Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedmadonna (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedmadonna
Afbeelding van BloedmadonnaToon afbeelding van titelpagina van Bloedmadonna

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (12.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedmadonna

(1998)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 113]
[p. 113]

Pandora's eigenzinnigheid

[pagina 115]
[p. 115]

Natte mantels

Toen Hanna in het opkomend ochtendlicht haar denken probeerde uit te schakelen, overspoelde een vloedgolf van tegenstrijdige gevoelens haar. De levende en de dode Agnes tolden in het rond. De levende schreeuwde, harder dan Hanna het zich uit de werkelijkheid herinnerde. Zij schreeuwde dat Hanna op moest rotten, haar met rust laten. In dat beeld kwam ook Franske voor. Agnes rende naar hem toe, greep hem bij zijn arm, rukte hem mee.

De andere Agnes was een dood ding in de kolk.

Voorzichtig, om Wolffers niet te wekken, stond zij op, ging naar de wastafel en dronk uit de kraan. Het overschietende water kolkte weg door de afvoer; het was alleen maar water, bijna een geruststelling.

Gedurende de korte tijd waarin zij in haar geheugen naar Agnes had gekeken, had het er ook even op geleken alsof zij samen in de draaikolk rondtolden, alsof zij met het meisje samenviel.

Het was slechts een korte gewaarwording geweest en de inbeelding was weer even snel verdwenen als zij was opgekomen. Zij kneep haar ogen samen en probeerde Agnes opnieuw op te roepen; zij probeerde het beeld van de dode te verdringen door er dat ene moment voor in de plaats te stellen waarop zij voor het meisje had gestaan.

En zij begreep waarom Agnes haar had toegeschreeuwd van Franske af te blijven, waarom het haar zo woedend maakte dat een vreemde zich bemoeide met de jongen die van haar was.

Razendsnel had haar geest een constructie bedacht die de werkelijke situatie in een ander licht plaatste, al kon zij de sa-

[pagina 116]
[p. 116]

menstellende delen van de constructie op dat moment niet definiëren. Misschien maakten constructies haar sterker, kon zij beter leven vanuit een idee, een samenhangend stelsel van gedachten dat zij zelf had opgezet en uitgewerkt. Zij wilde niet worden voortgedreven door zich dagelijks vernieuwende indrukken, die zich aaneenregen, soms als los zand uit elkaar vielen en dan weer werden opgestuwd door een emotie die chaos opriep. Chaos was er in het huis van Epimetheus, waar een vat stond dat alle ziekten en rampen bevatte. Toen de nieuwsgierige Pandora het deksel ervan opendeed en van schrik snel weer sloot, sloeg de kwalijke inhoud van het vat naar buiten, behalve de ijdele hoop. Als je de wanhoop voor wilde zijn, kon je daarom maar beter alles in een eigen vat duwen. Eventueel kon je dat aan de buitenkant beschilderen met uitbeeldingen van dezelfde rampen, maar dan wel op een eigen manier gerangschikt.

 

Ondanks haar orde scheppende voornemens voelde Hanna zich nog altijd opgejaagd. Had de krant haar met de verkeerde opdracht opgezadeld en haar ten onrechte naar een plaats gestuurd waar het verstand had plaatsgemaakt voor de meest primitieve gevoelsstromen?

Was niet de madonna neergedaald in Uffel, maar Pandora?

 

Nadat zij toch in slaap was gevallen, deed zij met haar moeder boodschappen. Gedurende het grootste deel van de weg zat zij in een wandelwagentje, maar voor de deur van het warenhuis liet haar moeder haar uitstappen en vouwde het wagentje op. ‘Nu mag je zelf lopen,’ zei haar moeder. Dat had zij onderweg al gewild. Maar haar moeder had nog meer te doen, zoals op andere tochtjes, naar andere winkels. Haar moeder gedroeg zich altijd gehaast. Zij stapte uit het karretje en voelde de hand van haar moeder. In het warenhuis was het druk. ‘We gaan eerst naar de parfums,’ zei haar moeder. Even later bukte een aardige juffrouw zich over de toonbank en gaf haar een doosje, waaruit zij een flesje peuterde. Toen zij het dopje eraf had, hield zij het flesje omhoog, voor haar moeder. Maar haar moeder was verdwenen. Hanna keek om zich heen. Waar was haar moeder? Plotse-

[pagina 117]
[p. 117]

ling angstig begon zij te lopen, zij moest haar moeder vinden, haar moeder was kwaad op haar. Zij wist niet waarom, misschien omdat zij het flesje had opengemaakt. Alle vrouwen droegen donkere jassen. Buiten regende het; haar moeder liep in de regen naar haar te zoeken. Zij moest haar moeder vinden, zij mocht haar moeder niet in de regen laten rondlopen, zoekend naar haar. Maar zij kon de uitgang niet vinden. Steeds sneller begon Hanna te lopen. ‘Mamma,’ schreeuwde zij, maar haar stem leek te verdwijnen onder natte, zwarte mantels. Daarboven strakke, witte gezichten. Zij schreeuwde nog een keer. Iemand pakte haar vast. Haar moeder lachte.

‘Ik had je wel in de gaten,’ zei haar moeder. ‘Ik wou eens zien wat je zou doen als je mij miste. Ben je geschrokken? Nee toch!’ Zij pakte Hanna op en tilde haar omhoog. Hanna zette het op een huilen door de onverhoedse beweging. Ze kneep haar handjes zo stijf om het flesje dat het brak. Een sterke geur verspreidde zich door de winkel. Haar moeder lachte nog eens en zette haar neer op de grond. Hanna opende haar handjes. Die zaten vol glas en bloed.

 

Wolffers boog zich over haar heen.

‘Ik moet er vandoor,’ zei ze. ‘Ik heb al ontbeten.’

‘Waarom heb je me niet wakker gemaakt?’

‘Ja,’ zei Wolffers, ‘dat lukte even niet. Of heb je je slapend gehouden?’

Hanna ging rechtop zitten. ‘Hoe kom je daar nou bij?’

‘Ik heb haast,’ zei Wolffers. ‘We bellen wel.’

Zij kuste Hanna op haar voorhoofd. Hanna wilde iets zeggen, maar ze wist niet wat. Zij moest haar vriendin iets vertellen. Het duurde maar een paar seconden voordat zij zichzelf had teruggevonden. Wolffers pakte haar tas en verliet de kamer. Een ogenblik voelde Hanna het als een soort opluchting dat het Wolffers was die wegging, niet haar moeder.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken