Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een vrouw als een gedicht (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een vrouw als een gedicht
Afbeelding van Een vrouw als een gedichtToon afbeelding van titelpagina van Een vrouw als een gedicht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (4.08 MB)

ebook (3.23 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Illustrator

Lisa Couwenbergh



Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een vrouw als een gedicht

(1980)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

Formules

Laatst had een van mijn kennissen een nieuw huis betrokken, een behoorlijk eind bij ons uit de buurt. Ik schreef een briefje met felicitaties en betrapte me er toen op dat ik het volgende op papier zette: ‘Ik zal je graag eerdaags komen opzoeken. Dat meen ik.’

Onmiddellijk na het schrijven van die laatste woorden dacht ik: dat meen ik? Waarom zou ik het niet menen? Waarom moet ik achter mijn belofte de aankondiging zetten dat ik het meen? Kun je dan ook dingen zeggen of schrijven die je helemaal niet meent?

Het antwoord op die laatste vraag is natuurlijk niet zo moeilijk. Want ik zeg zo vaak dingen die ik niet meen. Ik maak me er vaak van af door iets op te merken waar ik niet achter sta.

Een formule, om eventuele plooien bij voorbaat glad te strijken. Of om een einde te maken aan een gesprek.

Zo neem ik wel eens van iemand afscheid met de volgende aansporing: ‘Zeg, je moet eens bij ons langskomen.’ Ik ben eens op iemand gestuit die dat ook inderdaad deed, en omdat ik mijn uitnodiging in Rome had gedaan, kon ik mijn gast, toen hij de dag voor oudjaar verkleumd bij mij op de stoep stond, niet na een dag wegsturen. Sinds die tijd ben ik voorzichtiger geworden, maar toch overkomt het me nog wel eens dat ik iemand uitnodig zonder dat ik hoop dat hij inderdaad op een dag voor mijn deur zal verschijnen.

Andersom gaat het ook vaak zo: iemand nodigt mij uit, maar ik ga niet. Of: ik zeg van harte toe dat ik zal komen. Maar geen haar op mijn hoofd die eraan denkt.

Toch gaat het hier om belangrijke dingen. Wij leven niet alleen op deze wereld. Wij zijn ons er ook diep van bewust dat wij niet alleen kunnen leven. Het hoogste dat wij kunnen

[pagina 30]
[p. 30]

bereiken is dat wij onze intimiteit met iemand anders delen. (Sommigen vinden het hoogst bereikbare dat zij met zichzelf weten te leven.) Sociaal leven, leven in een gemeenschap, betekent gezamenlijk het leven van alledag het hoofd bieden. Dat betekent: samen de tijd doorkomen, samen dingen tot stand brengen.

Persoonlijk wil ik maar met heel weinig mensen iets tot stand brengen. Ik wil mij maar aan verbazend weinig mensen uitleveren door hen mijn tijd beschikbaar te stellen.

Zelf vind ik dat een uitstekende eigenschap, hoewel sommigen daar anders over denken. In ieder geval is het zo dat ik gedwongen sociale evenementen, bij voorbeeld verjaardagen in de familiekring, waar mensen samenkomen die elkaar niet hebben uitgezocht, bezoekingen vind, aantastingen van mijn vrijheid zelf mijn gezelschap uit te kiezen.

Kortom: met anderen verkeren is een moeizame zaak. Er zijn maar weinig mensen die ik langer dan een kwartier als mijn gezelschap wens. Maar zijn er mensen die er anders over denken? Waarschijnlijk wel! Slechts de somberste veronderstelling wat dit betreft kan de waarheid benaderen.

Hoe we ook over gezelschap denken: we komen met mensen in aanraking. Op een feestje, op ons werk, er zijn mensen met wie we iets regelen, met wie we op een ontspannen manier iets bespreken. Wij willen die mensen niet voor het hoofd stoten, zo zijn we ook weer niet. Wij willen hen - oplichters en ijdeltuiten die wij zijn - laten merken dat ze niet niets voor ons zijn. Omdat wij hoe dan ook van elkaar afhankelijk zijn, willen wij dat benadrukken, toegeven, duidelijk laten worden.

En daarom bieden wij die anderen het kostbaarste wat wij bezitten: onze tijd.

Wij bieden deze aan via een formule, een beleefdheidsfrase.

Wij bieden hen iets aan, maar - let op! - de formule op zich duidt wel aan dat wij het niet echt menen. Wij zeggen: ‘Kom eens langs,’ maar wij bedoelen daar iets anders mee. Wij bedoelen ermee te zeggen: ik stel je op prijs, onze ontmoeting is geslaagd, kan nog wel eens worden voortgezet. Maar wanneer de ander de formule niet begrijpt en de uitnodiging letterlijk opneemt (of wanneer hij een klaploper is, zoals mijn Romeinse gast, die van plan was een maand te blijven), dan zitten we mooi in het schip.

[pagina 31]
[p. 31]

Als ik echt wil dat iemand bij mij langskomt, zal ik het anders zeggen. Of ik trek mijn agenda en maak een afspraak. We kunnen de taal gebruiken om ons van dingen af te maken. Dat is een goede functie van de taal. Want stel je voor dat je iedereen volstrekt persoonlijk moet benaderen, dat je geen clichés en spreekwoorden bij de hand hebt om verbindingen te leggen op moeilijke punten van het gesprek. Stel dat we dat niet konden, wat zouden we dan moe en verward raken. We zouden contacten niet aankunnen. Zelfs de melkboer werd een onoverkomelijk struikelblok. Want wij zouden hem te woord moeten staan op dezelfde intieme en persoonlijke manier waarop wij onze beste en tederste vriend benaderen. Na deze beschouwing wens ik mijn lezers het beste. Dat betekent: ik wens hen inderdaad alle goeds toe, maar die zin heeft nauwelijks een betekenis omdat ik ze niet ken en ze ook moeilijk iets persoonlijks toe kan wensen. Maar iemand het beste toewensen is natuurlijk wel een gemakkelijke manier om een gesprek te besluiten. En bovendien: als je dat zegt, weet die gesprekspartner ook dat het onderhoud is geëindigd. Stel dat je iemand die maar door blijft praten dat op een andere manier aan zijn verstand moest brengen.

Misschien deden ze dat in tijden waarin de taal nog niet tot zo'n verfijnd instrument was ontwikkeld. Ze gaven elkaar gewoon een klap op het hoofd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken