Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uitdagend spel (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uitdagend spel
Afbeelding van Uitdagend spelToon afbeelding van titelpagina van Uitdagend spel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (11.05 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uitdagend spel

(1967)–Robert Franquinet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 221]
[p. 221]

XV

Voordat commissaris Kast Charat liet binnenbrengen, bleven zijn ogen lang en traag glijden over de zinnen van de brief die opengevouwen voor hem lag op het smerige vloeiblad. Hij had die brief al meermalen doorgelezen. Feitelijk had hij met het onderzoek weinig uit te staan. Een procureur zou er wellicht enkele zinsneden uit gebruiken om de gewetenloosheid van een ‘hedendaagse’ jeugd te belichten. Voor Kast betekende het véél meer. Hij wilde hem nu aan Charat laten lezen omdat hij zich daartoe verplicht voelde. De beschuldigingen tegen de jongelieden in kwestie kon hij al niet meer op zijn vingers uittellen. Gisteren nog had Visconti in zijn aanwezigheid tegen een agent gezegd, terwijl de man hem ietwat hardhandig herinnerde dat hij een dienaar van de Republiek was:

‘Ik schijt op jouw Republiek. Je Republiek is een dweil, een maaksel van het gepeupel... en als jij je handen niet van mijn jas afhoudt, zal ik je leren wat een revolutie in omgekeerde richting

[pagina 222]
[p. 222]

is, ik zal je dan namelijk laten zien hoe een aristocraat een volks-vogelverschrikker zijn tanden uitslaat.’

Dat ging te ver, vond Kast.

Een andere jonge man die hij had aangesproken met zijn familienaam, de Saint-Gilles, had hooghartig geantwoord:

‘Mijnheer de Saint-Gilles.’

Charat was de enige die diep onder de indruk bleek over het jammerlijke incident met Buzanti... Wat een sensatie in de pers... Ten eerste de arrestatie van het jonge Zwitserse meisje, beschuldigd van moord op een rijke bankierszoon; gewelddadig optreden van de politie tegen Italiaanse diplomatenzoon met dodelijke afloop gedurende gewapende aanval op benzinestation, waar ook aangetroffen werd een zoon van een Député, wiens naam niet genoemd mag worden, reden waarom alles de doofpot in moet. Alleen het meisje zal wel enkele jaren krijgen.

Het meisje waarvan hij nu wist, dat Buzanti de minnaar was geweest. Of, het woord minnaar was misschien een beetje te mondain... Dat bleek wel uit Buzanti's brief, het enige document van betekenis dat hem overhandigd was door de inspecteur. De man had die in Buzanti's zak ge-

[pagina 223]
[p. 223]

vonden, hij was geadresseerd aan Charat. Alleen aan Charat zou hij hem laten lezen en daarna... geen rechter, geen vader, geen pers... Kast zou hem straks verscheuren...

Toen Charat was binnengekomen, vroeg hij hem plaats te nemen voor zijn schrijftafel. Hij zei:

‘Ik heb een boodschap voor u.’

Hij keek hem met een duistere blik aan en begon met zijn vermoeide en toonloze stem te lezen.

‘Beste Charat,

Het ligt niet alleen aan ons wanneer we geen minachting meer kunnen opbrengen. Het verval van de beschaving heeft deze deugd weggevaagd. Ik wil niet zeggen dat Gelen en Zwarten ons in het gelaat mogen spuwen, zonder dat ons een kans gegund moet worden om ons ridderlijk te verdedigen; ik denk op een veel individueler plan. Maar per slot van rekening staan de ‘uitstervende kolonialisten’ ergens in de schaduw van onze ouders; zíj hebben de Aziaten - Indonesiërs - Chinezen - Algerijnen en Kongolezen opgevoed en ze hebben ons opgevoed zonder dat er een redelijke kans bestond op een tastbare beloning... Daar bestaat geen dialectische verklaring voor, hoewel het in beide gevallen maar een geldaangelegenheid was. De ridderlijkheid

[pagina 224]
[p. 224]

zelf is een onding geworden, nu socialisme alles oplost, afstompt en gewetenloos maakt. De wereld van morgen zal geen delinquente jeugd meer kennen, daar draagt de Sociale en Economische Raad van de U.N.O. zorg voor; zij wordt onder andere voorgezeten door vertegenwoordigers van volksstammen die van kinderen handen en voeten afsnijden wanneer hun leiders ‘het met de gang van zaken in hun gemenebest niet eens zijn’. Maar daar gaat het niet om; deze dingen behoren tot de koptitels van bladen die er leesvoer van maken.

Ik schrijf deze dingen aan jou, Charat, omdat ik je niet zo veraf weet. Omdat jij begrijpt dat die ‘ridderlijke kans’ om mezelf te verlossen van een duistere lotsbestemming - welke ik overgeërfd heb - mij niet werd vergund. Ik geloof in de zonde, jij niet, maar lijkt het je ook niet, dat het kwaad ons wordt opgedrongen voordat onze weerstand daartegen ook maar enige ontwikkelingsmogelijkheid geboden wordt. Elke poging om die weerstand te veroveren komt in botsing met het gevestigd fatsoen, op elk terrein. Ik bedoel niet eens de sexuele aandrang; ik denk veeleer aan het waardebegrip dat een kind zich al of niet kàn vormen over de deugdzaamheid

[pagina 225]
[p. 225]

van zijn ouders. De graad van de hypocrisie der ouders is meestal ook de dieptegraad van de val der kinderen. Ik bedoel niet een morele val; maar bij voorbeeld de onbeduidendheid, de valsheid, de gewetenloosheid, de oppervlakkigheid, de onpersoonlijkheid... en zelfs de onkwetsbaarheid...

Ik schrijf ook aan je omdat ik weet wat het woord liefde voor je betekent. Ik heb het niet over de bedtederheden, al of niet met morbide aspecten gedramatiseerd, noch over het avontuur der onverzadigbaarheid, maar over de ridderlijke liefde, de absolute, waarmee ik van de dingen afscheid neem...

Geloof me, voor het meisje dat ik liefhad, ook nadat ik wist dat het ongeboren kind dat ze verwachtte niet van mij was, wilden mijn armen niets anders vormen dan een nest van grenzeloze zachtheid waarin zij zich bergen kon. Ik ben misschien een neoromanticus, maar dat is het niet alleen... Ook ik ben gecrepeerd aan de zielloosheid van een levens-automatisme dat ons heeft voortgebracht.

Beste Charat, vlak voordat we aan ons laatste avontuur beginnen, weet ik dat Maja gearresteerd is, ik weet ook om welke reden, je begrijpt

[pagina 226]
[p. 226]

wellicht waarom ik dodelijk bedroefd deze nachtelijke tocht meemaak... maar toch... bevrijd... verlost... want ik weet wat er gebeuren gaat... Er bestaat maar één vorm van rekenschap geven: die aan onszelf...


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken