die naar de vrouwelijke teeldeelen loopen.
36, 36. De zenuwen die zich naar de eijernesten Ga naar margenoot+of vleugels der baarmoeder verspreiden.
Ga naar margenoot+37, 37. De zenuwen die zich in de heupbeenderen of het lendenkruis verspreiden.
Ga naar margenoot+38, 38. De zenuwen die zich naar het heiligbeen of het bekken verwijderen.
Ga naar margenoot+39, 39, 39, 39. Takken van de lendenzenuwen, die door de kromte van het heiligbeen loopen.
Ga naar margenoot+40, 40. Zenuwvlechten die zich in de liezen of de langen achtervang enz. ver spreiden.
Ga naar margenoot+41. Het einde der zenuwen, die bij de Koeijen in de staart eindigen, doch in den Mensch om het os coxygis indraaijen, waarom er hier de staart is bijgescherst.
Ga naar margenoot+42, 42. Zenuwen die naar het uur loopen.

Hier mede de vlechtingen der zenuwen zoo beknopt mogelijk voorgesteld hebbende, zoo als dezelve door het hoofd, het voorstel, middenstel, buik en achterstel, in derzelver vakken elkander onderling ontmoeten, en daar tevens voornamelijk de tusschenribbige zenuwen, zijdelings verspreid, vertoond worden, zoo zijn daar mede de Figuren, op deze negende Plaat voorkomen-

[pagina 194]
[p. 194]

de, Ga naar margenoot+duidelijk aangewezen, en behoeft hier geene verdere verklaring.

Ten besluire dan van al het geene wegens de zenuwen gezegd is, dient hier met een woord nog gezegd, dat, wat belangt eene nog nadere kunde, in overbrenging en afleiding van het zenuwgestel der Runderen van en op den Mensch, zoo als wij telkens, daar het te pas komt, in acht nemen, dit heeft in dit geval geene plaats kunnen hebben, uit hoofde van het groot verschil in het geraamte en de ligging der teeldeelen. Wie er lust toe heeft, kan ten aanzien der Menschelijke zenuwen, in de werken van eu tachius, vezalius en anderen, het bijzondere van de voornaamste zintuigelijke paren zenuwen naargaan, volgens de verdeeling der ontleedkundigen, en zoo als die bij opgemelde beroemde Mannen, langs het beloop van een geheel beendergestel, verbeeld worden: hetwelk ook door sommige Dierkundigen, ten aanzien van eenige viervoetige Dieren, is naargevolgd, als door saunier en bourgelat van de Paarden, en door blazius van de Honden, elders van andere Dieren, in welke afbeeldingen dan zulk een Paard of ander viervoetig Dier op den rug gelegd, met de voor- en achterpooten uitgerekt, verbeeld was, met alle de takken der zenuwen en bloedvaten, even als de takken en spruchtels van eenen ongebladerden boom, maar om dat zulk soort van afbeeldingen niet alleen aan ontelbare misteekening onderhevig zijn, maar ook

[pagina t.o. 194]
[p. t.o. 194]


illustratieuitvergroten

[pagina 195]
[p. 195]

Ga naar margenoot+tot eene uitgebreider behandeling behooren, en mij zeer zeker buiten min bestek zouden verwijderen, heb ik soortgelijke afbeelding vermijd, en een beknopt en zelfs voor minkundigen begrijpbaar samenstel mede gedeeld, waar mede ik dan vertrouw tot dus verre te kunnen volstaan, te meer, daar ik die onderwerp met nieuwe afbeeldingen en verbeterde verklaringen, naar den aard der zaken, heb opgehelderd, en volkomen aan een' iegelijk de beoordeeling daar van overgelaten, in die verwachting, dat mijne Lezers, overtuigd van mijnen ijver, geregelde ondervinding en geduldigen arbeid, in de volgende Verhandelingen, over de zintuigelijke deelen, niet minder nuttige en tevens vermakelijke zakelijkheden en nieuwigheden zullen vinden.

margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Atlas wervel. Pl. IX. Fig. 1.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Halswervel.
margenoot+
Plaat IX. Fig. 2.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Pl. IX. Fig. 3.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Pl. IX. Fig. 4.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Pl. IX. Fig. 6.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Pl. IX. Fig. 7.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Pl. IX. Fig. 8.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Pl. IX. Fig. 9.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Pl. IX. Fig. 10.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. III. Hoofdst.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
De hoofden herssenzenuwen.
margenoot+
Oogzenuwen.
margenoot+
Gehoorzenuwen.
margenoot+
Klierzenuwknoop.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Dwalende zenuwen.
margenoot+
Prikzenuw.
margenoot+
Halszenuwen.
margenoot+
Strotzenuwen.
margenoot+
Tusschenribbige zenuwen.
margenoot+
Keelzenuwen.
margenoot+
Longzenuwen.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Hartzenuwen.
margenoot+
Slagaderzenuwen.
margenoot+
Inwendige hartzenuwen.
margenoot+
Voorvoetzenuwen.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Middenrifzenuwen.
margenoot+
Schildzenuwen.
margenoot+
Groote hartzenuwen.
margenoot+
Fijne hartzenuwen.
margenoot+
Ruggegraatzenuwen.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Vereenigende zenuwen.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.

margenoot+
De groote maagzenuw.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Maagzenuwen.
margenoot+
Maagkrop.
margenoot+
Leverzenuwen.
margenoot+
Tusschenribbige zenuwen.
margenoot+
Opklimmende zenuw.
margenoot+
Nederdalende zenuw.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Splitsing.
margenoot+
Alvleeschzenuw.
margenoot+
Netvlieszenuw.
margenoot+
Ommeloopzenuwen.
margenoot+
Nierzenuwen.
margenoot+
Teeldeelen piszenuwen.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.

margenoot+
Zenuwknoop van 't kruis.
margenoot+
Baarmoeder- of zenuwen van het licht.
margenoot+
Blaaszenuwen.
margenoot+
Aarszenuwen.
margenoot+
Zenuwen der Mannelijke en
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
Vrouwelijke teeldeelen.
margenoot+
Heupzenuwen.
margenoot+
Bekkenzenuwen.
margenoot+
Heiligbeenzenuwen.
margenoot+
Lieszenuwen.
margenoot+
Staartzenuwen.
margenoot+
Uurzenuwen.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.
margenoot+
het rundvee.
II. Afd. IV. Hoofdst.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken