Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedmadonna (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedmadonna
Afbeelding van BloedmadonnaToon afbeelding van titelpagina van Bloedmadonna

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (12.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedmadonna

(1998)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Samenhang

Hanna nam een douche en kleedde zich om naar buiten te gaan. Maar de onaangename onrust die haar vaker had bevangen als zij aan iets werkte, deed haar aarzelen. Op de rand van het bed zittend las zij het artikel voor de bijlage, waarin het verdwijnen van de madonna een weliswaar gratis verkregen maar toch passend sluitstuk vormde. Zij las de tekst fragmentarisch, slechts passages die borg konden staan voor het hoge gehalte van het geschrevene. In eerste instantie had zij zichzelf wijsgemaakt dat het stuk gaaf en onderhoudend was. Maar bij nader inzien was zij minder zeker. Wat ontbrak was iets dat zij met moeite ‘begrip’ durfde noemen. Begrip voor wat had plaatsgevonden, een greep op de weerbarstigheid van de gebeurtenissen. En toch ontbrak er op het eerste gezicht niets aan de reportage. Gesprekken met betrokkenen, sfeerbeschrijvingen, zelfs, zonder namen, haar ontmoeting met Agnes en Franske. Maar de paniek die haar bevangen had, en ook de tekeningen van Ramaer had zij buiten het stuk gelaten. Was dat zoals het hoorde? Kon zij haar hand in het vuur steken voor deze interpretatie van de gebeurtenissen?

Zij voelde zich ongemakkelijk en een beetje leeg. Zij moest het artikel de volgende ochtend inleveren. Daarna zou zij haar plaats innemen op de krant, wachten op de volgende opdracht en doen alsof er niets gebeurd was. Journaliste verslaat incident. De wereldgeschiedenis zou er niet door veranderen. Vaag verlangde zij naar iets ingrijpenders, hoewel zij een van de weinigen was die het beeldje had zien bloeden. Maar het had haar nauwelijks geschokt. Ook dit was hoogstens iets dat zij waarnam, niet meer en niet minder. Zij maakte aantekeningen, gaf de gebeurtenissen een rangorde en voegde er een aantal uitspraken van betrokkenen aantoe; dat was alles.

[pagina 233]
[p. 233]

En weer kwam de gedachte in haar op dat er iets essentieels aan het verhaal ontbrak. Een diepere, door haarzelf aangebrachte samenhang, die haar een gevoel van trots zou geven, omdat zij een probleem had opgelost, een eigen visie op de zaak gegeven, een hecht concept dan wel een elegant kaartenhuis had gemaakt. Maar er ontbrak iets; haar waarnemingen weigerden een samenhangende interpretatie, ze bleven brokstukken, ook in haar geest. Het artikel was niet geworden wat zij ervan gehoopt had; een doelloze verzameling feiten, zoals haar leven.

Zo was het precies. Zij leefde, daarmee was het gezegd. Zij at, dronk en sliep, al die dingen jaar in jaar uit. Plotseling deed zich iets voor, buiten de orde, en het had ook nog met geloof in een beter leven te maken. Beleefde de hemel een feestdag en hadden ze een grap bedacht, zich verkneukelend in de gevolgen op die rare aarde, waar het resultaat woonde van Gods enige foutje: de mensheid.

En zij begreep dat zij het antwoord zelf moest geven, niemand anders.

Opnieuw zette zij de computer aan. Wachtend op het oplichten van het scherm zag zij haar vader voor zich. Natuurlijk hij weer. Diep in de nacht kwam zij thuis van een feest en zag licht branden in zijn kamer. Zij klopte aan. Toen zij de kamer binnenkwam, zat hij achter zijn bureau, een vulpen in zijn hand. Hij stak zijn hand naar haar op en keek op zijn horloge. ‘Ik was de tijd vergeten,’ zei haar vader.

 

Hoe onthield je de tijd? Het ging altijd om momenten, schamele resten die zij moeizaam met elkaar probeerde te verbinden.

Omdat hij klaagde over voortdurende vermoeidheid, had zij de zomer voorafgaande aan zijn dood de vakantie met hem doorgebracht. Hij had een huis gehuurd in Toscane, tussen Florence en Siena. Zij verbleven er tijdens een hittegolf. Zoals gewoonlijk tijdens vakanties sliep zij uit. Haar vader kwam de kamer binnen, ging op de rand van het bed zitten, streelde haar over haar voorhoofd, terwijl zij nog half in slaap was. Het was een gebaar dat zij hem toestond, vanwege hun vroegere vertrouwdheid. Maar toen hij het gebaar herhaalde, veegde zij de

[pagina 234]
[p. 234]

hand weg. ‘Als ik je zo zie liggen,’ zei haar vader, ‘vind ik moeiteloos het kind in je terug.’

‘Jij ziet altijd dingen terúg,’ antwoordde zij, kattiger dan zij van plan was. ‘Jij moet altijd terugkijken.’

‘Zo is het,’ beaamde haar vader. Hij maakte een opgeruimde indruk, al een paar dagen. Hij spoorde haar aan op te staan en sleepte haar mee naar een stadje waar hij iets wilde bekijken. Zij vroeg niet eens meer wat. Hij kocht twee stukken verse panforte, die hij in zijn eentje opat. Hij zag er heel tevreden uit. Zelf voelde zij zich opgesloten, de toeristen irriteerden haar. Kon hij daaraan voorbijzien? Op een terras wees hij haar op iemand die een paar tafeltjes verderop zat. Een verre collega, zij groetten elkaar niet. ‘Hij heeft recht op zijn rust,’ zei haar vader. ‘Net als ik.’

Misschien hield haar vader niet van mensen, dat had zij toen bedacht. Maar het kon ook zijn dat hij zoveel hechtte aan hun samenzijn dat hij iedere inbreuk daarop verbood. Hij had er nooit moeite mee gehad zijn gevoelens voor haar en haar moeder onder woorden te brengen. Af en toe verkondigde hij die liefde te opvallend, als een bezwering. Meteen daarna trok hij zich terug op zijn eigen gebied, in zijn huizen waar de wind doorheen gierde maar die ook stille patio's bezaten en vijvertjes waar vissen met trage staartbewegingen tussen de lelies zwommen. Soms waren het kolossen van gebouwen, uitpuilend van de gewichtigheid van de ontwerpers.

 

‘Je wilt bij de krant?’ had haar vader gevraagd. ‘Weet je waarom?’

‘Weet je waarom jíj van oude huizen houdt?’

‘Ja,’ zei haar vader. ‘Dat weet ik precies.’ Hij glimlachte.

‘Fijn voor jou,’ zei ze gepikeerd.

‘Waarom wil je bij de krant? Tenslotte zijn kranten banaal, als je ze vergelijkt met boeken. Je kunt ook een boek schrijven.’

‘Net als jij.’ Hij had nooit een boek geschreven. Ze voegde eraantoe: ‘Kranten zijn elke dag anders.’

‘Dat is het geruststellende van boeken. Ze blijven rustig op je wachten, in de kast.’

[pagina 235]
[p. 235]

Toch zou hij alles hebben willen weten van haar opdracht. Als het even kon met haar meegaan, het huis van de Coumansen in. Een praatje maken, op zijn bekende manier. Aardig en voorkomend, maar ironisch. Hij geloofde niet in wonderen, haar vader. En hij hield van kerken, middeleeuwse beelden, het verschoten blauw van een Maria, de stupide grijns op het gezicht van een Jezuskind.

‘Mijn dochter gaat een mooi artikel over u schrijven,’ zou hij tegen de Coumansen gezegd hebben. Hij was trots op haar.

‘Pappa, zal ik dit zelf even regelen?’

‘Weet u nog de juiste tijd, op de seconde? Hoe laat precies brak het bloed uit het beeldje. Dat is van het grootste belang.’

Hij duwde haar weg, schreef het artikel zelf, dat wil zeggen hij maakte aanstalten. Het was zijn bedoeling dat zij hem bevocht, haar zelfstandigheid op hem veroverde.

Hij hield van haar. Soms, als ze zaten te kijken naar een uitvoering waarin haar moeder speelde, voelde ze zijn hand op die van haar, hij viel in slaap. Meestal sliep hij niet meer dan een minuut of tien, maar in die korte tijdsspanne raakte hij de ontwikkeling in het stuk kwijt, zodat hij haar toefluisterde: ‘Wie is die vrouw.’

‘Dat is Doenjasja, het kamermeisje,’ trots dat zij de naam wist.

‘Geen schoonheid,’ fluisterde hij terug. ‘Is je moeder al geweest?’

Hij vroeg, toen ze naar een wat hij noemde ‘echte’ voorstelling waren gegaan: ‘Op wie zitten die twee te wachten?’

‘Stil nou. Dat weet je best.’ Hij pakte het programma van haar schoot en sloeg het open. ‘Pappa,’ zei ze ongeduldig. Hij bracht zijn mond naar haar oor en fluisterde: ‘Wie is dat, die Godot. Zullen we gaan roepen dat hij nu meteen moet komen?’

Hij wist het allemaal gedetailleerd. Hij had alleen geen zin zich doodserieus te gedragen in het gezelschap van zoiets kostbaars als zijn dochter. Voor intellectueel vertoon vond hij haar te belangrijk.

Vanuit de hemel keek hij op haar neer. Misschien had hij God overgehaald de madonna op een ongebruikelijke plaats te laten bloeden. Opdat zijn dochter haar eerste opdracht met des te

[pagina 236]
[p. 236]

meer glans kon vervullen. ‘Doe het nou maar,’ had hij gepleit. ‘Ik weet zeker dat ze goed is.’

Zij liet hem praten in haar geest. Als hij zich werkelijk met haar kon bemoeien, had hij haar naar een congres van architecten gestuurd. Of naar een bijeenkomst van museumdirecteuren. Naar de opera van Venetië, nadat die in brand was gestoken. Of hij had een altaarstuk laten dansen, La Gioconda een rood oog gegeven, waaruit paardenbloed brak.

‘Weet je het?’ vroeg hij. ‘Weet je nog steeds waarom je bij de krant wou?

 

Soms, dicht tegen zijn dood aan misschien erger dan voorheen, haatte hij de wereld in al haar geledingen, oprecht en woedend. Wanneer mensen met meer macht dan hij hem lieten beseffen hoe marginaal hij was. Misschien, bedacht zij later, was zijn toenemende woede een voorafschaduwing van de dood, het plotseling wanhopige besef dat de gebouwen waarvoor hij zich inspande het langer zouden uithouden dan hijzelf. Tonnen puin werden uitgestort over zijn geest en hij vroeg zich angstig af wie hem dat aandeed, wie deze brutaliteit op zijn geweten had.

Zij keek naar zijn wit weggetrokken gezicht. ‘Wat is er met je?’

‘Niet zo'n goede dag,’ mompelde hij. Hij pakte haar hand.

Hanna boog zich naar haar vader en maakte die kleine, oude hand warm, wreef over de vingers, de plaats waar hij een ring gedragen had. Alsof zij zelf zo vitaal was dat zij haar vader tot leven kon brengen, moed kon laten vatten.

De hotelkamer benauwde haar. Zij trok haar jas aan en ging de straat op. Plotseling waren er veel mensen op de been. In de verte hoorde zij sirenes.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken