Werken. Deel 6 (1908)

Werken. Deel 6

(1908)–Julius de Geyter– rechtenstatus

Auteursrecht onbekend

Onuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf II

Vorige Volgende


De driemaster ‘Het is een zoon, een flinke zoon!’ Riep dokter Brown, En lei den jongen man den eersteling op de armen. ‘Een zoon!’ vloog Arnold op, en hief Hem trots omhoog, den jongenlief: ‘O kind! gelijk een schild zal u mijn hart beschermen! U, Vrouw, een kus! Een zoon..... - mijn droom! Het worde een kerel als een boom!’ En stappend naar den berg die oprees in zijn gaarde, Dolf hij een put in de aarde. ‘Deze eikel, mompelde zijn mond, Deze eikel leg ik in den grond.....
[pagina 135]
En boven park en woning, Heffe eens een eik zijn kruin, Hier in mijn tuin, Gelijk een Koning. Maar trotscher staar mijn zoon eens rond!’ Door het hageloover Keek een buurvrouw 't aan: ‘Kom, zie gij erover Wat daar wordt gedaan.’ En zij tilt heur Antje Tot haar schouders op: ‘Kus eens met uw handje, Blonde kroezelkop!’ Het kindje zond hem kusjes toe: En Arnold blikte, Arnold knikte, Blij te moe, Dan ging hij henen, fluistrende: ‘Zoon, Word even lief en even schoon.....’ In het park is een boom ook voor Arnold geplant, Op den dag als zijn moeder hem baarde; 't Is een beuk, tegen onweer en stormen bestand, Onuitroeibaar geworteld in de aarde. Maar des grootvaders boom, maar de Den is de reus... ‘O, stondt gij op het dek van mijn driemast Den Geus!’ Had Arnold zijn lippen Eens laten ontglippen.
[pagina 136]
Doch, God zij geloofd! Geschud had zijn hoofd. Geen bijl zal hakken In stam noch takken! Zoolang de waarde, grijze man In hunne schaduw wandlen kan..... Uit de eikel is een eik gesproten En opgeschoten Reeds vijf, zes voeten boven 't gras. Twee kindren spelen daar, en rollen, En tuimelbollen, En schaatren of 't een hemel was. Daar zat een grijsaard in een stoel. Hoe zag hij 't aan met blij gevoel! De kindjes komen, klautren samen, Met zoete namen, En rijden ‘paêrdjen’ op zijn knien; Door beider haar laat hij in 't rijen Zijn vingers glijen, Omdat ze elkaar zoo gaarne zien.

Vorige Volgende