Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De ambitie (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De ambitie
Afbeelding van De ambitieToon afbeelding van titelpagina van De ambitie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (16.19 MB)

ebook (3.15 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De ambitie

(1980)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 34]
[p. 34]

[V]

Lang geleden had zij langs dit zelfde stuk kust gelopen, aan de hand van Frits. Er bestond toen geen vakantiecomplex. Zij liepen hier tijdens de langste dag. Op het moment dat zij het restaurant betraden was de zon aan het dalen. De hitte raakte snel opgelost, zij het niet tussen de tafeltjes. Na het eten gingen zij in de richting die zij ook nu volgden. Aan hun rechterkant lag het landschap zoals het er al eeuwen had gelegen, droog en groen tegelijk. Nu was het voorjaar natter geweest dan decennia ervoor. Op allerlei plaatsen groeiden bloemen in felle kleuren.

De kinderen betoonden zich nu al onafscheidelijk.

Nila liep aan de rechterkant van Henk, terwijl zijn vrouw Ronnie hem aan de andere kant flankeerde.

Zou hij ons tegen elkaar uitspelen, als hij de kans kreeg, dacht Nila.

De gedachte amuseerde haar. Zij stelde zich voor dat zij iedere confrontatie met de vrouw van Henk glansrijk zou winnen. Waarom dacht ze trouwens in die termen? Alsof haar gerichtheid op mannen pathologisch was.

Ronnie vertelde hoe fijn ze het hier al vanaf het eerste moment had gevonden. ‘En zo uitstekend voor de kinderen.’

Uit het vrije gedrag van haar dochters maakte Nila op dat zij niet voortdurend met opvoeding in de weer was.

‘Ben je, eh ben je alleen hier?’ had Ronnie haar gevraagd.

‘Vind je dat gek?’

‘O nee, nee hoor!’ riep zij haastig.

‘Wij kennen zoveel vrouwen die tegenwoordig alleen zijn,’ had Henk opgemerkt, een kippepootje afschrapend met zijn mes.

‘Waarom kluif je het niet af?’ vroeg Nila.

Henk had gebloosd.

‘Ik durf het bijna niet aan een vrouw te bekennen,’ zei hij. ‘Maar ik heb een hekel aan vieze handen.’

‘Dat valt best mee hoor!’ zei Ronnie. ‘Je moet hem eens zien als hij onder de auto vandaan komt.’

Henk bestelde nog een- fles vino tinto.

‘Ze stelt me voor alsof ik een of andere idioot uit de STER-reclame ben,’ zei Henk. ‘Nila moet wel denken dat we simpel zijn.’

Ronnie keek opzij naar Nila en knipoogde. Daarna stond zij als door een zweepslag getroffen van tafel op en rende in de richting van de ingang.

[pagina 35]
[p. 35]

Henk en Nila draaiden zich tegelijk om. Maar de reden van Ronnie's haast lag niet in de ontwikkeling van het gesprek. Terwijl de ouders genoeglijk met elkaar converseerden stonden de kinderen bij de grote bak met consumptierijpe zeebewoners. Een ober had met enige moeite een kreeft uit het water gehaald die hij nu professioneel aan zijn klanten toonde. Suze, het kleinste kind van de Volnaars, stond tegen haar zusje aan gedrukt en begon smartelijk te huilen. Op datzelfde moment had haar moeder haar al bereikt om haar op te tillen en weg te voeren van dat enge beest. Wat een fantastische moeder, die Ronnie. Voelde aan wanneer haar kind zou gaan huilen.

‘Jij was er ook gauw bij,’ zei Henk.

‘Ik kan dat kind daar toch niet zo laten staan,’ zei Ronnie op een wat hogere toon dan daarnet. ‘In plaats dat die stomme Spanjaarden...’

‘Ze zijn niet langer stom Ronnie, sinds de dood van Franco.’

Henk keek om zich heen alsof de geheime politie Sonderbrigade Holandeses hem op het spoor was.

‘Ach zeur niet zo,’ zei Ronnie.

Terwijl zij haar kind troostte wendde zij zich tot Nila.

‘Meneer moet zo nodig laten zien dat ie aan politiek doet.’

‘Wees jij maar blij dat je geen man hebt,’ zei Henk.

Onder tafel gaf Ronnie hem duidelijk zichtbaar een trap.

‘Ik bedoel natuurlijk,’ verbeterde hij haastig, ‘nou ja, ik bedoel niet dat ik het fijn vind of zo.’

‘Ik zit niet altijd alleen,’ zei Nila. ‘Mijn man had dit jaar geen tijd om mee op vakantie te gaan.’

Ronnie's gezicht verlevendigde.

‘Wat gek!’ riep ze. ‘Laat ik even denken dat je geen man had. Ik durfde het niet precies te vragen, hij kon tenslotte overleden zijn. Je begrijpt toch wat ik bedoel?’

Nila legde een hand op haar arm.

‘Het zou ook nog kunnen,’ zei ze, ‘dat ik op een soort huwelijksvakantie was. Dat we het beter vonden eens een maandje uit elkaar te gaan.’

‘Dat soort dingen hoor je veel,’ beaamde Ronnie.

‘Maar ik begrijp dat het niet waar is,’ zei Henk. ‘Zit je man in zaken?’

‘Kwade zaken,’ zei Nila. ‘Hij is advocaat.’

[pagina 36]
[p. 36]

‘Dat moet dan wel een heel kwade zaak zijn als hij er niet door met vakantie kan,’ lachte Ronnie.

‘Ze houden erg slecht rekening met vakanties,’ zei Nila.

De ober arriveerde om de borden weg te ruimen. Henk haalde een zakdoek uit zijn broekzak bij gebrek aan een servet.

Hij keek Nila peinzend aan.

‘Toussaint,’ zei hij. ‘Dat is toch je achternaam?’

Nila voelde een zekere spanning in haar buik, waarvan zij de herkomst wel begreep maar niet wilde aanvaarden. Misschien hadden vrouwen van andere mannen die in de openbaarheid traden dat ook, wanneer zij alleen in een gezelschap verkeerden waar men opeens ontdekte wie zij waren. Maar dat was niet waar: zij spiegelden zich slechts in het aanschijn van hun man. Het was haar de laatste weken al een paar keer overkomen. Telkens verraste het haar. Ze vond het afschuwelijk om op die manier herkend te worden, maar tegelijk irriteerde het haar wanneer de naam van haar man in combinatie met zijn beroep niets bij de mensen opriep.

‘Ben jij familie...’ begon Henk.

‘Zijn vrouw.’

‘Wie bedoel je toch?’ vroeg Ronnie.

‘Toussaint, die advocaat van M.,’ zei Henk. En tegen Nila: ‘Ik weet niet eens zijn naam.’

‘Melgers,’ zei Nila.

‘Bedoel je dat jouw man die, die vent verdedigt die ze een paar maanden geleden gepakt hebben?’

Ze kon de zin bijna niet aan.

‘Ik kan er niets aan doen,’ antwoordde Nila. ‘Zo gaat het nu eenmaal.’

‘Ik neem je ook niets kwalijk!’ riep Ronnie, zichzelf hernemend. ‘En ook zo'n man moet een advocaat hebben. Tenminste, moet dat eigenlijk?’

‘Dat vinden we nu eenmaal fair,’ meende Henk.

‘In dit geval lijkt het woord fair mij niet op zijn plaats,’ zei Ronnie met grote beslistheid. ‘Maar er zullen wel redenen zijn dat ze zo'n smerige oorlogsmisdadiger toch nog een advocaat laten kiezen.’

Nila keek haar gelaten aan. De discussie die nu zou beginnen had zij al zo vaak gevoerd. Ronnie liet zich makkelijk meeslepen door haar emoties. Henk probeerde de zaak zo koel mogelijk te bezien.

[pagina 37]
[p. 37]

Steeds meer voelde Nila de neiging in zich opkomen de waarde van haar gezelschap af te meten aan de argumenten die zij wisten te bedenken. Oppervlakkig bezien klopte het niet wanneer iemand een oorlogsmisdadiger ging verdedigen. Iedere niet-jurist moest twee keer slikken als hij dat hoorde. Maar misschien was dat wat overspannen uitgedrukt. Het zou de meesten van haar vrienden een zorg zijn. Toch aarzelden zij meestal een ogenblik wanneer zij hoorden dat Frits deze Melgers verdedigde. Waarom deed hij het? Waren er soms gronden aan te nemen dat de joden in het kamp zelfmoord hadden gepleegd? Zagen ze Melgers aan voor een ander? Vragen die ze net zo goed niet konden stellen.

Frits was in principe besmet en Nila kon hem tegenover iedereen gemakkelijk schoonwassen. Het maakte haar alleen nerveus dat ze de neiging voelde dat ook te doen, iedere keer opnieuw, na iedere publikatie over de zaak.

‘Je bent een beetje fel tegen Nila,’ zei Henk na enig heen en weer gepraat tegen zijn vrouw. ‘Nila heeft ons ontzettend geholpen en nu zitten we gezellig te eten.’

Als ik je nou eens niet geholpen had, dacht Nila.

Zij moest er opnieuw doorheen. De verwarring waarin vooral Ronnie verkeerde had zij zelf gekend. Het was niet de directe woede van mensen die de oorlog van begin tot einde hadden meegemaakt, maar een mengeling van aangeleerde schaamte en mededogen met slachtoffers. Moreel gevoel dat ze zich via hun opvoeding hadden eigen gemaakt, gekruid met primitieve afkeer tegenover alles wat zich buiten hun directe gezichtsveld bevond. Frits stond daar op dit ogenblik buiten. In beginsel voldeed hij slechts aan zijn verplichtingen.

‘Je kijkt nu heel anders tegen me aan,’ zei Nila tegen Ronnie. ‘Dat heb ik de laatste tijd vaak meegemaakt. Vind je dat niet vreemd? Het ene ogenblik ben ik een eenzame in de steek gelaten moeder van twee kinderen en het volgende moment de vrouw van de compagnon van een oorlogsmisdadiger.’

‘Mij ben je er niet minder om,’ zei Henk onhandig.

‘Dat bewijst dat ik gelijk heb. Eerst was ik iemand die je ontmoet had en die zelf eigenschappen kon hebben. Nu ben ik de vrouw van mijn man en dus in principe hetzelfde als hij. Je begint me nu al te vergoelijken.’

‘Wat zijn we zwaar op de hand,’ zei Ronnie, onrustig om zich heen kijkend.

[pagina 38]
[p. 38]

Zij begon zich te schamen. Nila voelde zich niet ontevreden.

‘Waar blijft de ober toch met het ijs. De kinderen zijn doodmoe,’ zei Henk.

Suze zat tegen haar moeder aan gedrukt, een duim in haar mond.

Wat een lief kindje, dacht Nila. Maar de vertedering bracht niet de behoefte bij haar boven het kind over haar hoofd te strelen. Wat dit soort dingen betreft voltrok zich langzamerhand een verandering in haar. Het ouder worden ging geleidelijk aan gepaard met een toenemende afstandelijkheid. Zij had het gevoel dat zij afwezig raakte. De tafel met zijn aangezetenen raakte langzaam op de achtergrond, gleed van haar weg. Het verdedigen van oorlogsmisdadigers en het strelen van kinderen liepen in elkaar over, alsof ze op een natuurlijke wijze in elkaars verlengde lagen. Wat was er in haar aan de gang? Dit terzijde treden overkwam haar de laatste maanden steeds vaker. Zij kon er geen weerstand aan bieden. Zij keek naar zichzelf en voelde zich een ogenblik uiterst rustig.

Zij had Henk en Ronnie uitgekozen omdat zij zich ellendig voelde.

Zij kenden elkaar nauwelijks een paar uur, waarin zij vol goede moed naar een restaurant waren gegaan. Nu kwam er alweer een eind aan hun ongedwongenheid. Een schaduw lag over de tafel. En Nila wist dat het die van haar was.

Toen ze op de terugweg voorbij de dancing liepen, zei Nila:

‘In dit soort dingen ging je dansen toen je verloofd was. Je behoort tegenwoordig al bij een bepaalde generatie als je verloofd bent geweest.’

‘En daarna nog getrouwd ook,’ zei Henk.

Zij liepen verder. Het was donker geworden en kil. De kinderen renden voor hen uit. Zelfs de kleine Suze was weer klaar wakker.

‘Wil je nog iets bij ons drinken?’ vroeg Henk toen ze het parkje hadden bereikt. ‘Ik heb het een en ander taxfree ingeslagen.’

‘Ik ben een beetje moe,’ zei Nila. ‘En ik wil de kinderen liever niet alleen laten als ik ze laat in bed doe.’

‘Ik wil je nog iets zeggen,’ zei Ronnie langzaam en verlegen, toen Henk een paar passen van hen vandaan was gegaan. ‘Ik wilde je niet kwetsen in het restaurant.’

‘Waarom zou ik denken dat je me wou kwetsen?’

‘Jullie lopen ook hard van stapel!’ riep Henk lachend, nadat hij zich abrupt had omgedraaid. ‘Kennen elkaar amper een paar uur.

[pagina 39]
[p. 39]

En zijn al aan het kwetsen en excuses maken.’

‘Echte vrouwen,’ zei Nila.

Zij keek hem aan. Hij had vriendelijke ogen. Wat waren kenmerken van vriendelijke ogen? Iets in de kleur, de stand ten opzichte van andere delen van het gezicht. Wat had het te betekenen? Niets. Behalve dat het niet onprettig stemde.

‘Ik begrijp jullie best,’ zei ze zonder na te denken. ‘Het gebeurt tenslotte zo vaak. Ik wil het ook niet te zwaar zien. De mensen reageren er een beetje vreemd op.’

Zij wachtte even. Toen zei ze:

‘Mijn grootmoeder was een slachtoffer van de Duitsers. Ik sta zelf ook niet onbevooroordeeld tegenover die dingen.’

‘Maar hij is je man,’ zei Ronnie.

‘Ik kan het je precies uitleggen,’ zei Nila. ‘Maar niet nu. Ik ben moe.’

Henk stak zijn hand uit. Toen boog hij zich snel naar voren en kuste haar op haar wang.

‘Zien we je morgen?’ vroeg hij. ‘Als je het tenminste leuk vindt.’

 

In haar bed maakte zij zich kwaad op zichzelf om de opmerking over haar grootmoeder. Daarin lag een verontschuldiging voor iets dat volkomen normaal was. De oorlogsmisdadiger Melgers had een advocaat toegewezen gekregen. In een geval als het zijne konden ze niet de eerste de beste advocaat van de balie die toevallig aan de beurt was voor piketdienst aan het geval zetten. Daarom hadden ze het kantoor waar Frits werkte ingeschakeld. De leden van de maatschap hadden Frits gevraagd of hij de zaak op zich wilde nemen. Wat kon hij anders dan toestemmen als hij omhoog wilde komen? Als hij het had gewild had hij zich aan de verdediging van de man kunnen onttrekken. Dan had hij misschien een goede beurt gemaakt bij zijn vrienden, onder wie andere advocaten, en een slechte bij een aantal leden van de balie, vooral bij zijn superieuren. Zo sneed zelfs dit ogenschijnlijk uitsluitend morele mes van verschillende kanten. Wilde hij hogerop? Opgenomen worden in de maatschap? Of wilde hij zijn naam zien te vestigen als verdediger van alleen moreel te rechtvaardigen beklaagden. Dan zou hij het wel niet druk krijgen.

‘Iedereen heeft recht op een verdediger,’ had Frits met enige strengheid opgemerkt. ‘Dat is nu eenmaal het systeem.’

[pagina 40]
[p. 40]

‘Dat je me over mijn hoofd aait omdat je met me naar bed wilt is ook een soort systeem,’ had ze gezegd.

Ze wilde dat ze die laatste woorden nu kon herhalen.

Zij voelde zich opnieuw onrustig, maar het lome gevoel dat zich tijdens de maaltijd van haar meester maakte, was vervangen door een lichte opwinding.

Iedere advocaat heeft recht op zijn misdadiger.

Zij sloot haar ogen en stelde zich voor hoe Henk Volnaar haar pijn deed. Zij sprong als een furie op hem af en ranselde hem waar ze maar kon. Ze zou zijn gezicht willen zien als ze hem deelgenoot maakte van deze voorstelling. Haar afkeer van zijn vriendelijkheid werd opeens zo groot dat zij erdoor in opwinding raakte. Maar het was geen hartstocht voor de liefde die haar dreef. Zij begreep haar heimelijke wensen niet.

Zij sloot haar ogen, in de zekerheid dat zij voorlopig niet in slaap kon komen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken