Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met de helm geboren (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met de helm geboren
Afbeelding van Met de helm geborenToon afbeelding van titelpagina van Met de helm geboren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.86 MB)

Scans (45.41 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Illustrator

H. Perdok



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met de helm geboren

(1949)–Simon Franke–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 156]
[p. 156]

Het was niet van de kou, maar...

Met het fluitje ging het bijna even goed als met de viool. De mensen kwamen om Frederik heen staan luisteren. Als hij danswijsjes speelde, draaiden de paartjes lustig rond.

Daarna kwam Joost aan de beurt om zijn kunsten te vertonen.

Als dat afgelopen was, misten ze Gerrit zeer, die immers gewend was, met de nap rond te gaan.

Die taak viel nu Joost ten deel. De eerste keer, dat hij het doen moest, kreeg hij een kleur als vuur. ‘Nu ben ik een bedelaar geworden’, kwam het in hem op. Hij had wel in de grond willen zinken, zo schaamde hij zich. Onwillekeurig moest hij denken aan vroeger, toen hij nog in de molen woonde. Toen was het niet nodig, dat hij met de bedelnap rondging, want de goede molen zorgde, dat er eten, drinken en kleding was. Nu moest hij daar zelf voor zorgen en dat op die manier.

Ach, was Gerrit er nog maar. Die huppelde zo grappig langs de mensen met zijn nap, niemand kwam op de gedachte, dat dit eigenlijk bedelen was. Maar ja, er was niet aan te ontkomen. Als je niet alle dagen wilde wortelen wilt eten, moet je wel aanpakken, wat zich voordoet.

Hij haalde geregeld minder op dan Gerrit gedaan had. De mensen, ook de gierigen, hadden het bijna nooit over hun hart kunnen verkrijgen, de kraai teleur te stellen. Met Joost maakten ze niet zoveel omslag. Velen deden net, of ze hem in 't geheel niet zagen. Ze keken over hem heen, naar de toppen van de bomen, alsof ze daar in de verte iets heel bijzonders zagen. Dan voelde Joost zich klein worden en wist hij met zijn houding geen raad. Frederik had hem ingeprent, zich met te laten afschepen: ‘Een

[pagina 157]
[p. 157]


illustratie

[pagina 158]
[p. 158]

volhouder wint’, was zijn lijfspreuk. En hij hield vol. Als men hem niet wilde zien, deed hij net als Gerrit. In plaats van weg te gaan, moest hij de aandacht zien te trekken van degeen, die niet scheutig was, had Frederik hem geleerd.

Gerrit had getrippeld van de ene poot op de andere en als dat niet hielp, had hij de gierigaard uitgescholden voor alles wat lelijk was.

Joost danste ook van het ene been op het andere, van schaamte en van zenuwachtigheid. Het scheelde niet veel of hij zou eveneens in verwensingen zijn uitgebarsten, maar dat had Frederik hem ten strengste verboden. ‘Wij moeten ons geacht publiek te vriend houden, jongen’, had hij gezegd, ‘ik waarschouw je!’

Wel trok hij lelijke gezichten, zonder dat hij wist, dat hij het deed.

Ook al van schaamte en ergernis.

Zelfs liet hij zijn oren wippen. Of eigenlijk, de oren deden het vanzelf. Ja, als je maar voor de mensen staat met je bakje en ze doen dan net, of ze je niet zien, verval je in rare dingen.

En als hij daar dan zo stond, dansend van het ene been op het andere, met een vertrokken gezicht, zo rood als een kalkoen, en met wippende oren, dan ging er dikwijls een daverend gelach op om die malle pias. Men kwam om hem staan en menigeen tastte in de zak, ook soms degeen, die niet had willen geven. Dan tinkelden de centen in het bakje en knikte Frederik hem bemoedigend toe.

Maar al kwam er dan ook geld in het bakje, het gevoel van schaamte bleef. Hij was altijd blij, als het ogenblik van rondgaan maar weer voorbij was. Verlicht gaf hij dan het bakje over aan Frederik.

[pagina 159]
[p. 159]

Maar het brood, dat voor de ingezamelde duiten gekocht kon worden, smaakte beter dan de wilde wortels aan de dijk, daar had Frederik gelijk aan. En dat verzoette veel.

Het maal, aan een dijk of in een bosje, lieten ze zich goed smaken. En Frederik, die veel beleefd had, raakte dan menigmaal aan het praten. Hij was in Antwerpen goed bekend, zei hij; als Harmen daar was, zou hij hem zeker vinden. Ook de weg er heen was hem om zo te zeggen eigen. Hij had hem meer dan eens gelopen, vroeger, als er de een of andere gewichtige boodschap over te brengen was. Ja, voor zulke werkjes was hij altijd te vinden geweest en hij had het er altijd goed afgebracht.

Joost luisterde graag naar zijn oude kameraad. Hij vertrouwde er vast op, dat hij zijn vader, met behulp van Frederik, wel vinden zou.

Het ging weer net zoals de vorige keer, toen ze langs 's Heren wegen zwierven. Soms hadden ze eten en soms niet, nu eens sliepen ze bij een boer in het hooi, een andere keer gebeurde het, dat ze zich met de blote hemel vergenoegen moesten. Joost was er al aan gewend geraakt. Zolang het niet vroor of hard regende, was het ook wel om te doen. Altijd vonden ze wel het een of andere beschutte plekje om het hoofd neer te leggen.

Eens, toen Joost naar de sterren lag te kijken, die bij duizenden aan de hemel fonkelden, voelde hij een rilling over de rug gaan.

Het was niet van de kou, want hij lag weggedoken in een hoop droge bladeren.

Duidelijk hoorde hij de speeltoren in het stadje een wijsje tinkelen.

Dat was vreemd, want het stadje was wie weet hoe ver weg.

[pagina 160]
[p. 160]

‘Die klokken hebben niets te betekenen’, zei iets in hem, ‘daar hoef je niet naar te luisteren. Maar dadelijk wordt het gordijn opgetrokken, kijk dan goed uit je ogen!’

‘Ja’, mompelde Joost.

Zijn stem klonk zo vreemd, dat Frederik vroeg: ‘Wat heb je?’

Maar Joost kon niet antwoorden. Er werd werkelijk een gordijn opgetrokken en Joost zag zijn vader, die hem riep. En Harmen was op een schip.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken