Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verhalen uit den ouden tyd (1854)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verhalen uit den ouden tyd
Afbeelding van Verhalen uit den ouden tydToon afbeelding van titelpagina van Verhalen uit den ouden tyd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.61 MB)

ebook (2.81 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verhalen uit den ouden tyd

(1854)–Pieter Geiregat–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 97]
[p. 97]

VII.

In de oude stad Gent, die toen reeds zoo magtige gemeente van Vlaenderen, vierde men een groot en luisterlyk feest: het was de inhuldiging van Graef Fernand, die na eene gevangenschap van twaelf jaren en vyf maenden weder in zyne staten terugkeerde. De straten, waer hy doortrekken moest waren getooid met groen en bloemen; eerebogen verhieven zich hier en daer trotsch en prachtig, standaerden en bannieren vlogen op en neêr door den wind bewogen, en de gilden en ambachten in marschorde geschaerd, blonken heerlyk in de zon, met hunne glinsterende wapens en schilden. - Het was schoon om zien!

Daerby luidden jubelend al de klokken van al de kerken en kloosters, groot in getalle, en weergalmde langs alle zyden het schelle klaroen en trompetten geschal. Dit was verrukkelyk om hooren, en vervulde met blydschap en vrolykheid, al wie een vlaemsch hert in de borst voelde kloppen. Ook krielde het alom van volk.

Buiten de stadspoort, langs waer men naer Frankryk en Ryssel trok, stonden er in groep geschaerd, een bejaerd man en vrouw, en een jongeling en jong meisje. Met de grootste nieuwsgierigheid keken zy den weg op, langs waer de Graef aenkomen moest.

Weldra zag men in de verte eene stofwolk in de lucht stygen; daerop onstond er een dof gemurmel onder de byeengeschaerde volkshoopen, en dat gemurmel liep als een snelle vlietstroom verder en verder voort, en verspreidde zich in de stad. Weldra stegen uit het verward

[pagina 98]
[p. 98]

gedruisch verschillende geroepen, en onder andere klonk het uit veler mond:

- Ze zyn daer! Zy komen! ha! ha!

En daerop stootte en verdrong men elkander om eene schoone plaets te bekomen, ten einde den stoet in zyn geheel te kunnen zien. Zoo waren er ook die poogingen in het werk stelden, om de vier bovengenoemde lieden achteruit te dringen, doch zy hielden goed stand, en schenen zich om geen stamp of stoot te bekreunen. Het was als of zy geen gevoel in het lichaem hadden, zoo zeer scheen de nieuwsgierigheid en een brandend verlangen hunnen geest bezig te houden.

- Man, - sprak de vrouw, - myn hert is zoodanig in beweging, dat het als van zyne plaets wil: het klopt zoo hevig, o zoo hevig! Ik vrees te sterven van blydschap als ik hem zien zal. Reeds meer dan elf jaren dat wy hem missen: wat zal hy veranderd zyn!

- Tracht toch uwe aendoeningen wat meester te worden, vrouw; anders verandert onze vreugde nog in droefheid en kommernis: hou u kloek, en leun op mynen schouder.

De vrouw klemde zich aen den schouder van haren echtgenoot langs de eene zyde, en leunde langs de andere zyde op den arm van den jongeling, die haren zoon scheen te zyn. De stofwolk naderde meer en meer, en liet eindelyk ruiters zien, die in draf kwamen aengereden. Toen bestond er geen twyfel meer: het was wel Graef Fernand en zyn gevolg die in aentogt waren. Als men hiervan de verzekering had, steeg de aendoening der vrouwe ten hoogste, en zy beefde als een riet.

- Staek toch dat beven en hou u kloek, - sprak de man.

- Ik kan niet, neen, ik kan niet, - stamelde de vrouw.

[pagina 99]
[p. 99]

De stoet ruiters naderde meer en meer; eindelyk waren zy de plaets naby, waer de man en de vrouw, de jongeling en het meisje zich bevonden. De lucht weêrgalmde van het geroep:

- Leve Graef Fernand!

De Graef reed te midden, en bedankte het volk voor de hem bewezene hulde en eerbied, met zwierigen groet en stillen glimlach. Nevens hem reed er een jongeling, die zich statig en deftig op zyn paerd hield, en prachtig gekleed was met den degen aen de zyde en eenen hoed met pluimen op het hoofd, als ware hy een edele schildknaep. Nauwelyks hadden de man en de vrouw eenen blik op dien jongeling geslagen, of zy riepen te gelyk uit:

- Willem!

- Myn zoon!

Een vader en eene moeder vergeten niet ligt de wezenstrekken van hun kind, en in den jongeling van vyf en twintig jaren herkenden zy nog hun kleinen Willem, die hen elf jaren geleden verlaten had!

Nauwelyks had Willem dien uitroep verstaen, of hy sprong van zyn paerd, en lag in de armen van zynen vader en zyne moeder. De gelukkige Wanna viel onder die eerste ontroering van blydschap in bezwyming, doch hare handen bleven die van haren zoon gekneld houden, terwyl de vader hem aen het hert drukte, en hem by gebrek aen woorden voelen liet, hoe zeer daerin de liefde voor hem klopte. Weldra kwam de moeder uit hare bezwyming; zy opende het oog, en lang staerde zy haren zoon aen, en lang hield zy zyne handen in de hare geklemd, vooraleer zy de magt had op hare beurt haer hert aen het zyne te verwarmen. Hoe gelukkig scheen zy, toen zy in staet was hem eenen kus op de wangen te drukken en uit te roepen:

- O God! heb dank! gy hebt het gebed eener bedroefde

[pagina 100]
[p. 100]

moeder verhoord. Een teer en zwak kind werd my ontnomen, maer nu is er my een volwassen zoon, kloek en vroom terug geschonken!

Weldra had ook Willem zynen broeder en zuster vuriglyk omhelsd, en was hy zoo vol vergenoegen, dat hy uitriep:

God! men zou elf jaren willen lyden, om eens in zyn leven zulk eenen dag van geluk en vreugde te mogen genieten!

Wie dat treffend tooneel met de grootste belangstelling aenschouwde, was graef Fernand. Het deed hem zoo goed aen het hert zynen jongen vriend nu volop gelukkig te zien!

Terwyl Willem zich met zyne moeder onderhield, stapte hy van zyn paerd, trad regt op Daen Dikaert, en stak deze de hand toe, onder het uiten der woorden:

- Daen Dikaert, myn beste jager en trouwste dienaer, ik heb niet vergeten dat gy in den ongelukkigen slag van Bouvines myn leven hebt gered; er is nog een paerd voor u; bestyg het, en neem uwe plaets in den stoet aen myne zyde; - en dan zich tot Willem wendende, - kom, myn vriend, kom, de stoet kan niet stil blyven, en zonder u kunnen wy niet voorwaerts!

- O heer Graef, - smeekte Wanna, trek hem zoo spoedig niet van ons af; schei ons zoo gauw van elkander niet: denk dat ik zyne moeder ben!

- Ik zou een ondankbare zyn, brave vrouw, - hernam de Graef, - zoo ik dit vergeten moest. Binnen een goed uer ziet gy Willem weêr, en dan zal het voor lang zyn, en hy zal u goed nieuws weten te melden.

- Ga dan, Willem, - sprak Wanna in volle onderwerping, terwyl zy haren zoon na hem nog een laetsten kus te hebben gegeven, losliet.

Nu begaf de stoet zich weder in aentogt, en trok stede-

[pagina 101]
[p. 101]

waerts. Gravin Joanna reed haren echtgenoot te gemoet, verwelkomde hem met allerhande bewyzen van liefde en genegenheid, en onder het gejuich eener verrukte en in geestdrift vervoerde volksmenigte greep de intrede plaets: de graef reed tusschen Daen Dikaert en Willem.

In de groote zael van 's Graven kasteel aengekomen, beklommen de Graef en de Gravin eenen troon, en op verzoek van den eerste moesten Daen Dikaert en Willem zich neêrzeten op eene eereplaets, die zich niet verre van den troon bevond.

Na vele gelukwenschingen van magistraten en hooge ambtenaren en magtige edellieden ontvangen te hebben, sprak de Graef tot Daen Dikaert:

- Braven vader van den braefsten aller zonen, zeg my wat gy verlangt om volop gelukkig te zyn?

- Heer Graef, ik bezit eene ruime hut, waerin ik nu met myn gezin behoorlyk ben gehuisvest, daerby een stukje land om voor ons eigen gebruik te bewerken; eene koe die ons melk en boter geeft; eenige schapen die ons wol leveren; en jaerlyks vetten wy een zwyn, dat ons voedt met zyn vleesch: ik ben daerby de dienaer uwer Gravelyke Hoogheid, en de slaef van niemand meer: wat zou er my ontbreken om gelukkig te zyn, nu vooral dat myn oudste zoon, myn Willem, my is weêrgegeven?

Zoo antwoordde de brave vader.

- Daen Dikaert, - hernam de Graef, - gy leert my dat brave, eenvoudige lieden niet veel behoeven om vergenoegd te kunnen leven.

- En gy, Willem, verlangt gy niets?

- Niets, dan dat uwe genadige hoogheid lange jaren Vlaenderen zou mogen regeeren in geluk en voorspoed, en dat ik uw allergetrouwste dienaer zou mogen blyven.

Dit was het antwoord van den goeden zoon. Zoo zeer

[pagina 102]
[p. 102]

behaegde het den Graef, dat hy Willem op staenden voet, in byzyn van gansch het hof tot zyn eersten schildknaep verhief, en hem eene schoone jaerwedde vergunde.

Zoo liep die plegtigheid ten einde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken