Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedmadonna (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedmadonna
Afbeelding van BloedmadonnaToon afbeelding van titelpagina van Bloedmadonna

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (12.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedmadonna

(1998)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 174]
[p. 174]

Het meldpunt

Patries herkende haar onmiddellijk toen zij de deur geopend had. Natuurlijk had zij al vernomen wie de beroemdheid was die zich in het dorp ophield. Zoals vele lezeressen had zij een mateloze bewondering voor Dantzig, die een bedwelmende mengeling tot stand wist te brengen van gevoel en verstand. Van het eerste had de burgemeestersvrouw zelf meer dan voldoende; voor het verstand betekenden de gedachten van de schrijfster een troost tijdens de vele avonden die zij alleen doorbracht. Veraf, maar in haar woorden dichtbij, vertolkte Dantzig de rol van intellectuele vriendin; het vanzelfsprekende kreeg bij haar een diepere betekenis.

De burgemeestersvrouw kon de gedachte nauwelijks bevatten dat het bewonderde voorbeeld door Uffel dwaalde.

En toen stond Dantzig opeens voor haar.

 

Op haar vijfde verjaardag had Patries in de vroege herfst een engel in de tuin gezien. Die engel stond onder een boom en at een van de pruimen, die in overvloed op de grond lagen. Dit had haar aan het twijfelen gebracht. Voorzover zij wist aten engelen geen pruimen, en ook geen vlees; het fijne wist zij er niet van. De engel had naar haar gewenkt, zich gebukt en ook voor haar een blauwe glanzende pruim van de grond gepakt. De sierlijke beweging waarmee de engel zich naar de grond richtte, gaf haar zicht op de ragfijne vleugels. Die waren zo dun dat zij zich nauwelijks kon voorstellen dat je ermee kon klapwieken, laat staan vliegen. Aarzelend deed zij een stap naar voren om de pruim in ontvangst te nemen, maar op datzelfde moment was de engel verdwenen; de vrucht zweefde in de lucht. Patries sprong naar voren en pakte hem, alsof hij een vlinder was. Moest zij hem opeten of meenemen en aan meneer pastoor laten zien? Maar dat was niet de bedoeling, zij moest hem eten en wel meteen. Misschien zou zij vervolgens veranderen in een prinses, want voor een engel was het nog te vroeg, tenzij je erg ziek was zoals een

[pagina 175]
[p. 175]

meisje uit de klas boven haar. Zij hapte in de pruim en wachtte. Er gebeurde niets. Verderop was een vijvertje. Zij hep ernaartoe en spiegelde zich in het heldere water. Niets leek veranderd. 's Avonds moest zij drie keer met kramp naar de wc. ‘Hoeveel pruimen heb jij gegeten?’ vroeg haar moeder. ‘Eén,’ antwoordde zij, zonder iets over de engel te durven zeggen. Van engelen kreeg je het niet aan je darmen.

Haar verdere leven had zij het voorval met iemand willen bespreken. Hoe het mogelijk was dat zij een engel zag, terwijl ze niet eens geloofde dat die echt was. In het begin had zij beroemd willen worden, zoals andere meisjes die de Moeder Gods gezien hadden. Maar haar engel was van lagere orde dan de Moeder der Smarten. Als het waar was wat zij gezien had, ging het om een lid van het gevolg dat poolshoogte kwam nemen of de Gebiedster zelf kon afdalen.

Patries woonde toen in de Betuwe.

Omdat het voorval haar altijd was bijgebleven, had zij er, ondanks de twee jaar waarin zij Frans gestudeerd had, altijd rekening mee gehouden dat er op een dag iets kon gebeuren van een ongekende hevigheid. Met haar of met haar omgeving. Niet voor niets had zij de madonna een bezoek gebracht; op haar knieën liggend had zij gebeden. Dit had de engel in haar herinnering teruggebracht, sterker dan tevoren, met een nieuwe glans.

Van de moord op Agnes kon Patries zich niet voorstellen dat die losstond van de overige gebeurtenissen. En nu stond haar idool Dantzig op de stoep. Was dit toeval? Of vormde deze verschijning een onderdeel van een veelomvattender plan, dat haar leven nieuwe zin kon geven nu met ingang van dit studiejaar de laatste van haar twee kinderen het huis uit was gegaan?

Als het de Moeder was die Dantzig naar haar toezond, dan lichtte zij daarmee meteen een tip op van de sluier rond haar bedoelingen: zij zond Uffel niet zo maar een begenadigd schrijfster, die in verstand en gevoel alle mensen die zij kende, en vooral haar echtgenoot, verre overtrof.

‘Maar kom toch binnen, mevrouw Dantzig,’ riep Patries bedrijvig. ‘Wat ontzettend leuk.’

[pagina 176]
[p. 176]

‘Nou, even dan,’ zei Dantzig. ‘Ik kwam eigenlijk voor uw man.’

‘Die ga ik voor u bellen. Kom gezellig binnen. U heeft vast dorst gekregen van het interviewen.’

‘Ah, de dorpstamtam heeft geroffeld.’

‘Ik had erop gehoopt dat ik u kon ontmoeten.’

‘Nou, hier ben ik dan,’ zei Dantzig. Zij stak haar hand uit. ‘Karin.’

‘Patries.’

‘Ik maak een reportage voor Weekblad.’

‘Uffel in Weekblad,’ riep Patries uit. ‘Dat zal mijn man geweldig vinden.’

‘Denk je niet dat de vróuw van de burgemeester in het geval van een menstruerende madonna voor de lezer interessanter is dan haar man?’

‘Dat zou ik niet zomaar durven zeggen,’ zei Patries blozend.

‘En als ik het zeg?’

‘Ik heb al uw boeken,’ zei Patries.

Deze bekentenis had Dantzig vaker gehoord.

‘Voor we verder gaan,’ zei ze, de ruime vestibule van het burgemeestershuis binnenstappend. ‘Ik vrees dat ik hier vannacht moet blijven. Is er een behoorlijk hotel in het dorp?’

‘Maar u blijft natuurlijk hier logeren,’ riep Patries spontaan.

Dantzig glimlachte. ‘Je moet me tutoyeren,’ zei ze quasi streng. Gelukkig lagen er geen jassen op de vloer en de paraplubak puilde niet uit van de tennisrackets en hockeysticks.

‘De kinderen wonen op kamers,’ zei Patries. ‘En we kunnen Piggelmee en Vannelle buitensluiten. Ben je allergisch voor katten?’

‘Allergisch voor mensen.’ Dantzig lachte. ‘Maar dat valt af en toe best mee.’

Patries bloosde opnieuw. Toch legde zij brutaal haar hand op Dantzigs arm en voerde haar mee de lichte huiskamer in. ‘Kom,’ zei ze, al wat losser in haar bewoordingen. ‘Ik ga gauw iets inschenken. Mijn man heeft het druk met de moordzaak en de bloedende madonna. Weet je wat, ik laat eerst de logeerkamer zien.’

[pagina 177]
[p. 177]

Zij zaten al weer enkele uren op de bank. Patries had hapjes uit de magnetron getoverd. In de vooravond liet de burgemeester weten dat hij op het crisiscentrum in het gemeentehuis bleef. Als hij de zaken tot een goed einde bracht, kon hij misschien snel hogerop, weg uit Uffel.

‘Begrijp jij dat zo'n onderzoeker niets kan vinden?’ vroeg Patries. ‘Geloof jij in een wonder?’

‘Nee.’

‘Maar wat is het dan?’ vroeg de burgemeestersvrouw zich af. ‘Ik ben wel gelovig, maar niet zo hevig meer als vroeger.’

‘Welles of nietes,’ zei Dantzig. Zij vond Patries aardig.

‘Het is welles en nietes.’

‘Waarom welles?’ vroeg Dantzig.

Patries flapte het eruit voordat zij er erg in had. ‘Omdat ik vroeger een engel heb gezien.’

‘Een engel,’ zei Dantzig, bedachtzaam.

Patries knikte ernstig.

‘Als dat echt zo is,’ zei Dantzig, ‘en als jij dat zegt, twijfel ik er niet aan. Maar als dat madonnabeeldje echt heeft gebloed, door ingrijpen van hogerhand,’ zij wees omhoog, ‘dan ben jij hier niet zo maar neergestreken. Dan ben je misschien voorbestemd.’

Patries rilde.

‘Wij moeten de dingen trachten te zien zoals ze zijn,’ zei Dantzig, ‘hoewel wij liever zouden zien dat ze waren zoals wij ze veronderstellen. Dat geldt ook voor zulke ongrijpbare entiteiten als engelen. Je hoeft heus niet op een universiteit gestudeerd te hebben om zulke simpele waarheden te begrijpen. Wat je onder woorden kunt brengen, heb je trouwens zelf in de hand. Begrijp je?’

‘Ja,’ zei Patries aarzelend. ‘Het is duidelijk.’

‘Hoe zie je mij?’ vroeg Dantzig.

‘Zoals je bent,’ antwoordde Patries, hopend dat ze het goed had.

‘Denk je dat ik ben zoals jij mij ziet?’ vroeg Dantzig.

‘Nee,’ zei Patries, nog langzamer dan daarnet. ‘Dat zal wel niet.’

‘Maar waarom niet?’ ging Dantzig verder. ‘Waarom zou ik

[pagina 178]
[p. 178]

niet zijn zoals jij mij ziet? Ik weet trouwens niet hoe jij mij ziet. Ik weet alleen hoe ik mijzelf zie en alleen als die twee beelden samenvallen kan er tussen ons contact ontstaan.’

‘Ja,’ herhaalde Patries. ‘Dat is zo.’

‘Hoe zie je mij?’ vroeg Dantzig. ‘Als de beroemde schrijfster of als een net als jij naar engelen en liefde verlangend mensenkind?’ Zij pakte het alweer lege glas van tafel en hield het op.

‘Verlang jij naar engelen omdat je ongelukkig bent?’ vroeg Patries, terwijl ze bijschonk. ‘Dat kan ik mij moeilijk voorstellen.’

‘Dan kijk je anders tegen mij aan dan ik,’ zei Dantzig. ‘Als we de dingen niet scherp stellen, komen we nergens.’

 

‘Maar je hebt vast niet echt een engel gezien!’ riep Dantzig opeens uit, toen de avond al een eind was gevorderd en Patries de tweede lege fles voor de zekerheid buiten de keukendeur had gezet.

‘Echt waar.’ De spanning was allang gebroken.

‘Echt waar is vals!’

Het kwam zelden voor dat Patries zich zo amuseerde. ‘Een echte engel.’

‘Een van vlees en bloed. Zo een wil ik er ook wel in bed hebben.’

Patries proestte het uit. ‘Waar laat je de vleugels dan?’

Plotseling werd Dantzig ernstig. ‘Een echte engel, ja?’

‘Een engel uit de hemel.’

‘Waarom heb je hem niet aangegeven bij het meldpunt?’

‘Wat voor meldpunt?’ vroeg Patries. Zij staarde in haar opgeheven glas en bewonderde Dantzig om haar achteloze reacties.

‘Ik bedenk maar wat.’ Dantzig boog zich voorover en raakte even haar hand aan. Een vreemde, onrustige gedachte daalde op Patries neer. De gedachte ging zo ver dat zij hem niet in woorden durfde te vatten. Maar hij liet zich niet verdrijven. Zij staarde naar Dantzig.

‘Wij moeten de waarheid vaststellen,’ zei deze. ‘Als wij ervan uitgaan dat de waarheid mijn artikel is. Ging het om een witte engel?’

[pagina 179]
[p. 179]

Een witte engel met zwarte lingerie. Zulke gedachten had Patries anders nooit. Hoe vaak was het uiterlijk van de verschijning in de loop van de jaren veranderd? Maar het bleef een witte engel, een heilig fantoom.

‘Wit,’ zei ze zacht. Ze dacht aan de kinderen, die in het weekend thuiskwamen met tassen vol was. Maar zij wilde zich niet bezighouden met degenen die in haar gegroeid waren; het was lang geleden dat zij ze in direct verband bracht met haar lichaam.

‘Ik heb zojuist een theorie ontwikkeld,’ zei Dantzig bedachtzaam. ‘Ik moest denken aan het verhaal van Assepoetser. Plotseling dacht ik dat het op de een of andere manier ook echt gebeurd is.’

Onwillekeurig begon Patries te lachen. ‘Je zegt Assepóetser.’

‘Zeg ik dat?’

‘Het is Assepóester.’

‘Wat maakt het uit. Het blijft een rare naam.’

‘Hoe moet ik Assepoester rijmen met een engel?’

Met verbazing in haar blik keek Dantzig haar aan. ‘Snap je dat nou niet?’

Patries voelde zich stom. ‘Als je zo lang woont in een suffig dorp als Uffel,’ zei ze verontschuldigend.

‘Denk goed na,’ spoorde Dantzig haar aan. ‘Assepoetser zag een fee. Geredeneerd vanuit de symboliek van sprookjes...’ Zij spreidde haar handen en keek Patries triomfantelijk aan. ‘Begrijp je het nu?’

‘Ja, ja,’ zei Patries. ‘Er begint mij iets te dagen.’

‘Het mag dan geen fee zijn geweest, maar dan toch in ieder geval een onverklaarbare verschijning. Een visioen, dat nieuwe krachten geeft. Las jouw moeder je vaak voor?’

‘Mijn moeder niet zo,’ zei Patries. ‘Maar mijn oma.’

‘Zie je nou wel, oma's, feeën, sprookjes. Allemaal één pot nat.’

‘Dus jij acht het mogelijk...’

‘Dat je grootmoeder Assepoetser aan je heeft voorgelezen en dat je daarna die engel zag.’

Patries kon het zich niet herinneren.

‘Een heuse engel?’

[pagina 180]
[p. 180]

‘Maar natuurlijk. Assepoetser zag toch ook een echte fee?’

Tegen deze logica kon Patries niet op. Toch vond zij het moeilijk de schrijfster op haar woorden te geloven; aan de andere kant hechtte zij veel waarde aan haar oordeel. Van sommige dingen wisten schrijvers nu eenmaal meer dan andere stervelingen, dat moest wel zo zijn, anders konden ze geen boeken schrijven en zeker niet zulke mooie als Karin Dantzig.

De schrijfster keek naar het plafond, met een blik alsof zij verwachtte dat daar ieder ogenblik de schaduwen van engelen konden opdoemen. Het moest dan wel een engel zijn die niet werd afgeschrikt door de uitwaseming van alcohol.

‘Ik leef in een andere werkelijkheid,’ zei Dantzig langzaam. ‘De gewone dingen in de wereld gaan mij nogal gemakkelijk voorbij. Ik zit opgesloten in mijn eigen hoofd.’

‘Hoe erg is dat?’ wilde Patries weten.

‘Het kan mij niet schelen,’ antwoordde de schrijfster. ‘Zo is het, zo moet het kennelijk zijn. Ik heb alleen baat bij mijzelf. Wat kan mij die moord schelen, dat beeldje? Het gaat erom wat in mijn hoofd gebeurt.’

‘Ben je een engel tegengekomen in je hoofd?’

Dantzig richtte haar blik omlaag, van het plafond naar de vrouw tegenover haar. En op dat moment gebeurde ook bij haar wat Patries al eerder was overkomen. Maar in het hoofd van Dantzig, dat zo sterk op zichzelf gericht was dat de dingen er een eigen vorm kregen, vertoonde de toegenomen spanning niet een taaie vorm, maar kreeg een lichtvoetig, bijna zwevend aanzien. Een zwevende spanning: eigenlijk een engel. In haar hoofd keek een engel haar aan.

Zij stond op en legde de twee passen af naar het bankje aan de andere kant van het rooktafeltje waar Patries zat. Daar knielde zij voor haar neer en nam het trillende lichaam in haar armen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken