Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dichtwerken (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dichtwerken
Afbeelding van DichtwerkenToon afbeelding van titelpagina van Dichtwerken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.33 MB)

XML (0.88 MB)

tekstbestand






Editeur

C.P. Tiele



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dichtwerken

(1869)–P.A. de Génestet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 125]
[p. 125]

Aan een Heereboer.

 
Beminnenswaard, benijdenswaard
 
Uw keuze, uw weg, uw deel:
 
Het vrije land, de bloeiende aard,
 
De velden, golvend geel,
 
De blauwe lucht, de blonde zee,
 
Het schaduwrijk priëel,
 
Het beste werk, de zoetste vreê
 
En - 't wambuis van fluweel!
 
 
 
Vergeet, vergeet onze arme stad
 
En haar pantoffeldos;
 
Daar buiten blijve uw hart, uw schat,
 
Bij bloemen, heide en bosch!
 
Vergeten - en vergeten zijn
 
Is 't hechtst geluk op aard:
[pagina 126]
[p. 126]
 
't Geluk bij ons is last of schijn,
 
Geen zucht, geen afscheid waard.
 
 
 
Wij teren hier in damp en gas,
 
Verveling en fatsoen:
 
Gij rolt in koren, mos en gras,
 
En hupt in lucht en groen.
 
Ik stoot mij hier aan iedre kei
 
En hijg als levensmoê:
 
De frissche koelte van uw heî
 
Waait u het leven toe!
 
 
 
Wij sukklen en wij kuchen hier,
 
De poel is ongezond:
 
Dat ginds uw jonkheid bloeie en tier',
 
Word stevig, bruin en rond!
 
Daar knijpt geen hoest de dorre keel
 
Op Gelders heuvelkling;
 
De kwalen vliên voor 't woudgekweel
 
En 't geuren der sering.
 
 
 
Hier duurt des levens lente kort,
 
De mensch wordt spoedig oud!
 
De bloem van liefde en hoop verdort,
 
Het hart wordt stug en koud.
 
Beklaagbaar de arme, die gelooft
 
In bloemen, straal of lied!
 
De wijzen schudden koeltjes 't hoofd,
 
Want zij gelooven niet.
[pagina 127]
[p. 127]
 
Natuur, vertrouwde van haar God,
 
Die wijzer is dan wij,
 
Aêmt leven, liefde, lust, genot,
 
Haar stem is harmonij;
 
Zij zuivert, zij verjongt het bloed,
 
Zij troost in elke smart,
 
Zij strooit ons rozen in 't gemoed
 
En poëzie in 't hart.
 
 
 
Tot u spreekt iedre morgenstond:
 
Werk met vernieuwden lust!
 
En de avond fluistert zoet in 't rond:
 
Smaak, met de schepping, rust.
 
Met voorjaarsbloesem, wintersneeuw,
 
Of najaarsgeel bestrooid,
 
Gij, blijde telg der gouden eeuw,
 
Verveelt u ginder nooit!
 
 
 
Groei, jonker, saam met land en stand,
 
Sla nooit den tongval mis;
 
De hutspot van uw Gelderland
 
Zij 't sieraad van uw disch!
 
Geen spijs zoo hartig en gezond,
 
Die meer 't gehemelt streelt,
 
Dan vrucht gebouwd op eigen grond,
 
Met eigen hand geteeld!
 
 
 
Schaam 't grove brood, het grove kleed
 
En 't grove werk u niet;
[pagina 128]
[p. 128]
 
De beste dauw is 't eerlijk zweet,
 
Dat van uw voorhoofd vliet.
 
Wees de eerste knecht in eigen rijk,
 
Wees boer, met hart en vuist,
 
Wroet in uw goudmijn, - heide en slijk -
 
Met onversaagde knuist!
 
 
 
Uw sluimerende heidegrond
 
Ontwake nieuw en blijd;
 
Sluit' Moeder Aarde een schoon verbond
 
Met moed, vernuft, en vlijt!
 
Gij - trek partij van 't woeste land:
 
Natuur is mild genoeg,
 
Als maar de mensch zijn trage hand
 
Wil strekken naar den ploeg.
 
 
 
‘Werk!’ is een goede, groote wet -
 
Geen bittre zondestraf;
 
De kracht tot d' arbeid is 't gebed,
 
De rust van 't werk - het graf.
 
Waar arbeid en gebed zich paart,
 
Daar, o Verhoorder! rijz',
 
Uit stuivend zand en ledige aard,
 
Een lachend Paradijs!
 
 
 
Wel hem, die 't goud gedijen laat
 
In de omgeworpen kluit:
 
Natuur is de allerbeste Staat,
 
Die nooit haar schatkist sluit.
[pagina 129]
[p. 129]
 
Haar schatkist is een moederschoot,
 
Die vloeit in 't oogstgetij;
 
Natuur is mild en goed en groot,
 
En eerlijker dan wij.
 
 
 
Och, knip nu geen koeponnen meer
 
Met de ouderwetsche schaar;
 
Uw sikkel maai' ze heinde en veer
 
Van velden, vol en zwaar!
 
Uw akker schiete welig op,
 
Schoon Rus en rente daal'! -
 
Gij dankt voor iedren regendrop,
 
Voor elken zonnestraal.
 
 
 
Gij maakt uw schoonen naam bemind,
 
Dien de arme biddend noemt;
 
En 'k weet dat menig Geldersch kínd
 
Het snugger heerschap roemt.
 
Uw hoeve is menig Buiten waard,
 
Uw hof verrukt mijn oog;
 
De zegen lacht u toe uit de aard,
 
Bestraalt u van omhoog.
 
 
 
Toch, zie aandachtig in het rond:
 
Is 't paradijs volmaakt?
 
Denk aan den winteravondstond,
 
Die telkens weêr genaakt;
 
Denk, niet altoos blijft vader Cats
 
De Bijbel van uw stand,
[pagina 130]
[p. 130]
 
Schoon, als uw grond, vol gouden schats,
 
Uw wintertroost op 't land:
 
 
 
En dies, dat zoete liefdetrouw
 
Zich, onder 't needrig dak,
 
Een vroolijk, veilig nestje bouw,
 
Als 't duifje op d' eikentak.
 
Een nestje van het bloemfestoen,
 
Den rozenkrans der Mei!
 
Van de eerste bloesems, 't eerste groen,
 
Op uw herschapen heî!
 
 
 
Ik weet een jong, een blozend kind,
 
Als 't koren rank en blond,
 
Vol zoet gesnap als de avondwind,
 
Blij als de morgenstond;
 
Een frissche bloem, een eedle spruit,
 
Geen vreemde wonderplant:
 
Ik weet een blijde, blonde bruid,
 
Die lieft en leeft op 't land!
 
 
 
Waar zij treedt, treedt de winter niet,
 
Daar laat ze een rozenspoor;
 
Haar stem klinkt als een lentelied
 
Het somber najaar door;
 
Zij hoort in Edens lustwarand
 
Bij lieve zustren thuis,
 
Of - bij de bloemen van uw land
 
En in uw veilge kluis!
[pagina 131]
[p. 131]
 
Bloei', met uw heide, bloeie uw huis
 
Van zegen, onverpoosd!
 
Het veld weêrgalm' van 't oogstgeruisch,
 
Het huis van lachend kroost!
 
Hoor, hoor, hoe ginds de tortel kirt,
 
Hoe slaat de nachtegaal!
 
De lente strooit oranje en mirt:
 
Dát is orakeltaal!
 
 
 
Dat veld en woud en bloemenkoor
 
Mijn kunsteloozen zang
 
Welluidender in 's landmans oor
 
En zoeter dan vervang.
 
Het fluistert in den rozengaard,
 
Het ritselt in 't priëel:
 
Beminnenswaard, benijdenswaard
 
Uw weg, uw werk, uw deel!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken