Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met de helm geboren (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met de helm geboren
Afbeelding van Met de helm geborenToon afbeelding van titelpagina van Met de helm geboren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.86 MB)

Scans (45.41 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Illustrator

H. Perdok



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met de helm geboren

(1949)–Simon Franke–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Wie was het?

De jutter en zijn vrouw deden alles wat mogelijk was om de beide drenkelingen op te potten. Veel bezaten ze niet, maar wat ze hadden, gaven ze met gulle hand. Het duurde dan ook niet lang, of Joost was weer bijna de oude.

Hij en Frederik vergezelden soms de jutter op zijn dagelijkse tochten langs het strand. Dan liepen ze op de natte strook, die nog hard was van de vloed, die er even geleden nog zijn golven op gebroken had.

Af en toe vonden ze iets, nu eens een gebroken vat, dan weer een paar planken. Tegen de middag, als de zon hoog stond, zetten ze zich in een duinpan om de snee brood, die ze meegebracht hadden, op te eten.

Bij zo'n gelegenheid raakten ze soms aan het praten.

Wel was de jutter een zwijgzaam man, maar hij had veel beleefd in zijn leven. Niet, dat hij daar dikwijls over

[pagina 150]
[p. 150]

praatte. Liever scheen hij zijn verleden niet aan te roeren. Misschien was dat wel, omdat hij berouw voelde om zijn gedrag tegenover de oude vrouw, die zo lang tevergeefs op hem gewacht had.

Maar wel vertelde hij van schipbreuken, die zich, zolang hij in de duinpan woonde, hadden voorgedaan. Hij zei, dat het hier een gevaarlijke hoek was, waar al menig schip op de zandbanken te pletter was gelopen. Telkens, wanneer dat gebeurde, had de zee hem voordeel gebracht, maar soms had ze hem veel leed te zien gegeven. ‘De zee is een wispelturige meesteres’, zei hij. ‘Ze heeft honderd verschillende gezichten en haar humeur is onberekenbaar. Vandaag glimlacht ze en morgen raast ze haar woede uit. Je kunt geen ogenblik op haar aan, jullie hebt het zelf ondervonden.’

‘Zo is het’, antwoordde Frederik, en Joost stemde volkomen met hem in. ‘Maar ons is ze toch goedgezind geweest’, dacht hij. ‘We konden de riemen niet meer hanteren en toch heeft ze ons naar de kust gebracht.’

De jutter scheen te raden, wat hij dacht. ‘Ja’, zei hij, ‘de een brengt ze geluk, de ander ongeluk. Dit is nu de tweede keer, dat ik haar een handje heb mogen helpen. Vóór jullie heb ik nog eens iemand, die aan wal gespoeld was, gevonden.’

Joost zette allebei zijn oren open.

Frederik vroeg naar verdere bijzonderheden.

‘Het was op een keer, dat een paar schepen slaags raakten, ver uit de kust. Het was helder weer, zodat je ver kon zien, maar toch niet zo ver, dat je precies kon zien, wat er gebeurde. Maar aan het gedonder van het geschut hoorde je, dat het een zeegevecht was.

Na een poosje hield het schieten op; er was niets meer

[pagina 151]
[p. 151]

te zien. De hele dag moest ik aan het geval denken. Een soort van voorgevoel zei me, dat ik er nog wel mee te maken zou hebben.

Die dag had ik geen geluk, met lege handen kwam ik thuis. Geen stukje wrakhout zelfs had ik gevonden. 's Avonds kon ik niet slapen. Ik had het gevoel, er kwaad aan te doen, rustig op mijn bed te blijven liggen. Net of iemand me verweet, dat ik het er maar van nam, terwijl anderen in nood verkeerden.

Het was natuurlijk onzinnig, zulke gedachten in je op te laten komen. Daarom trachtte ik ze weg te dringen en probeerde te slapen, maar het was te vergeefs, ik kon het in bed niet uithouden.

Zonder dat ik het wist haast, was ik op weg naar het strand.

Het was ruw weer geworden, de wind huilde om de duintoppen; voor me dreunde de zee. Het was, of een stem mij nep.

Mijn mantel flapperde om mijn schouders. Dat geklapper scheen me voort te jagen. Ik hield me voor, dat ik niet zo kinderachtig moest zijn, maar dat gaf me niets. ‘Je hulp is nodig’, flitste het in me op, ‘maak voort, dat je niet te laat komt.’

Mijn voorgevoel had me niet bedrogen.

Aan het strand vond ik een aangespoelde drenkeling.

Ik wist niet, of hij leefde, dan wel dood was, maar ik nam hem op mijn schouders. Iets in me zei me: ‘Je mag hem hier niet laten liggen’.

Hoe ik thuis gekomen ben met die vracht, weet ik niet meer, maar mijn moeite was niet te vergeefs geweest. De man leefde. Hij was nog verder heen dan jullie, het duurde lang voor dat hij opgeknapt was.’

[pagina 152]
[p. 152]

Hier zweeg de jutter.

Frederik vroeg, wat voor man het was.

‘Het was een geus’, antwoordde de jutter. ‘Zijn schip was in de grond geboord bij het gevecht, dat ik gehoord had. Zwemmend had hij de kust weten te bereiken, het was een flinke kerel.’

Frederik vroeg niet verder, maar Joost had het gevoel, dat hij er meer van weten moest. De man was een geus, ja, maar wie was het, hoe heette hij, waar kwam hij vandaan en waar was hij heengegaan?’ Daarom vroeg hij, hoe de drenkeling heette.

‘Zijn naam was Harmen. Vroeger had hij in een molen gewoond, maar de bloedhonden van Alva hadden hem weggesleept. Uit de gevangenis had hij weten te ontsnappen en daar hij niet naar huis terug durf de, omdat hij dan zeker opnieuw zou worden opgepakt, had hij dienst genomen op de vloot. Dat is alles, wat ik van hem weet.’

‘Waar is hij heengegaan?’ vroeg Joost, hoogst opgewonden.

‘Hij zei naar Antwerpen te willen, maar waarom vraag je dat, jongen?’

‘Omdat het zijn vader betreft’, antwoordde Frederik ernstig. ‘Je hebt de vader en de zoon gered, jutter.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken