Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een afgezant uit niemandsland (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een afgezant uit niemandsland
Afbeelding van Een afgezant uit niemandslandToon afbeelding van titelpagina van Een afgezant uit niemandsland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

Scans (11.34 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een afgezant uit niemandsland

(1968)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 152]
[p. 152]

23

De platte boot gleed ongehinderd door de golven.

Schuin achter hem bleef Pjilnok liggen in de zon. Vogels achtervolgden de boot tot het land op de achtergrond bijna uit het gezicht was verdwenen.

Denkend aan de meeuwen zou dit een afscheid kunnen betekenen. Daar ga je dan ouwe. Binnen zo korte tijd had de zee je niet klein gekregen, je begaf je op weg naar de bar om vast broodjes te kopen en bier: je wuifde naar iemand op het achterdek.

Maar je was wel zo slim niet verder af te geraken van Pjilnok dan een uur varen. De wereld van het reizen werd samengeknepen als een spons en kotste je uit. Je had het één keer verbruid (toen je aankwam), daarna was het langzaam wennen aan de deining.

Paul ging zitten op de voorplecht en luisterde naar het gestadige stampen van de motor, het langs de boeg ritselende water, naar de verspreide schreeuwen van mensen die elkaar niets wilden meedelen. Achter hem een tweede en een derde boot. Er waren veel studenten onder de feestvierders.

25 oktober en volop warmte. De lucht hardblauw, precies een kalender van een luchtvaartmaatschappij.

In het boven de overdekte salon gelegen stuurhuis tuurde een pijprokende kapitein in de verte. Avontuur, mompelde hij. Zeemeeuwen en piraten. Onweer, houtvuur, een onbewoond eiland. Een reddingsboot.

Het eiland van Pjilnok. Niet noemenswaardig bevolkt. Een kleine nederzetting in de vruchtbare laagvlakte aan zee, niet meer dan tweehonderd bewoners. Net als in Pjilnok waren er twee aanlegsteigers. Meestal ging er dagelijks een boot naartoe.

Een kilometer van het haventje lag een uitspanning bij

[pagina 153]
[p. 153]

een soort op grasland aangelegd bos, doorsneden door een riviertje.

Op het eiland waren verder een vakantiehuis voor bejaarden en, om de zaak weer recht te trekken, een whiskystokerij.

Er waren nogal wat soldaten op de boten.

Paul keek om zich heen of hij Senkar zag. Zijn ogen vielen bijna dicht van de slaap. Het was tien uur in de ochtend en hij was nu precies vijf uur geleden naar bed gegaan.

Hij zou beslist een halve liter koffie moeten drinken wilde hij bijkomen. Met drinken wachtte hij liever even tot het eiland. Voor het eerst voelde hij zich prettig op zee, het water om hem heen glinsterde, hij moest zijn ogen sluiten en zo viel hij in slaap met op de achtergrond de geluiden van motor en bemanning. Boven hem krijste een meeuw.

Deze zin maakte hem wakker. Net draaide hij zich om naar de luidruchtig fluitende koksmaat, toen hij Asquit waggelend zag terugkomen van even weggeweest, met kromme benen, om zich heen spuwend als de in één lichaam geconcentreerde bemanning van een walvisvaarder.

- Kijk eens! Kijk voor je! riep Asquit met een betoverend plat accent.

Voor hem, in de verte, doemde een rotsachtige kust op, nog wat nevelig, belangrijk toenemend in omvang telkens als hij zijn ogen sloot en ze tien tellen later weer opende.

Asquit kwam naast hem zitten.

- Vanmorgen nog heb ik Gossep gesproken, zei hij geheimzinnig. Ze vroeg toevallig waar je bleef. Ze zag er slordig uit, niet om aan te zien, degoûtant, alleen omdat...

- Omdat? vroeg Paul.

- Ik heb haar opgekalefaterd, sprak Henri trots in de taal der zeerobben.

- Jezus, zei Paul. Ik wil haar niet meer.

Dat wist hij niet zeker.

- Ze wil jóu niet meer, verbeterde Asquit. Als je in haar

[pagina 154]
[p. 154]

tuin verschijnt slaat ze je met de steelpan op je kop. Razend is ze. En dat zou ik zeker ook zijn!

Asquit keek hem woedend aan. Daarna spuugde hij naast zich.

- Ik zal er een keertje heengaan, zei Paul onverschillig.

- Die steelpan ontwijk je wel. Ontwijken en meteen beentje lichten. Als je er bovenop ligt vergaat de woede snel.

 
Ja, die woede (zong Asquit)
 
Die vergaat zo snel
 
Als een schip in de mist
 
Vuile rothoer lelijk mormel. Enzovoort.

- Vandaag, zei Asquit, voel ik mij heel zeker van mijzelf. Wat er gebeurt, niets kan mijn zekerheid verstoren. Alleen mijn gedichtjes lijken nergens op. Dat is een goed teken.

 
Een bok op een haverkist
 
Een haan tussen twee deuren
 
Overal dit nieuwe leven

- Allemaal onzin, die versjes, zei Asquit. Daar kun je geld mee verdienen. Maar ik zou een mens als Gossep niet behandelen zoals jij doet.

- Ze had erger kunnen treffen, zei Paul.

- Zo is dat, antwoordde Asquit. Altijd klaar met uitvluchtjes. Terwijl je elke nacht, alleen bij de gedachte...

Asquit kuchte.

- Ik zou haar niet vergeten, ging hij onverstoorbaar verder. Misschien kijkt ze naar ons vanaf de berg. Tranen druppelen uit haar ogen. Jouw geweten.

Ze naderden het eiland. Het was nog voldoende ver weg. Toch kon je al bomen onderscheiden, en wind zette de struiken in beweging.

[pagina 155]
[p. 155]

- Je probeert zeker mijn stemming te verpesten? vroeg Paul.

- Ja, antwoordde Asquit. Dat doe ik bij voorkeur.

Hij haalde een zonnebril uit zijn zak.

- We praten er niet over, zei hij, voor hij het ding op zijn neus zette. Tussen ons en Gossep is het uit.

De kleine haven waar het schip zou afmeren kwam in zicht. Zij stonden op en liepen naar de boegspriet, waar zij toezicht konden houden op de handelingen die de landing voorafgingen.

Achter hen naderden de andere boten nu snel.

Op de kade stond een aantal mensen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken