Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dwars door 't leven (1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dwars door 't leven
Afbeelding van Dwars door 't levenToon afbeelding van titelpagina van Dwars door 't leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.65 MB)

Scans (507.12 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dwars door 't leven

(1887)–Edmond de Geest–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina II]
[p. II]
Mijnen Noord-Nederlandschen vriende Jos. ten Berge, die mij noopte dit lang geschreven boek uittegeven, uit genegenheid en achting opgedragen.
[pagina III]
[p. III]

Voorwoord.

Onder den titel ‘Dwars door 't Leven’ schreven wij, reeds geruimen tijd geleden, eenen roman. Voor ongeveer drie jaren, namen wij de moeite dezen, met een bepaald doel, gansch om te werken, en toch bleef het gewrocht als handschrift, met het stof des tijds bedekt, vergeten in onze kas liggen.

Waarom het zoolang van het licht verstoken bleef, vraagt de lezer wellicht, als hij er straks iets goeds in vindt. Iets goeds? Voor den lezer kan het vraagteeken twijfel inhouden; de schrijver, o, die vindt er altijd iets goeds in. Wie is niet eenigszins in zijne eigene kinderen verblind?

De reden van ons stilzwijgen lag dan ook geenszins in het twijfelen aan de verdiensten van ons werk. Neen! Waarin dan?

Schrijvers hebben veeltijds hunne eigenaardige gedachten en begrippen. Zij scheppen zich een ideaal en streven naar een doel, dat wel eens buiten het bereik des menschen is; zoo schoon, zoo verheven kan dit zijn. Wij nu hadden ons het menschdom zoo lachend, zoo welmeenend voorgesteld, wij hadden zooveel gehoord van menschlievendheid, volksbeschaving, deugd, vrijheid en moedertaal, dat wij die woorden, welke steeds in den mond liggen van sommige personen, rechtzinnig opnamen en ons voorstelden, dat zij dan ook het wezenlijke doel waren van allen, die ze met eenigen schijn van overtuiging wisten te gebruiken. Helaas! de ondervinding moest ons leeren, dat wij ons bedrogen en weldra zagen wij, dat wij dwaalden, toen wij dachten met opene armen ontvangen te worden, van het oogenblik, dat wij ons met eenig talent en zeer veel overtuiging en goeden wil bij hen aansloten, die steeds dweepen met de woorden ‘moedertaal, vrijheid en volksveredeling’.

Begoocheld door een blind vertrouwen, dachten wij eenmaal ook onzen steen te moeten bijbrengen aan den grooten nationalen tempel van openbaar welzijn en volksveredeling. Wij kozen een letterkundig veld, waarop het ons toescheen het voorgestelde doel het best te bereiken en legden ons toe op het tooneel.

Het tooneel, dat niet alleen beschrijvingen, schetsen, bespiegelingen, maar ook handeling, boeiende handeling toelaat lachte ons vooral aanlokkelijk toe. Wij schreven dan eenige

[pagina IV]
[p. IV]

drama's en tooneelstukken, waarin wij wellicht blijk gaven van eenig talent, maar zeker van veel goeden wil en vertrouwen, tot het bereiken van ons doel, ons ideaal, de ontwikkeling van het volk, de bevordering der moedertaal, het stichten van het goede.

Tot onzen spijt ondervonden wij, dat het tooneel, dat bij uitstek geschikte veld van beschaving, wellicht nog lang braak zal liggen; misschien minder bij gebrek aan welwillende arbeiders om het te bewerken, dan bij mangel aan aanmoediging van wege hen, die, door hun toegekende voordeelen, uitsluitend tot taak schijnen te hebben: de volksverlichting en de bevordering der Nederlandsche taal, door middel van het tooneel. Ja, maar al te dikwijls worden de welwillende pogingen van jeugdige talenten miskend en de eerste geestdrift van hen, wier aanleg slechts behoefte heeft aan aanmoediging om dien in kunst te doen ontkiemen, wordt al te vaak door onverschilligheid afgekoeld, uitgedoofd.

Wij bedoelen geene opvoeringen in de schouwburgen onzer groote steden, door hulpgelden en toelagen ondersteund. Neen, die blijven voor den jeugdigen Nederlandschen schrijver, wat het water voor Neobé's vader was. Er zijn immers schoone, verdienstelijke vreemde stukken genoeg, zoodat men geene behoefte heeft aan oorspronkelijk Nederlandsche, nationale stukken. Het schijnt dat er nog eene andere hoedanig, heid, dan die van zeker talent te bezitten, noodig is, om het genoegen te smaken, laat ons maar zeggen het voordeel te genieten, van in onze schouwburgen opgevoerd te worden.

Van wege de tooneelgezelschappen is er voor den schrijver meer aanmoediging. Ongelukkiglijk kunnen deze slechts over beperkte middelen en elementen beschikken en wordt de opvoering van menig tooneelwerk moeilijk, zoo niet geheel onmogelijk. Onverschilligheid had ons dan ook aangevat.

Maar, wat heeft bovenstaande te maken met de uitgave van dit boek? vraagt gij, beste lezer. Dat hier te doen uitschijnen is ons dool. Het vergt eenige oogenblikken geduld.

***

In 1880 schreven wij een drama getiteld ‘De Werkstaking’ De drijfveer, die ons dat werk op touw deed zetten, was zekere leerstelsels, die slechts dienen om de kloof, die onge-

[pagina V]
[p. V]

lukkiglijk zoo dikwijls door wederkeerig ongelijk tusschen patroons en werklieden bestaat, in de maat der mogelijkheid, door het aantoonen van het verkeerde dier leerstelsels, krachtdadig te bevechten. De taak was voorzeker schoon. Wij dachten in onze poging tamelijk wel geslaagd te zijn. Daar wij echter ons eigen oordeel mistrouwden, uit hoofde der natuurlijke, bijna aangeborene voorliefde van elken schrijver voor zijne pennevruchten, verzochten wij eenige onzer meest gekende en gevierde schrijvers en deskundigen ons werk nauwgezet te beoordeelen, ten einde het volgens hunne aanmerkingen te wijzigen en te verbeteren. Wij vonden bij sommigen veel welwillendheid en zijn gelukkig hier nog hulde en dank te mogen toesturen aan allen, die ons zoo gulhartig als onbaatzuchtig hunne beoordeeling en opmerkingen mededeelden. Ook moeten wij met genoegen bekennen, dat alle beoordeelingen hoogst vleiend voor ons waren en wij, wat zeker zelden gebeurt, meer lof dan afkeuring inoogsten.

Wij zijn gelukkig hieronder de vleiende beoordeeling te geven, die onzen gevierd en en wereldberoemden schrijver Hendrik Conscience ons in eenen brief uit Brussel op 12den Maart 1880 toezond.

 

Mijnheer en Vriend,

 

Ik heb uw drama ‘De Werkstaking’ met uiterst genoegen gelezen. Het is wel gevonden; de stijl is levendig en klaar, de ontploffing van het grauwvuur zeer schilderachtig vertoond, en de ontknooping aandoenlijk en schoon.

Evenals voor alle werken, die eene zoo breede en afgeteekende strekking hebben, zou men hier kunnen aanmerken, dat het leerend gedeelte eene groote ruimte inneemt, en het eigenlijk drama in zijne ontwikkeling ietwat belemmert; maar het voorgestelde doel is niet anders te bereiken. Gij blijft in uwen stijl zooveel mogelijk bij de volkstaal; dit is alleszins aan te prijzen.

Geteekend: Conscience.

 

Het overige van den blief had betrekking met eene reis, die onze beroemde schrijver in ons gezelschap ontworpen had naar Italië te doen, maar waarin hij door tijdelijke ongesteldheid verhinderd werd.

[pagina VI]
[p. VI]

Het stuk werd dan ook tot het dingen naar Staats-premiën toegelaten.

Later kwam het met het werk ‘Jane Shore’ van den heer Frans Gittens in aanmerking voor den driejaarlijkschen prijs van tooneelletterkunde.

Lang duurde de strijd, lang liet zich de uitslag wachten. Maanden vóór de uitspraak hadden Antwerpsche en Brusselsche bladen echter reeds meermalen gemeld, dat de prijs aan ‘Jane Shore’ was toegekend.

De heer Emanuel Van Driessche, letterkundige te Elsene, aan wien wij ter gelegenheid van eene voordracht, die hij in Lokeren kwam geven, het aangekondigde nieuws mededeelden riep verbaasd uit: - Maar, dat is onmogelijk, alhoewel lid van de Jury weet ik daar niets van; onze vergadering van heden, waarin wellicht eene bepaalde beslissing zou genomen worden, is opzettelijk uit hoofde mijner gedwongene afwezigheid verdaagd. ‘C'est un ballon d'essai!’. Het voorbarige nieuws werd eindelijk toch bewaarheid.

Van waar toch, en met wat doel, die zonderlinge proefballonnetjes?

Maar sluiten wij de omschrijving.

Wat voorgaat had ons de zekerheid gegeven, dat er werkelijk iets goeds in ons werk lag en wij ons doel, de volksverlichting en de bevordering der moedertaal door het tooneel, ten deele bereikt hadden.

Gesteund vooral door het feit, dat ons werk onder de beste, van het driejaarlijksch tijdvak moest gerekend worden, daar de beslissing zóó lastig, zóó langdurig geweest was, rekenden wij zeker op het recht, het voorrecht, ons werk in onze groote schouwburgen te zien opvoeren.

Wij wachtten dan ook met ongeduld naar het verslag van de jury voor het 9de driejarig vak van tooneelletterkunde, ten einde, met dat stuk gewapend, aan de bestuurders onzer groote tooneelen ons werk aan te bieden en opvoeringen te verzoeken.

De prijskamp waaraan meestal onze tooneelschrijvers deel namen, is sedert jaren geëindigd, uitspraak is door de jury gedaan, de prijs toegekend en uitbetaald, maar.... het belangrijkste van al, het leerzame voor den schrijver, de wettigheid

[pagina VII]
[p. VII]

der uitspraak, HET VERSLAG bleef onderwege.

Spijtig is dergelijk feit, hoogst spijtig! want het is een ontmoedigend verschijnsel, uitgaande van hen zelven, die voor taak hebben den driejaarlijkschen prijs van tooneelletterkunde als aanmoediging toe te kennen.

Voor hem die bekroond is, bestaat gewis de grootste aanmoediging in het vernemen der hoedanigheden van zijn werk, die de beslissing van de jury uitlokten; voor de andere schrijvers is een enkel woord, een wenk soms voldoende, om hen in het vervolg voor zekere zwakheden en gebreken te vrijwaren.

Hoe bezadigd men zij, hoe welwillend men het besluit van de jury wille aannemen, toch rijst uit den aard zelve van het feit harer onthouding van de bespreking der stukken een dilemma, dat men moeielijk van zich kan werpen, zoo natuurlijk welt het op.

Of de jury schreef geen verslag, daar zij al te zeer van het ‘Dolce Far Niente’ ingenomen is, en dan blijft de vraag, tot hoever kan men deze vertrouwen in het veel lastiger werk van het grondig onderzoek der stukken, en welke waarde is aan hare beslissingen te hechten?

Of de jury.............................................................

Maar neen!... Indien de heeren rechters vrede hebben met hunne handelwijze in deze uitspraak, wij nemen vrede met hunne stilzwijgenheid.

Ziende dat ons doel onbereikt bleef, en tevens overtuigd door de menigvuldige blijken van goedkeuring, dat ons drama eene goede, heilzame strekking had, ontstond in ons de gedachte een roman te scheppen waarin het onderwerp ‘De Werkstaking’ andermaal eene rol zou spelen, waarin wij ons rechtstreeks, zonder bemiddeling van het tooneel, tot het Nederlandsch lezend publiek zouden wenden, en heden, beste lezer, hebben wij het genoegen u ‘Dwars door 't Leven’ als vrucht van dit besluit aan te bieden, overtuigd dat de beste jury de Openbare Meening is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken