Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een afgezant uit niemandsland (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een afgezant uit niemandsland
Afbeelding van Een afgezant uit niemandslandToon afbeelding van titelpagina van Een afgezant uit niemandsland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

Scans (11.34 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een afgezant uit niemandsland

(1968)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

7

De kennismakingen hadden hem nachtrust gekost. Daarom bleef hij 's morgens in bed, een noodmaatregel die de mees ten de vier daarop volgende jaren wisten te verlengen. Ten slotte naderde het punt dat in het algemene spraakgebruik ‘volwassenheid’ genoemd wordt: je kreeg een baan omdat je uitgaven maar bleven stijgen, je maakte een meisje zwanger zodat je wel je bed uit moest.

Hij kwam eerst veel briljantheid tegen, maar langzamerhand beduidend minder.

In deze tijd bereikte hem het bericht van het overlijden van een groot filmkomiek. Om deze man had hij veel moeten lachen; een dag lang kon hij het idee niet van zich afzetten dat er een catastrofe was gebeurd die direct op zijn leven betrekking had. Maar het bestaan van de in het celluloid gekerfden bestaat uitsluitend bij de gratie van een projector. En de projector toont niet ouder met het jaar. Over ouder worden dacht hij na.

De kennismakingen waren nog niet afgelopen. Hij had het idee ver verwijderd te zijn van deze drukte om niets, hoewel hij er met zijn neus bovenop stond. Afzijdigheid omgaf hem als een microbisch aureool.

Aan het eind van de kennismakingstijd werden zij bij elkaar geroepen in het huis met de kelder en opgedeeld in kleine groepen. Zo kwam het toevallig uit dat Paul een drietal vormde met Ellen en Eduard, de zoon van pro-

[pagina 39]
[p. 39]

fessorCromwell, die het voordeel bood dat hij de stad kende. Zij kregen een kaartje mee met enkele herkenningspunten. Het ging er om dat zij de stad doorkruisten. De volgende dag zouden zij schriftelijk hierover vragen moeten beantwoorden.

- Het gaat om een zo aardig mogelijk antwoord, zei de jonge Cromwell die kennelijk al jaren verhalen had aangehoord over dit soort festiviteiten. Ze zorgen ervoor dat je wat mensen ontmoet. Het belangrijkste is natuurlijk dat je iets te doen hebt. Ze weten ook niets beters te verzinnen.

Er waren meer groepjes. Die andere wegen moesten volgen, op dezelfde punten uitkwamen, op andere tijden. Het was een spel, uitgedacht door aan het spelen zojuist ontgroeiden.

Het was negen uur op de meeste klokken. Alleen niet op het plein van de verlaten minnaar, waar de tijd stilstond in de vorm van een opzichtig geschilderde klok op de etalageruit van een juwelier. Dat kon je in Pjilnok verwachten, duidelijkheid voor alles. Het verborgen leven van de dingen vond plaats waar geen winkels waren.

Bijvoorbeeld onder de muur.

- Er staat hier een route, zei Cromwell. Ik weet anders wel een vluggere weg.

- Daar ben ik tegen, zei Paul.

- Ben je bedonderd!

- Ze zullen wel een bedoeling hebben met deze route.

- Er is geen bedoeling, zei Cromwell zuchtend. Het is allemaal grootspraak.

Ze liepen de aangegeven weg. Zo kwamen zij eerst bij de haven. De zee was kalm, het stonk sterk naar vis, als je aan je lippen likte proefden ze zout.

Het was mogelijk dat zij bespied werden. Paul begon het kil te vinden. Hij had alleen een jack aan.

- We moeten langs de muur, zei Cromwell. Doorlopen tot de kazerne. Jullie zijn hier nooit geweest vermoed ik?

[pagina 40]
[p. 40]

- O ja hoor, zei Ellen. En ze noemen het hier de muur der dromen, maar het zijn mooie dromen die je daar vindt.

Cromwell spuugde op de grond.

- Waarom komt hier nooit politie? vroeg Ellen. Bij ons heb je altijd politie, waar je ook bent, vooral 's avonds.

- Ach, zei Cromwell opnieuw zuchtend, alsof hij de hoofdcommissaris zelf was. Ze kijken wel uit.

- Er zijn veel soldaten, zei Ellen. Veel te veel soldaten. Er is daar een uitvalpoortje. Valt er wel eens iemand uit? Het is daar net een gekkenhuis. Overal zie je de meiden in hun jarretels. Dat vind je bij ons toch echt niet.

- Hoe maken ze bij jullie dan hun kousen vast? vroeg Cromwell.

- Ik zal je eens wat vertellen, zei Ellen. Ik ben heus niet zo preuts. Mijn vader is burgemeester. Op hoogtijdagen loopt hij met zo'n ketting om zijn nek. Vroeger kregen we slaag met dat ding. Als het hem tegenzat. En op hoogtijdagen zit het een burgemeester altijd tegen. Er is altijd een rel. De uitlaatkleppen van de stad zitten verroest, placht de commissaris mijn vader toe te voegen. Sla er op! riep hij. Maar ik kan toch best begrijpen dat hij ontucht verbood.

- Ik niet, zei Paul eenvoudig.

- Toch is het heerlijk! riep Cromwell. Die sociologische belangstelling voor ons laantje.

- Het stinkt er, weet je dat.

- Dat kan niet anders, zei Cromwell. Bij zo'n muur.

Geluiden waren er in overvloed. Aan de ene kant de muur, waartegen klimop groeide. Niet op alle plaatsen. Mos kroop tussen de stenen en had zich over het gehele pad vastgehecht. Lopen geschiedde bijna onhoorbaar. Links (als je van de haven kwam) waren hoge struiken en bomen. Het was niet windstil. Het groene lover kreunde. Er zou storm kunnen komen, of een orkaan.

- Er zijn veel geruchten, zei Cromwell. Mijn vader heeft verschijnselen bestudeerd van massabeïnvloeding. Nooit

[pagina 41]
[p. 41]

gepubliceerd, tenslotte is het zijn specialisme niet. Alleen ik weet de uitkomsten.

- Wat zijn dat voor uitkomsten? fluisterde Paul, die plotseling een paar struiken wild zag bewegen, waarna hij een meisje, keurig gekleed en met het haar strak langs haar hoofd en tot een wrong bijeengebonden, gevolgd door een jongeman zonder jas de struiken zag uitkomen.

- Goedenavond, zei de jongeman met heldere stem.

En het meisje herhaalde dat.

De niet wonderlijke verschijning vervulde Paul met opwinding. Scherp lette hij op elke onverhoedse beweging. Er gebeurde niets. Zij liepen rustig verder door de nazomerse avond. Sterren stonden aan de wolkenloze hemel. God zag neer op zijn schepselen, alleen niet door de struiken heen, daar God geen röntgenogen heeft. Voor God krioelden de mensen als mieren en zeker even opgewonden. Misschien interesseerde God zich helemaal niet voor wat daar gebeurde.

Zij kregen het einde van de muur, bij de kazerne, in zicht. Nu bereikten ook stemmen zijn oor. In de verte stonden mensen, jongens en meisjes. Het waren de leden van andere groepen die al eerder waren aangekomen. Rufus was onder hen.

- Hallo, zei Rufus. Het is hier werkelijk kostelijk.

Rufus stond met zijn rug tegen de muur en rechts van hem liep het pad, een stuk smaller weliswaar, verder. En daar stond Henri Asquit, omgeven door vier meisjes. Twee van hen droegen lange strakke broeken, de andere hadden korte rokjes. Ze hingen bijna alle vier aan zijn hals en lachten hardop. De meeste aanwezigen keken bedremmeld voor zich uit.

Eindelijk maakte Asquit zich los en slenterde naar hen toe.

- Dit is de muur der dromen, zei Asquit. Ze hebben jullie hiernaartoe gestuurd opdat jullie althans één keer deze

[pagina 42]
[p. 42]

tocht gemaakt hebben. Wanneer in Pjilnok nergens meer iets over te zeggen valt, is er nog altijd deze muur. Aan mijn zijde heb ik vier charmante dames die de aanwezige heren nu wat zullen rondleiden. Zelf houd ik mij bezig...

- Natuurlijk, zei Ellen.

Paul wist dat dit een spel was, een flauw studentenspel met dubbele bodem. Hij voelde zich als bij de keuring voor militaire dienst, honderd jongens in hun onderbroek.

De jongens gingen één voor één de struiken in, achter een meisje aan. Soms hoorde je een gil, maar meestal bleef het stil. Het was heel leuk als je van spelletjes hield. Hij kon niet eens dammen.

Op zijn beurt liep hij gebukt achter het laatste meisje aan. Zijn neus lag bijna op haar billen.

- Hoor eens, fluisterde ze. Als je heel stil bent kun je het horen.

Het was stil en er viel niets te horen.

- Nu moet je op je hurken gaan zitten, fluisterde het meisje.

Ook zij zat op haar hurken. Zij keek hem recht in het gezicht.

- De naam van deze muur is uitgevonden door een vrouw van Omar, zei het meisje op docerende toon. Op een avond voelde zij zich alleen. Zij wist het huis uit te komen en begon te zwerven. Zij kwam hier en zij kroop door de struiken, want over het pad liepen soldaten. En verder...

- En verder? vroeg hij.

- Ach, zei ze. Het is banaal. Daarom lijkt het waarschijnlijk. Er was een soldaat die haar vond. Hij had al twee uur wacht gelopen op de muur. Hij kwam naar beneden en ging zitten tussen de struiken met zijn broek omlaag, begrijp je.

- Ja, zei hij.

- Toen vond hij haar.

- Zij zat waarschijnlijk naast hem in dezelfde houding.

[pagina 43]
[p. 43]

- Wie weet. Jij houdt wei van een banaliteitje hè?

- Wat heb ik aan die verhalen?

- Dat ligt aan jezelf, zei het meisje bijna fluisterend. Waarom zit je niet stil? Weet je waar je hier bent? Waar ze hier voor komen?

- Ik weet het, zei hij.

- Heb jij veel woorden nodig? vroeg zij.

Hij aarzelde.

- Kom, zei het meisje na een tijdje. Hoeveel woorden heb jij nodig? Of heb je soms geen woorden nodig. Luister eens.

- Ja? vroeg hij.

- Wat had je mij willen zeggen? zei ze. Wat wil je me zeggen? Kom, zeg het dan. Weet je waar we hier zijn?

Ze sprak gehaast.

- Kom, fluisterde ze. Jij houdt niet van verhalen. Dat zeg je toch. Hé, jongen, hoe heet je?!

Voor hij kon antwoorden werd er gefloten.

Zij wachtte even, als wachtte ze op hem. Hij stond in tweestrijd. Wat moest hij beslissen? Hij boog zich voorover.

Op dat ogenblik liet zij een schel gefluit horen, ten antwoord.

Zij keerde zich om en ritselde gebukt weg tussen de struiken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken