Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met de helm geboren (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met de helm geboren
Afbeelding van Met de helm geborenToon afbeelding van titelpagina van Met de helm geboren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.86 MB)

Scans (45.41 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Illustrator

H. Perdok



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met de helm geboren

(1949)–Simon Franke–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 128]
[p. 128]

Een echt avontuur is toch wel anders dan een verhaal

Het waren lange dagen in de sloep met de halve kruik water en anders niets. De golven rolden maar altijd aan. Ze kwamen van de kust, de een achter de ander. Ze hadden de duinen gezien, waar de schelpenvisser, onder zijn omgekeerde sloep op de nieuwe geuzen gewacht had. Ze waren uitgevloeid over het strand en iets van hun schuim was over die duinen gewaaid.

Over datzelfde strand had Joost ook eens mogen lopen. Toen waren het goede dagen, al was er dan ook gevaar aan verbonden om de schepen op te zoeken.

Joost moest denken aan de goede dagen van vroeger, toen alles vanzelf scheen te gaan, al waren er dan ook moeilijkheden te over geweest. Vroeger had hij eens een verhaal gehoord van een zeeman, die zes weken aaneen in sloep had rondgedreven. Die zeeman had veel avonturen beleefd, honger, dorst en kou geleden, maar ten slotte was alles nog terechtgekomen.

Bij het luisteren naar dat verhaal toen had Joosts hart heftig geklopt. Als hij zo iets eens mocht beleven, wat zou dat opwindend zijn. Dan zou hij iets te vertellen hebben. Dat was iets anders dan de touwbaas aan het lachen maken met wippende oren of om met je buis verkeerdom aan voor Uilenspiegel te spelen.

Maar zo iets hoorde je alleen in verhalen. Misschien, dat het een enkele keer in werkelijkheid gebeurde, hem zou het wel nooit overkomen. Dat was weggelegd voor anderen en hij had erg gezucht, die Joost, omdat het hem natuurlijk voorbij zou gaan.

Maar nu ging het hem niet voorbij.

Hij zat met Frederik in de sloep en had zijn vroeger zo

[pagina 129]
[p. 129]

vurig begeerde avontuur. Hij kon, net als de zeeman, waarover het verhaal liep, achterover in de sloep gaan liggen en naar de overdrijvende wolken kijken.

Hij zag ze gaan, die wolken.

Ze namen, in de lucht, dezelfde weg als de golven beneden. Ze kwamen van het vaste land, achter de duinen, waar de molen ergens stond.

De molen draaide nu zeker de wieken om zijn as. Er was een plezierig, licht geklapper van de zeilen en alles aan de molen kreunde en steunde zachtjes. Het was of hij te kennen wilde geven: ‘Een lekker windje vandaag, ik zal weer heel wat water uitslaan. Kom bij me zitten, Joost, en luister naar de verhalen, die ik je te vertellen heb.’

Ja, dezelfde wolken, die over de Noordzee en de sloep heendreven, hoog in de lucht, hadden de molen gezien en de kolk en de bijenkorven en de dijk, en hij, Joost, lag hier, op zijn rug, verlaten op de dennings. Ze hadden ook het stadje gezien met de vijf kleine torentjes en een van die torens speelde zijn liedjes.

Soms, als de wind gunstig was, kon je bij de molen de wijsjes horen, stukjes er van dan; de rest kon het zo ver niet brengen.

Ach, Joost moest nu niet denken aan de molen en de dijk, het stadje en de speeltoren. Hij en Frederik waren verloren. Ze dreven hulpeloos over de Noordzee, zelfs het compas had hen in de steek gelaten.

En de wind, die de molen thuis zo lustig liet draaien, voerde hen misschien steeds verder weg van het land, waar eten en drinken was en veiligheid.

Ach, Joost voelde zich erg ongelukkig.

Hij wanhoopte er aan, of hij het land nog wel ooit terug zou zien.

[pagina 130]
[p. 130]

Het was prachtig weer, de wind speelde met de golven en liet de sloep jolig dansen, alsof het een bootje uit spelevaren was.

En om de sloep heen dartelde een troep bruinvissen. De dieren kwamen zo dicht bij, dat je bijna alles aan ze onderscheiden kon. Ze nodigden als het ware: ‘Kijk naar ons, het gebeurt niet dikwijls, dat we mekaar oog in oog hebben.’

Joost keek er naar, maar hij kon er geen plezier in vinden, hoewel het toch een leuk gezicht was. Het leken net donkere, glanzende wielen, die maar al tussen, door en onder golven rolden.

Joost was werkelijk oog in oog met ze. Wanneer hij zijn hoofd boven de rand van het boord uitstak, keek zo'n signeur je, van zijn groene speelplaats uit, guitig aan. In plaats dat Joost er om lachen moest, werd hij er verdrietig van.

Frederik zat maar aan het roer en deed of hij stuurde. Misschien deed hij dat ook wel, maar dan erg op de gis, want hij wist met geen mogelijkheid, waar het bootje heen liep. Hij had geen ander hulpmiddel dan de zon en de sterren. Daaraan moest hij zien, welke kant hij uit moest om de kust te bereiken. Maar hoe ver hij er af was en hoeveel hij dagelijks vorderde of verloor, wist hij niet. Er was geen enkele vastigheid om zijn plaats aan te bepalen.

En behalve Joost en Frederik was er nog de kruik, half vol water.

Die stond in de neus van de sloep en hield het leven van de twee passagiers in zijn kruikenhanden. Maar het was of zij zeide: ‘Lang zal ik het niet meer volhouden, kameraden, want wat is een halve kruik? Dat zijn per slot slechts een paar slokjes en als die op zijn, heb ik niet meer om jullie bij

[pagina 131]
[p. 131]

te staan. Doe toch zuinig, Frederik, en schenk niet meer zo in 't wilde weg een klokje in de holle hand van die jongen. Begrijp me goed, ik gun het hem wel, maar ik wil de een niet voortrekken bij de ander. Jij hebt ook recht op je portie.’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken