Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ongeziene blikken. Nabeschouwingen bij de Geschiedenis van de Nederlandse literatuur (2017)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ongeziene blikken. Nabeschouwingen bij de Geschiedenis van de Nederlandse literatuur
Afbeelding van Ongeziene blikken. Nabeschouwingen bij de Geschiedenis van de Nederlandse literatuurToon afbeelding van titelpagina van Ongeziene blikken. Nabeschouwingen bij de Geschiedenis van de Nederlandse literatuur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

Scans (2.61 MB)

ebook (3.76 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ongeziene blikken. Nabeschouwingen bij de Geschiedenis van de Nederlandse literatuur

(2017)–Arie-Jan Gelderblom, Anne Marie Musschoot–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 83]
[p. 83]

Aantekeningen

[pagina 85]
[p. 85]

Geschiedenis

Over de aanvankelijke bezwaren tegen literatuurgeschiedenis en het geleidelijk accepteren ervan zie ook Musschoot 2013. Cullers formulering is de titel van hoofdstuk 1.2 in Culler 1983. De omschrijving ‘A kind of necessary failure’ en de daaropvolgende opmerking over de diversiteit van oriëntatie en doelstellingen, bij Valdés 2002: 63. Het standpunt van Barthes over de dood van de auteur wordt geciteerd naar Barthes 1984: 67. Rorty 1989 gaat uitgebreid in op de ‘contingency’ die onze kennis bepaalt. Perkins 1992: 16 adviseert om ‘plausibele’ verklaringen te geven: ‘Though the past is finally inaccessible, we can reasonably require that interpretation of it be plausible’. Hij ziet traditie in de literatuurgeschiedenis als een ‘self-corrective dialogue that continues over generations’ (Perkins 1992: 113). De panoramische methode die Hollier toepast in A New History of French Literature wordt kort toegelicht in de ‘Introduction’ van Hollier 1989: xix. Een deel van het citaat ook op de website www.hup.harvard.edu. De wervende aanbieding ‘A panorama of literature’ staat op de wikkel om het voorplat van het boek. De standpunten van Greenblatt en Hutcheon worden samengevat in hun respectieve bijdragen aan Valdés 2002.

En in de Nederlanden

‘[H]oe het zou moeten kunnen en toch niet echt kan’ is de ondertitel van Van Gorp 1985. Het oordeel van Margaretha Schenkeveld over literatuurgeschiedenis ‘als respectabel en noodzakelijk vakonderdeel’ in Schenkeveld 1985: 287. ‘Dit is echter geen reden om het na te laten’ is de slotzin van Grootes 1988-1989; het voorafgaande citaat over de veroordeling ‘tot het leveren van een onbevredigend compromis’ aldaar op 255.

In Fokkema en Ibsch 1992 opent Fokkema het door hem geschreven hoofdstuk ‘Literatuurgeschiedenis’ met de vaststelling dat ‘de historische beschrijving van het literaire verleden een hybride aangelegenheid’ is (1992: 64); de ‘algemeen vormende, culturele functie van literatuurgeschiedenis’ en verdere citaten ibidem: 83 (met verwijzing naar Grootes 1989). De ‘Apologie van de literatuurgeschiedenis’ (Fokkema 1997) was een lezing die in december 1996 op uitnodiging van de Spaanse Vereniging voor Algemene en Vergelijkende Literatuurwetenschap in Madrid werd gehouden.

Literatuur en context

De Geest is geciteerd naar zijn bijdrage in Bekkering en Gelderblom (red.) 1997: 21. Dat het onderzoek naar de inbedding of context van de literatuur impliceert dat de gnl ook als een ‘cultuurgeschiedenis aan de hand van literaire bronnen’ kan worden gelezen, is een conclusie waartoe Joep Leerssen kwam in zijn recensie van het deel over de achttiende eeuw in de Republiek (Leerssen 2014: 126).

[pagina 86]
[p. 86]

De canon anders bekeken

Over de behandeling van traditionele beelden en verhalen zie Brems 2007: 15. ‘De achterkant van de traditie’ is de titel van de recensie die Kees Fens in de Volkskrant van 8 december 1997 wijdde aan Met en zonder lauwerkrans (Schenkeveld-van der Dussen 1997). Tijdens voorbereidende besprekingen van de gnl werd dikwijls gesproken over ‘de achterzijde van de canon’, in het bijzonder door Riet Schenkeveld-van der Dussen. Nieuwenhuys 1972: 341 begint zijn hoofdstuk xv met de paragraaftitel ‘De jonge Hollandse vrouwtjes’ en herhaalt het verkleinwoord meermalen in de rest van het hoofdstuk. Het wordt zowel op de schrijfsters toegepast als op hun literaire personages. Op 346 bijvoorbeeld: ‘Annie Salomons (geb. 1885) was niet zo'n heel jong vrouwtje meer toen ze in december 1924 in Indië aankwam’.

Diversiteit

De uitdrukking ‘Hollandse expansie’ is hier gekozen als echo van Kloeke 1927. Van Oostrom 2016 reflecteert op de functie van de letterkundige neerlandistiek in het digitale tijdperk.

De voorbereidingen

Citaten zijn ontleend aan het Samenvattend raadsadvies literatuurgeschiedenis van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren van 13 maart 1997, p. 1 en het uiteindelijke projectvoorstel in het Besluit van het Comité van Ministers over een nieuwe literatuurgeschiedenis van 15 oktober 1997, p. 4 par. 7 en p. 2 par. 1.

Dat de eerdere plannen van Frits van Oostrom weer ‘zeer actueel’ werden na het voltooien van Maerlants wereld getuigde hij tijdens de studiedag op 17 januari 1997; zie zijn slotlezing op die dag in Bekkering en Gelderblom (red.) 1997: 75-79; citaat op 79. In Bekkering en Gelderblom (red.) 1997 ook een volledig verslag van de conferentie op 17 januari 1997, met alle teksten van de sprekers.

Indeling

Knuvelder relativeert zijn periodebenaming enigszins door het gebruik van aanhalingstekens: ‘achttiende’ eeuw (Knuvelder 1977: 443). Over de verhouding tussen verandering en continuïteit: Gelderblom en Musschoot 2000a.

Noord en Zuid

Albert Verwey constateerde de ‘vermenging op voet van gelijkheid’ in een lezing van 1933, ‘Noord en Zuid in de jaren '90’, opgenomen in de bundel Keuze uit het

[pagina 87]
[p. 87]

proza van zijn hoogleraarstijd (1925-1935), ed. M. Nijland-Verwey (1956). Meer hierover in Musschoot 1994: 13-38.

Citaten van Joost Kloek in diens afscheidsrede Een scheiding van tafel en bed (2004: 12, 18-19). Kloek gebruikte enige tijd ‘Twee overzijden’, uiteraard een verwijzing naar Nijhoffs gedicht ‘De moeder de vrouw’, als werktitel voor het door hem te schrijven deel. Onder anderen Joep Leerssen meende dat het een gerechtvaardigde keuze was Noord en Zuid in de achttiende eeuw in aparte banden te behandelen (Leerssen 2014: 126); dat Noord en Zuid vanaf de negentiende eeuw dan weer samen bekeken moeten worden, werd expliciet aanbevolen door Schenkeveld 2012: 239.

Resultaten en reacties

Dat literatuurgeschiedschrijving ‘de laatste jaren weer hoog op de agenda van de letterkundige neerlandistiek stond’ in 2006, wordt vastgesteld door de themaredactie van het tijdschrift Nederlandse letterkunde 11 (2006) nr. 3, Els Andringa, Sophie Levie en Mathijs Sanders.

De kritiek op het ‘opgelegde Taalunieperspectief’ werd het scherpst geformuleerd door Geert Buelens in een geheel aan de gnl gewijd nummer van Nieuw Zuid (Buelens 2006: 6-15, citaten op 8-9). In het ‘Ten geleide’ noemt redacteur Erik Spinoy zelf de reacties ‘kittelorig en vuilbekkend’. In datzelfde nummer wordt het ‘overkoepelend perspectief’ ook door Janssens kritisch bekeken (Janssens 2006b). Een uitgebreide discussie van de Noord-Zuidkwestie ook in Janssens 2006a (slothoofdstuk; zijn kritiek op het ‘cultuurpolitiek voluntarisme’ op 243). Odile Heynders (2006) stelde bij het verschijnen van de eerste twee delen dan weer voorop dat de nagestreefde eenheid niet zichtbaar was en dat de Nederlandse literatuur ‘nooit een synthese’ zou worden.

In Oldenburg werd op 6 december 2006 een studiedag georganiseerd over de vraag of er één dan wel twee Nederlandse literaturen zijn. De bijdragen zijn gebundeld in Grüttemeier en Oosterholt (red.) 2008, waaruit blijkt dat het debat tussen de wetenschappers vol tegenspraken zit en de kwestie onoplosbaar is. De slotzin van het Voorwoord luidt: ‘Deze bundel toont een literairhistorische en institutionele differentiatie waarin een centraal perspectief zich moeilijk laat ontdekken.’ Met een meer beeldende conclusie: de weerbarstige materie lijkt op ‘een kubistisch schilderij, waarop men vooralsnog niet zal uitgekeken raken’ (ibidem: 7).

De aanvankelijke stelling dat we een literatuurgeschiedenis, niet een cultuurgeschiedenis wilden maken in Gelderblom en Musschoot 2000a: 153.

Een pleidooi voor ‘auteurschap’ als centrale focus van een nieuwe literatuurgeschiedenis is te vinden in Bouwmeester e.a. 2015.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken