Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een afgezant uit niemandsland (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een afgezant uit niemandsland
Afbeelding van Een afgezant uit niemandslandToon afbeelding van titelpagina van Een afgezant uit niemandsland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

Scans (11.34 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een afgezant uit niemandsland

(1968)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

22

Niet alleen naar dennen rook het, er was zout doorheen.

Hij ging langs het pad omdat hij licht wilde zien, het nachtelijke leven.

Hoe kwam het dat Henri Asquit aan water moest denken? Aan schepen en boomstammen en rookpluimen en lagunes en vangarmen, aan zuignappen, aan stemmen, aan batiscafen?

Aan Engeland?

Aan Asquit als kind die door de weiden rende, glooiend, sappig, doorsneden met slootjes. Er waren kleine bossen waar je in het midden meertjes vond om je tent bij neer te zetten en te slapen terwijl eekhoorns boven je speelden en herten om je heen kwamen staan.

Verschrikkelijke gedachten, nu in Pjilnok, met knikkende knieën zittend aan de voet van een heuvel.

Hij floot, hij floot vals. Verschrikt wipten de toehorende vogels uit de bomen en fladderden weg. Dus werd het stil

[pagina 146]
[p. 146]

om Henri Asquit die plotseling een Latijnse verbuiging repeteerde en zijn ogen sloot zodat hij speelplaatsen zag en zijn tantes en alle verspreide herinneringen die niets wakker roepen dan wrevel.

 
In Asquit daarin stak
 
Zeker geen amazoneveroveraar
 
Zeker geen ruiter
 
Over 's heren wegen.

Hij was opgegroeid in een jongensgemeenschap waar schuine moppen als scheten door de slaapzaal zoefden.

Zijn hoofd ging tekeer.

Bovenaan de heuvel een gerommel, het steeg wellicht op uit het binnenste der aarde, het was klaar om hem te overvallen.

Als hij eens terugging naar Alissa, dat handige aanloopadres.

Hij stak zijn hand in zijn zak en voelde de klamheid van zijn buik.

 
Nu niet verder Henri
 
Duifje
 
Zong de grootmoeder.

Hij stond moeizaam op en liep verder.

Weer hoorde hij de zee, de monsterlijke zee, waarvan zijn hospita verteld had, die ene keer dat zij elkaar hadden gesproken.

Had hij onderdeks ratten horen knagen en hen zien naderen, bijna geslagen door blindheid?

De geluiden kwamen dichterbij. De Omarstraat werd zichtbaar.

Zeker hoorde hij de zee hier.

Hij zou een man moeten zijn die een eigen onderzeeboot

[pagina 147]
[p. 147]

bestuurde. Er bestonden zulke mannen. Zij zonderden zich af in een loods aan het water. En zij bouwden, ontwierpen, lieten hun fantasie de vrije loop, waardoor zulke bootjes eeuwig zonder praktische uitgebalanceerde vormen waren; het waren gedrochten met een motor, de geheime verlangens van de bouwers en hun angsten.

Met een eigen motor onderduiken in de oceaan, steeds dieper, tussen de diepzeevissen en de ruïnes, de monsters, een caleidoscoop van kleuren.

Wilde bloemen, nooit ontplofte bommen bewoond door zeesterren en oesters.

Als hij daardoorheen kon varen.

Een beetje wankel liep hij de Omarstraat binnen.

Verschillende etablissementen waren al gesloten. Hij stootte tegen een muur, vage gezichten schoven of bibberden voorbij.

- Hé hé hé hé, hoorde hij een stem.

Iemand pakte hem vast bij zijn mouw.

Hij knipperde met zijn ogen.

O Jezus, niet Begoresj.

En Begoresj had een vrouw bij zich.

- Asquit, zei hij (en Henri hoorde weer duidelijk, of hij wilde of niet). Asquit. Dit is Norma.

- Dag schat, wat ziet hij er schattig uit, zei de vrouw, uitgesproken een hoerig type.

Hij knikte haar vriendelijk toe, hoewel hij geen enkele behoefte ertoe voelde iets dat met Begoresj in relatie stond toe te knikken.

- Hebben ze mijn vrouw nog gevonden? vroeg Asquit.

- Och is die schat zijn vrouw kwijt. Kom gauw binnen!

- Wij moeten er vandoor, zei Begoresj tegen Norma. Mijn vriend Asquit en ik moeten er weer eens vandoor.

- Kom je terug Peter? Vannacht?

- God lone je dit Norma.

- Dat komt ervan als je niet zakelijk bent, zei Norma.

[pagina 148]
[p. 148]

Asquit knikte.

- Ik hoop dat je mij eens komt opzoeken, zei Norma en dit eenvoudige verzoek vertederde Asquit toch meer dan hij wilde toegeven. O ja, het vertederde hem ontzettend. Hij dacht er dus over dit bezoek nu te laten plaatsvinden maar Begoresj trok hem aan zijn mouw alsof hij dit voorzag.

 
Ja, zuiver als de engelen
 
Maar God kon oplazeren
 
Met zulke cherubijnen.

Hou je kop, zei hij tegen zichzelf. Hou je kop met je rijmpjes slijmerd.

- Ik kom terug Norma. Ik kom je opzoeken.

- Ik schrijf alles op in het grote boek, zei Norma.

Zij lachte.

Zij kwam naar hem toe en kuste hem op zijn wang.

Hij kuste terug en hapte in de lucht.

- En nu, zei Begoresj. Zie je die grote trap? Die gaat naar de hemel van Pjilnok en daar kom jij niet op.

- Dat weet je zeker? vroeg Asquit.

Zij dronken enkele glaasjes.

En daarna begonnen zij aan de bestijging van de hemel van Pjilnok, ook wel bovenstad genoemd. Waar de hemel steeds dichterbij komt en even veraf blijft, gelukkig. Waar de huizen schots en scheef door elkaar zijn gebouwd en waar je de zee kunt zien liggen aan je voeten. Met alle geluiden van de zee, het opspatten van schuim, het verspringen van zonlicht in waterprisma's.

Lag daar in de diepte niet de onderzeeboot?

Het was een verschrikkelijke klim om boven te komen.

Uiteindelijk stond hij aan de rand van de rots, zoals Begoresj daar eens had gestaan.

In de diepte, zo klein dat het een stukje speelgoed leek -

[pagina 149]
[p. 149]

en uiteindelijk was het dat ook -, lag die verdoemde onderzeeboot, waarop je weg kon varen, als je durfde, als je wilde en durfde, als je moe was of verlangend naar andere uitzichten.

Asquit stond daar.

 
Het woord, zuiver als water
 
Is evenmin bevrijd van stookolie.
[pagina 150]
[p. 150]


illustratie
1 Uitspanning
2 Rusthuis
3 Whiskystokerij
4 Baai



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken