Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedmadonna (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedmadonna
Afbeelding van BloedmadonnaToon afbeelding van titelpagina van Bloedmadonna

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (12.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedmadonna

(1998)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een verre reis

Ongestoord door ouders en dorpsgenoten had Franske een groot deel van de ochtend doorgebracht onder de boom waar hij de vorige dag had liggen slapen. Van slapen was het deze ochtend niet gekomen. Franske rekte zich uit, krabde zich op de borst en gaapte. De hemel was blauw. Niets in de lucht. Met stijve knieën stond hij op en begon op en neer te springen. Vervolgens besproeide hij het gras. Dromerig keek de jongen naar de harde straal die op de grond uiteenspatte. Nadat de aanvoer was opgehouden, bleef hij nog even in dezelfde houding staan en stopte toen zijn geslacht met een beslist gebaar terug.

Franske liet zijn hoofd in zijn nek zakken, keek omhoog, door het bladerdak van de boom, geeuwde nog een keer en liep resoluut de weg op die hem zou terugbrengen naar zijn woonplaats.

 

Op weg naar Uffel had Gregorius een besluit genomen. Hij wilde inderdaad een reis maken. In zijn geest ging hij de vakantiebestemmingen na die hij de afgelopen tien jaar had aangedaan. Op Bali had hij enkele weken een huisje bewoond, dicht bij de zee en vrijwel onopgemerkt door toeristen. Daarheen wilde hij Franske brengen. Hij zou ontslag nemen en in eenzaamheid rus-

[pagina 211]
[p. 211]

tig werken aan het boek waarvoor hij allang een titel had, Misleiding van het paradijs, met als ondertitel ‘Onderzoek naar hemelse verschijningen en bloedende madonna's’. Gregorius had altijd een spaarzaam leven geleid en bovendien beheerde de bank een kleine erfenis die hij voor de zekerheid op zijn eigen naam had gehouden. Voldoende rente voor een gematigd Spartaans leven in een derdewereldland. Wat dit aanging kwam het goed uit dat armoede meestal samenging met een aangenaam klimaat. Hij zou er wandelen met Franske en de jongen wonderbaarlijke verhalen vertellen. Samen wakker worden onder de klamboe. Een punt zetten achter het leven dat hij tot nu toe geleid had. Hij begreep best dat hij in een roes verkeerde. Naar een verklaring zocht hij niet. Niemand kon hem iets verwijten. Zo zag zijn besluit eruit. Hij voelde een grote kracht in zichzelf, een zekerheid waarvan hij ook weer niet versteld stond. Misschien kon hij de jongen echt iets leren. Een klein, zinvol bestaan voor hem opbouwen. Naar zingeving kon de mens het beste streven vanuit een zo onbevooroordeeld mogelijk startpunt.

 

Ver hoefde Franske niet te lopen. Hij was nog niet thuis geweest voor het middageten, aan de bereiding waarvan zijn moeder de laatste dagen toch al niet geregeld was toegekomen. Voordat het hongergevoel in zijn maag al te pijnlijke proporties had aangenomen, liep Franske de hoofdstraat binnen, waar hij bij de bakker een broodje kon krijgen. Bij de slager worst. Iedereen kende hem tenslotte.

Terwijl Franske nog juist voor sluitingstijd zijn adresjes afwerkte, stapte Gregorius bij Thieu binnen, die in de gang achter zijn schaal zat, als een patatbakker tijdens schooltijd.

‘Ik wil even alleen met jullie praten,’ zei Gregorius. ‘Ik heb iets belangrijks te bespreken.’

Thieu was op zijn hoede. ‘Mijn vrouw is niet thuis.’

‘Weet je wanneer ze thuiskomt?’

‘Vraag dat maar aan de pastoor.’

‘Ik wil met jullie praten over de toekomst van je zoon,’ zei Gregorius. ‘Misschien is het zelfs goed dat wij eerst als mannen onder elkaar zijn. Je weet hoe dicht moeders meestal bovenop hun kinderen zitten.’

[pagina 212]
[p. 212]

Thieu liet zijn afwerende houding een beetje varen. Iedere kritische opmerking in de richting van zijn vrouw was hem welkom, zelfs van die kwee. Sinds de gebeurtenissen met het beeldje had hij haar al helemaal niet meer kunnen benaderen. ‘Wat wilt u met de jongen?’ vroeg hij.

‘Wat ik wil,’ zei Gregorius. ‘Ik zou hem dingen willen leren. Daar hoef je niet om te lachen. Ik heb mij een paar keer met hem beziggehouden en ik zie voldoende kansen.’

‘Maak dat de kat wijs.’

‘Als ik zoiets zeg,’ zei Gregorius met nadruk, terwijl hij Thieu zo streng mogelijk aankeek, ‘dan is het waar. Maar als ik iets bij hem wil veranderen, dan zal ik mij als leraar over hem moeten ontfermen. Begrijp je wat ik bedoel?’

‘Wilt u hem elke dag komen halen?’

‘Integendeel,’ glimlachte Gregorius. ‘Ik zou hem een tijdje willen meenemen. Eerst voor onderzoek, in combinatie met een vakantie.’

‘En wie gaat dat betalen?’

‘Met al die inkomsten van jou,’ zei Gregorius, met een veelbetekenende blik op de offerschaal, ‘zou dat geen vraag moeten zijn. Maar in dit geval zal ik zijn opleiding voor mijn rekening nemen.’

‘Heeft u zoveel geld?’

‘Ach, de kerk...’ zei Gregorius, omhoogkijkend tot de betekenis van de woorden goed tot Thieu was doorgedrongen.

‘Gaat de kerk betalen?’

‘Laat dat aan mij over,’ zei Gregorius. ‘Ook de kerk heeft belang bij een gezond Franske.’

Thieu barstte in lachen uit.

‘Je kunt lachen wat je wilt,’ zei Gregorius, op quasi beledigde toon. ‘Maar ik wil toch dat je mijn voorstel in overweging neemt en met je vrouw bespreekt. Misschien zal een vreemde cultuur dingen in hem wakker roepen waarvan hij meteen profijt kan trekken.’

‘Zoals?’ vroeg Thieu.

‘Je moet mij vertrouwen,’ zei Gregorius. ‘Ik zie voldoende kansen om iets voor je zoon te betekenen.’

[pagina 213]
[p. 213]

‘Waarom zou u met die imbeciel op vakantie gaan?’

Gregorius stapte de huiskamer binnen, pakte een stoel en keerde terug naar de gang. Daar ging hij tegenover Thieu zitten. ‘Wat wil je weten?’ vroeg hij.

‘Wat u in hem ziet. Ik geef niets om praatjes van de kerk.’

‘Ik vind hem aandoenlijk,’ zei Gregorius, naar waarheid.

‘Vind u het ook aandoenlijk dat ie de hele dag aan zijn lul loopt te trekken?’

‘Je moet je schamen,’ zei Gregorius. ‘Zo kan een vader niet over zijn zoon praten. Ik denk dat ik hem iets kan leren. Deze omgeving heeft hij lang genoeg gezien.’

‘Hij trekt overal aan zijn lul. Moet u hem voor de grap eens meenemen naar de Efteling.’

‘Hoe groot is de invloed van zijn moeder?’ De mond van Thieu ging een beetje open. ‘De invloed van zijn moeder,’ herhaalde Gregorius. ‘Is Franske een moederskindje?’

‘Van zijn moeder mag hij niet trekken.’

‘En daarom misschien doet hij het expres.’

Thieu dacht een tijdje na. Juist arriveerden er enkele bedevaartgangers. ‘Is dit het huis van de madonna?’

Thieu knikte. ‘Wees welkom,’ zei hij, wijzend op bord en schaal. Een man haalde een tientje uit zijn portefeuille en legde het voor Thieu neer. Daarna gingen zij naar binnen.

‘Misschien heeft u gelijk,’ zei Thieu, nadat hij weer geruime tijd had nagedacht.

‘Ik heb gelijk. En in een werkelijk andere omgeving kan alles anders worden. Maar dat weet je nooit als je het niet probeert.’

Thieu keek hem recht in zijn ogen. ‘Wilt u hem echt meenemen?’

Gregorius knikte kort.

‘Het kan niet zonder toestemming van zijn moeder.’

‘Ik kom terug om met haar te spreken.’

‘Ze heeft haar bedenkingen tegen u. Dat snapt u ook wel.’

‘Ik meen wat ik zeg,’ besloot Gregorius het gesprek. ‘Ik ben een man met ernstige bedoelingen. Bespreek het met haar, ik kom terug.’

[pagina 214]
[p. 214]

Gregorius trof Franske terwijl deze, likkend aan een plak leverworst de slagerij verliet. Franske slaakte een kreet. Gehaast, bijna struikelend liep Gregorius naar hem toe. Hij omarmde de jongen en zag voor zich hoe hij hem zou zoenen.

‘Franske,’ zei Gregorius, hem meevoerend in de richting van zijn huis. ‘Heb je zin om samen met mij een grote reis te maken.’

‘Vliegeren,’ antwoordde Franske.

‘Wij gaan ook vliegeren,’ zei Gregorius. ‘Waar wij naartoe gaan zijn de mensen heel handig met bamboe. En dan maken we een grote vlieger, terwijl wij onder een boom aan het strand zitten. Heb je de zee wel eens gezien?’ Een brok schoot hem in de keel. ‘De zee,’ herhaalde Gregorius. ‘Waar niemand de overkant van kan zien. Zodat het lijkt alsof je op de rand staat van de aarde. Dat zul je gaan begrijpen; ik zal het je leren. Ga je met mij mee?’

‘Agnes mee,’ zei Franske.

Gregorius schudde zijn hoofd. ‘Samen,’ zei hij. ‘Wij gaan samen vliegeren. Maar ook rekenen en als het lukt een beetje taal.’

‘Taal?’

Een vergezicht zonder duidelijke tekening vormde zich in Gregorius. Dat hij de jongen echt iets kon leren, een beperkt aantal begrippen, zonder de woorden van het kwaad. En dat zij onder het voeren van die beperkte gesprekken samen zouden kijken naar het wisselen van dag en nacht, in de zoele warmte van de tropen. Waarom kon hij zich niet losmaken van zulke idyllische beelden, die hem deden huiveren door hun verlangende kracht; waarom geloofde hij er zelfs in dat hij zou slagen, dat dit de beloning zou zijn voor een eenzaam leven tussen het bedrog van mensen zoals hijzelf?

Franske keek star voor zich uit, maar het leek of hij glimlachte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken