Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dichtwerken (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dichtwerken
Afbeelding van DichtwerkenToon afbeelding van titelpagina van Dichtwerken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.33 MB)

XML (0.88 MB)

tekstbestand






Editeur

C.P. Tiele



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dichtwerken

(1869)–P.A. de Génestet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

Het Penningske der Weduwe.Ga naar voetnoot+

Markus XII: 41-44.
 
Al wanklend kwam zij toegetreden,
 
De zwakke vrouw, wier minnend hart
 
Nog bloedde van de versche smart;
 
Want, ach, het was zoo kort geleden
 
Sinds haar een trouwe gade ontviel,
 
De vreugd eens der gebogen ziel,
 
Met wien ze, ootmoedig en tevreden,
 
Het zuur verdiend maar daaglijksch brood,
 
Gekruid door lofzang en gebeden,
 
In vroomheid, liefde en vreê genoot.
 
 
 
En nu? die staf en steun in 't leven,
 
Haar alles was haar zijde ontroofd,
[pagina 68]
[p. 68]
 
Haar was alleen de zorg gebleven -
 
En biddend boog de vrome 't hoofd.
 
Want zwijgend in Zijn welbehagen,
 
Die kracht geeft om Zijn last te dragen,
 
Bleef haar, te midden van dien rouw,
 
Een burg, een tent van schaûwrijk lover,
 
Een schat, een heilig erfdeel over....
 
't Was Isrels God, Jehovah's trouw.
 
 
 
O wèl haar, wie Uw liefde sterkte,
 
Gij Man der weduw, vriendlijk God!
 
Die wondren in haar ziele werkte,
 
Bij al den weedom van haar lot.
 
Tot U rees in Uw tempelhoven,
 
Haar nooddruft brengende U ter eer,
 
Het loflied van haar ziel naar boven:
 
‘Hoe lieflijk is Uw woning, Heer!’
 
Want zij was één dier warmbezielden,
 
Dier heilgen uit den ouden stam,
 
Die voor hun God Jehovah knielden
 
In 't heilgeloof van Abraham!
 
 
 
Ook nu had ze in den heilgen tempel
 
Weêr troost gezocht, bij 't koestrend licht
 
Van 's Heeren lieflijk aangezicht;
 
Slechts bij 't verlaten van Zijn drempel
 
Bleef nog een dierbre liefdeplicht: -
 
En zie, met neêrgeslagen oogen,
[pagina 69]
[p. 69]
 
Beschaamd, verlegen, 't hoofd gebogen
 
Voor Hem, die al haar nooden wist,
 
Wierp ze alles, wat haar restte in 't leven,
 
- Verzuchtende of zij meer kon geven!
 
Haar penningske in Zijn offerkist.
 
 
 
Geen Farizeeuw of Schriftgeleerde,
 
Die luid Jehovah's naam vereerde,
 
Wien onder 't breedgezoomde kleed
 
Een hart sloeg, deelende in haar leed.
 
Te nietig was ze in 't oog dier grooten,
 
Die de armen uit Gods hemel sloten;
 
Geen, die een vriendlijk woord haar schonk,
 
Geen blik, die tot haar nederzonk....
 
Maar 't penningske was niet verloren!
 
Wat kleen en arm was en veracht
 
In de oogen van een dwaas geslacht,
 
Dat kleene heeft zich God verkoren....
 
En Die 't getuigde, vrouw, is dáár!
 
Hij rijst in 't midden van de schaar,
 
Uw offer heeft genaê verkregen!
 
Zijn stem, o zaalge, klinkt u tegen,
 
En 't woord is eeuwig, trouw en waar:
 
 
 
‘Voorwaar, Ik zeg u, de enkle penning
 
Van deze weduwvrouw geldt meer,
 
In 't heilig oog van d' Opperheer,
 
Bij wien geen maat is of miskenning,
[pagina 70]
[p. 70]
 
Dan 't geen heel de offerkist bevat,
 
O rijken, van uw trotschen schat!
 
Den overvloed is veel gebleven,
 
Maar deze heeft, in God verblijd,
 
Haar laatste nooddruft Hem gewijd....’
 
 
 
En de Englen hebben 't opgeschreven
 
In 't heilig Boek van 't eeuwig leven, -
 
Ga, vrouw, u wacht een heerlijk loon:
 
‘Dien penning hebt gij Mij gegeven,’
 
Verklaart Gods eenig groote Zoon.

2 Juni 1846.

voetnoot+
Dit versje is niets anders dan een Bijschrift, letterlijk gemaakt voor een gravure in den Muzen-Almanak, naar de bekende schilderij van den Heer J.A. Kruseman. Zoo gij er uwen Bijbel niet bij opslaat, zult gij misschien zeggen, dat het de verdienste heeft van ten minste zeer eenvoudig te zijn.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken