Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met de helm geboren (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met de helm geboren
Afbeelding van Met de helm geborenToon afbeelding van titelpagina van Met de helm geboren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.86 MB)

Scans (45.41 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Illustrator

H. Perdok



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met de helm geboren

(1949)–Simon Franke–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

Naar de driemaster

Nog voor het licht was, wreef de schelpenvisser de ogen uit. Hij porde de Scheve in de zij en gaf Frederik een duw in de rug.

‘Tijd voor de soep, mannen.’

Nu, soep was er niet, maar wel een korst brood. Joost brak er zijn tanden haast op, maar het smaakte goed. De kraai kreeg de kruimels.

Spoedig stond de sloep op haar kiel en schoof, door de kracht van sterke armen, door het duin, over het strand, de golven in.

Juist, toen de mannen plaats genomen hadden op de doften, Joost naast Frederik, liet de zon haar eerste schijnsel langs de kim spelen.

En wat tekende zich af tegen de horizon?

Het eerste geuzenschap, dat Joost ooit zag.

Het was niet zo heel groot, maar het had drie masten; de zeilen stonden bol.

De mannen vielen op de riemen.

De sloep schoot over de golven. Zij hobbelde nogal, want er stond een aardig briesje.

Het was een mooi gezicht, al die witte golvenkoppen tussen de sloep en de driemaster. Het was, of ze de nieuwe geuzen in triomf inhaalden. ‘Goed zo, mannen, voeg je bij de matrozen van de vloot, de admiraal schreeuwt om volk.’

Er waren niet alleen witte koppen, maar ook donkerbruine, glanzende wielen.

Die rolden zo maar door de zee, nu eens half boven water, dan weer er onder. Ze schenen plezier te hebben in de bries, het water en de sloep.

[pagina 85]
[p. 85]

Een beetje nieuwsgierig waren ze ook wel. Wat moest die dansende jol tussen hun golven? Ze kwamen wat dichter bij en omringden de schuit.

Joost merkte al ras, dat het geen draaiende wielen waren, maar bruinvissen. Eén kanjer was er bij, die scheen de aanvoerder van de troep. Hij keek schuin naar Joost, alsof hij hem tot een spelletje uitnodigde. ‘Kom hier, dan mag je op mijn rug rijden, ik zal je brengen, waar je nog nooit geweest bent.’

Maar Joost had geen tijd. Hij zat aan zijn riem, naast Frederik en de schelpenvisser had haast. Die stuurde de sloep met de kop op de golven en ketterde op de kerels, omdat ze niet hard genoeg aan de riemen trokken; ze zaten daar niet om duiten te tellen.

Joost trok zo hard hij kon. Het zweet parelde hem op het voorhoofd. Hij kon niet begrijpen, dat hij het de nacht tevoren zo koud gehad had. Het was snikheet, meende hij.

De driemaster had intussen de zeilen gereefd en was bijgedraaid. Hij hees verschillende vlaggen, rode, witte, gele, van allerlei vorm en kleur.

Joost snapte, dat het seinen waren. Hij kon ze niet begrijpen, maar de schelpenvisser, die hoogopgericht aan het roer stond, blijkbaar wel. Die zei: ‘De schipper seint, dat we ons een beetje moeten haasten, hij kan daar niet de hele dag blijven liggen. Trek aan, luiwammesen!’

De luiwammesen lagen haast achterover op hun doften, zo trokken ze aan. Joost liet zich niet kennen. Maar hij maakte zich een beetje kil, dat had hij niet moeten doen. In plaats dat hij zijn riem behoorlijk water liet maken, trok hij al aan, toen de spaan nog boven de witte mutsen zweefde. En ja, toen had je het. Zo lang als hij was tuimelde hij achterover, met de benen in de lucht en het hoofd onder de doft achter hem.

[pagina 86]
[p. 86]

Daar zaten de Houtpoot en de Scheve.

Die namen hem op, knuffelden hem een beetje, op hun manier dan, en zetten hem weer recht.

Even later schoof de sloep langszij van de driemaster.

Er hing een touwladder uit. Daar moesten de mannen bij op.

Het ging makkelijker dan Joost gedacht had. Hij hoefde niet anders te doen, dan wat hij vroeger, toen hij nog in de molen woonde, zo dikwijls gedaan had. Daar klom hij in de wieken, ook soms als die draaiden; nu greep hij de touwladder vast en klauterde naar boven.

Maar het was toch anders. De molen stond op de vaste grond, het schip danste de golvendans.

Toen Joost boven was, sjorden twee sterke armen hem over de reling heen.

Zodra de laatste man aan boord was, de schelpenvisser ook, werd de sloep zelf omhooggetakeld en in de davits gehangen.

Daar verwonderde Joost zich over. Moest die sloep niet terug en de man aan het werk met zijn schep en zijn zak?

Nee, dat moest niet, watergeuzen vissen geen schelpen, ze doen soms maar alsof.

De schipper was een heer.

Hij droeg een roodfluwelen buis en een hoed met pluimen, een sierlijke degen in de schede en laarzen vol kreuken, zo wijd van boven, dat er nog wel een paar benen in konden. Hij had een puntsik, zoals Alva, en snorren met een krul er in. Hij gaf de schelpenvisser een klap op de schouder, zodat die doorzakte en zei, dat hij een kranige vent was. Hij kon naar de bottelier gaat om een oorlam.

De schipper scheen de man met het houten been te

[pagina 87]
[p. 87]

kennen. Hij vroeg hem, of hij zijn andere schraag ook kwijt wilde, het kon gebeuren, zei hij.

De aangesprokene grijnsde breed. Je kon zien, dat hij erg ingenomen was met de woorden van de schipper. Ook hij mocht naar de bottelier.

Van de anderen en van Joost nam de kapitein haast geen notitie. Hij knikte ze even toe en zei, dat hij een lastig heerschap was, dat veel van kielhalen hield en luitjes, die hem niet bevielen, zag hij graag aan de ra bengelen.

‘Naar jullie posten, allee!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken