Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedmadonna (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedmadonna
Afbeelding van BloedmadonnaToon afbeelding van titelpagina van Bloedmadonna

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (12.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedmadonna

(1998)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 99]
[p. 99]

Stenen lijf

Op zijn vakantiereizen kocht Rog madonnabeeldjes, kleinodiën waarmee hij trouwe kerkgangsters verblijdde, die dit opvatten als een beloning voor goed gedrag.

Een replica van de madonna van Medjugurje, dezelfde die gebloed had in Civitavecchia, had hij in het jaar van die nog altijd onverklaarde gebeurtenissen in Itahë gekocht; hij had zelfs een omweg gemaakt om naar het wonder te gaan kijken, in de hoop maar zeker niet de verwachting dat hij het bloeden zelf zou mogen waarnemen. Het beeldje zelf had hij niet te zien gekregen, wel foto's waarop de witte madonna bloed weende.

Deze replica wilde hij aan Agnes geven, als zij ter biecht was verschenen. Echte mannen, had hij wel eens gedacht, geven meisjes ringen of parfum. Zelf zou hij nooit verder komen dan een beeldje, maar de liefde waarmee hij het aan zijn parochiegenotes overhandigde was er niet minder om.

Onwillekeurig had hij de madonna van Medjugurje de laatste tijd veelvuldig in handen genomen. Dat was niet toevallig: het beeldje fungeerde als pressepapier op zijn bureau. Mevrouw Schillemans zette graag en vaak de ramen open. Naar haar onmogelijk bij te Stellen mening hing er in mannenkamers onveranderlijk een ondraaglijke stank; in de huiskamer hoefde meneer pastoor het niet te wagen zijn sigarenkoker uit zijn binnenzak te halen.

Het beeldje straalde warmte uit, alsof elke keer dat hij het vasthield het gloeien van zijn hand werd gevoegd bij de hitte die er al in was opgeslagen. Straks, als hij het beeldje aan haar had gegeven, zouden al die aanrakingen hun gezamenlijke warmte naar haar uitstralen. Hij zou het zelfs nog veel langer bij zich willen houden, omdat hij het genot wilde uitstellen. Maar er was ook een diep verborgen angst in hem dat zij hem zou uitlachen.

Niemand had hij met wie hij over zijn dromen kon praten. Wel vertelde hij zijn huishoudster altijd voor wie zijn nieuwe aankopen bestemd waren.

[pagina 100]
[p. 100]

Ondanks de suggestie van heiligheid die de beeldjes aankleefde, had mevrouw Schillemans toch een moment van twijfel gekend toen ze een keer zonder kloppen de kamer van de pastoor was binnengegaan, in de veronderstelling dat hij niet thuis was. Rog zat achter zijn bureau, met een enigszins rood gezicht, in zijn rechterhand een sigaar, het beeldje in de andere. Devotie omkringeld door rook, ook trouwens in haar geest, waar argwaan ontstond jegens deze overdreven godsvrucht. Zelf had ze al drie van die beeldjes; hij bracht ook wel eens iets anders voor haar mee; één keer een rozenkrans en een sliert bloemenzeepjes uit de Provence. Over een paar maanden was het weer zover; de pastoor wilde naar Spanje; ze had helemaal geen plaats voor nog een beeldje, bovendien suggereerde zo'n peloton heilige moeders een devotie die zij zo sterk niet kende. Zij was de meid van de pastoor, zo zag zij zichzelf; in alles zou zij hem volgen; één keer slechts had zij hem voor de deur van haar kamer horen scharrelen, zij was op alles voorbereid. Dat kind, die Agnes, haatte ze. Die kon mannen in het verderf storten; zelfs een bisschop achtte zij niet veilig voor dat loeder, al had ze dan geen moeder meer en was haar vader garagehouder, niet bepaald een eerzaam beroep als je het tuig zag dat luid toeterend door het dorp racete.

Toen zij de pastoor zag zitten, was zij toch ontroerd geraakt door diens vertoon van vroomheid; ondanks de smerige askegels in zijn kamer hield hij werkelijk van de Maagd, net als zij, maar het uiterlijk vertoon mocht hij achterwege laten.

‘Wanneer gaat u dat beeldje nou eens aan dat meisje geven?’ had zij kortgeleden, schijnbaar achteloos gevraagd.

‘Hoe bedoel je?’

‘Het staat hier al zeker een halfjaar.’

‘Heb ik je dan verteld voor wie het bestemd is?’ Zijn stem klonk alsof hij oprecht verwonderd was.

‘Dat weet u best,’ zei ze snibbig.

‘Vind je het niet een fraai exemplaar?’

‘Ze gooien je toch zeker dood met zulke troep waar u op vakantie gaat.’

‘Emilie Schillemans,’ zei Rog, zijn wijsvinger heen en weer zwaaiend. ‘Pas op je woorden.’

[pagina 101]
[p. 101]

‘'t Is allemaal goedkope rommel voor toeristen.’

‘Mag een gelovige geen toerist zijn?’

‘En degene die ze maakt, wil er daarom ook helemaal niets aan verdienen.’

‘De Heilige Moeder zou niet wensen dat zij gratis van de hand ging. Dat zou jij zelf ook niet willen.’

Mevrouw Schillemans vroeg zich af wat hij precies bedoelde.

‘Denkt u dat het helpt, bij haar,’ vroeg ze, ‘zo'n beeldje?’

Rog glimlachte. ‘Bij jou heeft het ook geholpen.’

Met een venijnige blik keek mevrouw Schillemans haar werkgever aan.

Het stenen lijfje van het beeldje nam ook deze nacht de warmte op die Rog via zijn handen uit zijn lichaam voelde komen en straalde deze, op onverklaarbare wijze nog tientallen malen vermenigvuldigd, uit in de richting van degene die hij met het geschenk hoopte te verblijden.

Zoals vele keren eerder dacht hij na over begeerte.

 

Die nacht, toen zijn gast allang sliep, zat Rog in zijn werkkamer bij het schijnsel van de art deco leeslamp die niet uit liefde voor antiek gekocht was maar er al gestaan had zo lang pastoors zich hier aan hun gedachten hadden overgegeven (hij herinnerde zich zelfs al niet meer wanneer hij voor de laatste keer een lamp had verwisseld). Voor hem lag een blocnote waarop hij slechts enkele krassen had gemaakt en de woorden ‘In deze tijd, vol kunstmanen die door het luchtruim zweven om ons beelden vol bloed en kommer te tonen...’ Wat moest hij erachter zetten. Hij dacht aan ‘is er in ons dorp een wonder geschied’. ‘Geschied’ of ‘gebeurd’. ‘Gebeurd’ was gewoner, waarschijnlijk zelfs te gewoon. Ongelukken gebeuren, wonderen geschieden, en diarree, waarvan hij die avond last had gehad, overkomt je. Zo lag de verdeling. Misschien had het woord ‘geschieden’ zo'n ouderwets tintje gekregen omdat de wereld nog maar bitter weinig wonderen voortbracht; God had de mens zo intelligent geschapen dat deze het heelal inmiddels al te goed was gaan begrijpen.

Mocht hij er van uitgaan dat de mens iets volmaakts in zich had? Eigenlijk kon het niet anders. God zou niet met opzet een

[pagina 102]
[p. 102]

in alle opzichten tekortschietend wezen hebben gecreëerd om zijn toorn erop uit te leven, waarna hij vervolgens mooi weer kon spelen door zijn eigen schepping te redden. Gelukkig was God onbegrijpelijk, anders had alleen al deze gedachte hem zijn ambt gekost.

Aarzelend of hij de gedachte zou voortzetten, betastte Rog met zijn vingertoppen het beeldje, dat voor hem op het bureau stond. Onwillekeurig, met een onverklaarbare ongerustheid, dacht hij aan Agnes. Als zij langskwam voor de biecht, zou zij dichtbij hem zitten; zweeg haar stem dan kon hij altijd nog haar adem horen, en zij de zijne. Aan dat wederzijdse ademen probeerde hij niet te denken.

Hij maakte zijn vingers los van het beeldje en haalde voorzichtig een sigaar uit de koker naast de blocnote. Hij keek op zijn horloge. Al ging hij nog zo laat slapen, wakker werd hij de laatste jaren steevast om een uur of zes. Het was half twee. Hij topte de sigaar, streek een lucifer af en zoog het vlammetje de tabak binnen.

Op dat moment hoorde hij stemmen op straat. Een auto reed voorbij. Daarna werd er een aantal keren nerveus bij de pastorie aangebeld. De vrouw van de burgemeester, gekleed in trainingspak, met een loshangende rode wollen sjaal om haar hals, vroeg of hij meeging. Terwijl zij hem in enkele korte, toonloze zinnen op de hoogte stelde van wat hem te wachten stond, bracht zij hem in haar auto naar de plaats op enkele honderden meters buiten het dorp waar een aantal dorpsgenoten zwijgend toekeek hoe twee agenten van de streekpolitie een begin maakten met hun onderzoek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken